Griffierecht (ook wel bekend als vastrecht) is een bedrag dat een procespartij moet betalen voordat hij mag deelnemen aan een procedure.
Normaliter verhoogt de minister de civiele griffierechten jaarlijks. Maar voor 2023 maakt minister Weerwind een uitzondering. In plaats van de griffierechten te verhogen met het consumentenindexcijfer van juli 2022 (10,29%), blijven de griffierechten op het niveau van 2022. De reden hiervoor is de aanstaande Wet verlaging griffierechten.
Wet verlaging griffierechten
Deze wet (nu nog een wetsvoorstel) ziet op het aanpassen van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (‘Wgbz’). In de Wgbz staan de regels over wie griffierecht verschuldigd is, voor welke proceshandeling je griffierecht verschuldigd bent en het heffen, innen en bezwaar maken tegen griffierechten.
Het plan was om Wet verlaging griffierechten per 1 januari 2024 in werking te laten treden. Maar om de gevolgen van de verlaging budgetneutraal te kunnen realiseren, is deze datum verzet naar 1 april 2024.
Kamerlid Van Nispen (SP) is het hier niet mee eens, omdat de verbetering van de toegang tot het recht dan langer op zich laat wachten. Daarom diende hij op 7 december 2022 een motie in. Met deze motie wil hij ervoor zorgen dat de Wet verlaging griffierechten alsnog op 1 januari 2024 in werking treedt. De stemming over deze motie is op dinsdag 13 december a.s.
Griffierecht (ook wel bekend als vastrecht) zijn de kosten die een procespartij bij de start van de procedure moet betalen. Betaal je het griffierecht niet of niet op tijd, dan bestaat de kans dat de rechtbank je verzoek of vordering niet in behandeling neemt.
Wanneer wel/geen griffierecht?
Voor burgerlijke (civiele) zaken regelt de Wet griffierechten burgerlijke zaken (‘Wgbz’) wanneer iemand wel en wanneer geen griffierecht hoeft te betalen. Niet iedereen is namelijk griffierecht verschuldigd.
Er zijn twee categorieën griffierecht, namelijk voor de sector kanton en voor de sector civiel. Globaal kan je zeggen dat de sector kanton vorderingen tot € 25.000 behandelt en de sector civiel vordering van meer dan € 25.000. Meer informatie hierover lees je in mijn blog De competentiegrens: bij welke rechter moet je zijn.
Kantonrechter
niet-natuurlijke personen
natuurlijke personen
onvermogenden
Zaken of verzoek van onbepaalde waarde of waarde van maximaal € 500
€ 128
€ 86
€ 86
Zaken met een vordering of een verzoek van een waarde van meer dan € 500 en niet meer dan € 1.500
€ 322
€ 244
€ 86
Zaken met een vordering of een verzoek van een waarde van meer dan € 1.500 en niet meer dan € 2.500
€ 365
€ 244
€ 86
Zaken met een vordering of een verzoek van een waarde van meer dan € 2.500 en niet meer dan € 5.000
€ 487
€ 244
€ 86
Zaken met een vordering of een verzoek van een waarde van meer dan € 5.000 en niet meer dan € 12.500
€ 514
€ 244
€ 86
Zaken met een vordering of een verzoek van een waarde van meer dan € 12.500
€ 1.384
€ 693
€ 86
Aktes
€ 134
€ 134
€ 134
Tabel 1: Griffierechten kanton 2022
Sector civiel
niet-natuurlijke personen
natuurlijke personen
onvermogenden
Zaken van onbepaalde waarde (incl. conservatoir beslag)
€ 676
€ 314
€ 86
Zaken met een belang van niet meer dan € 100.000
€ 2.837
€ 1.301
€ 86
Zaken met belang van meer dan € 100.000
€ 5.737
€ 2.277
€ 86
Zaken met betrekking tot een vordering of verzoek met een beloop van meer dan € 1.000.000
Natuurlijke personen zijn particulieren, maar ook een eenmanszaak valt hieronder voor wat betreft het griffierecht. Onder niet-natuurlijke personen vallen rechtspersonen, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. Onvermogenden zijn mensen die in aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand (ook bekend onder de term toevoeging). Of je hiervoor in aanmerking komt, kan je nagaan bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Eiswijziging
Gedurende een gerechtelijke procedure kan je je eis wijzigen. Dit kan van invloed zijn op de hoogte van het griffierecht dat je moet betalen. Meer informatie hierover lees je in mijn blog Eiswijziging: wat zijn de gevolgen voor het griffierecht?
In 2021 veranderen de griffierechten. Griffierecht (ook wel bekend als vastrecht) zijn de kosten die een procespartij bij de start van de procedure moet betalen. Betaal je het griffierecht niet of niet op tijd, dan bestaat de kans dat de rechtbank je verzoek of vordering niet in behandeling neemt.
Wanneer wel/geen griffierecht?
Voor burgerlijke (civiele) zaken regelt de Wet griffierechten burgerlijke zaken (‘Wgbz’) wanneer iemand wel en wanneer geen griffierecht hoeft te betalen. Niet iedereen is namelijk griffierecht verschuldigd.
Ook dit jaar worden de griffierechten geïndexeerd en wel met +1,69%. Dit is gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex in de periode 31 juli 2019 t/m 31 juli 2020.
Hiermee komen de tarieven voor 2021 als volgt te luiden:
De bovenstaande indelen van categorieën wordt naar verwachting in 2021 gewijzigd. Het streven is om extra categorieën in te voeren voor vorderingen tussen de € 500 en de € 12.5000. Hiervoor is een wetsvoorstel aanhangig bij de Tweede Kamer.[1]
Ook is een amendement aanhangig om een categorie voor vorderingen met een beloop van meer dan € 1.000.000 in te voeren met een griffierecht van € 11.034 voor niet-natuurlijke personen, € 1.727 voor natuurlijke personen en € 332 voor onvermogenden.[2]
Op het wetsvoorstel van minister Dekker is de nodige kritiek (zie onder andere hier, hier en hier) en de nabije toekomst zal uitwijzen hoe het nieuwe griffierechtenstelsel eruit zal komen te zien.
Minister van rechtsbescherming Sander Dekker wil het procederen bij de kantonrechter goedkoper maken.[1] Hiervoor zijn twee redenen. De eerste reden is dat de griffierechten voor lage vorderingen inmiddels zo hoog zijn dat het een afschrikkende werking heeft en dat steeds minder (rechts)personen zich tot de rechter wenden. De tweede reden is dat het hoge griffierecht een blok aan het been is voor debiteuren en het kan hen (verder) de schulden in drukken. Deze problematiek speelt al langer en op deze plek wijdde ik er in november 2018 al eens een column aan.[2]
Het plan is om de griffierechten voor vorderingen tot van € 500 tot € 5.000 voor rechtspersonen en voor vorderingen van € 500 tot € 1.500 voor natuurlijke personen te verlagen. De verlaging voor vorderingen tot € 2.500 voor rechtspersonen is aanzienlijk, maar voor de categorie €2 .500 – € 5.000 is de verlaging slechts 5% (van € 486 naar € 460).
De rechtstaat moet zo min mogelijk kosten volgens Minister Dekker en hij meent dat het verlagen van de griffierechten moet worden gecompenseerd door het verhogen van de griffierechten voor vorderingen vanaf € 5.000. Budgetneutraal noemt hij dit. Deze verhoging bedraagt maar liefst 35%.
In de periode 2011-2017 leidde een sterke stijging van de griffierechten in kantonzaken tot een daling van 38% van het aantal zaken en een verlaging van het griffierecht in hoger beroep leidde tot een stijging van het aantal zaken. Er is dus een direct verband tussen een stijging van griffierechten en daling aantal rechtszaken.[3] De verhoging met 35% van de griffierechten van vorderingen vanaf € 5.000 zal dus leiden tot een aanzienlijke daling van het aantal zaken. Dit gegeven moet worden meegenomen in de cijfermatige onderbouwing van het voorstel. Maar… die cijfermatige onderbouwing ontbreekt. Het is dus niet duidelijk of dit voorstel ook daadwerkelijk budgetneutraal is. En dat is toch wel het minste dat je mag verwachten.
Overigens moet je je afvragen of deze extreme stijging nog wel nodig is, gezien het feit dat de Rechtspraak er de komende drie jaar gemiddeld € 95 miljoen per jaar bij krijgt. En dus moet je je afvragen of de voorgenomen verlaging nog wel budgetneutraal moet gebeuren. Temeer omdat dat het rapport Incassozaken concludeert dat de voorwaarde van budgetneutraliteit moeilijk te verdedigen is.[4]
Een saillant detail is dat in het regeerakkoord is afgesproken dat de griffierechten, behoudens indexatie, niet zullen stijgen[5] en minister Dekker hetzelfde regeerakkoord in het op 7 november 2019 gevoerde debat over de gefinancierde rechtsbijstand aangrijpt om geen extra geld vrij te hoeven maken voor de gefinancierde rechtsbijstand.[6] De minister is dus nogal selectief in het streng de hand houden aan het regeerakkoord naar gelang het hem uitkomt.
Door het probleem van de ontoegankelijke rechter voor lage vorderingen op deze wijze op te lossen, creëer je hetzelfde probleem voor hogere vorderingen. Kortom, het probleem wordt verschoven.
Een meer fundamentele herziening van het griffierechtstelsel lijkt me beter dan dit onevenwichtige voorstel. Voorwaarde hierbij moet wel zijn dat het de eis van budgetneutraliteit wordt losgelaten en dat de opties cijfermatig worden onderbouwd.
[COLUMN] Rechtspraak is enkel voor de rijken. De afgelopen jaren hebben de VVD-bewindslieden op – wat nu heet – het ministerie van Justitie en Veiligheid (‘VenJ’) de toegang tot de rechter onbetaalbaar gemaakt voor de gewone man. Fred Teeven wilde zelfs kostendekkende griffierechten invoeren en de huidige minister van rechtsbescherming lijkt er alles aan te doen om de rechtsbescherming verder uit te hollen door de sociale advocatuur de nek om te draaien.[1]
Sinds de inwerkingtreding van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (‘Wgbz’) op 1 november 2010 zijn de griffierechten fors gestegen, met name voor zaken in eerste aanleg met een financieel belang tussen € 500 en € 5.000.[2] Hiertegenover staat een daling van 20% van het aantal zaken met een belang tussen de € 500 en € 5.000.
De door de Rechtspraak in het leven geroepen Coördinatiegroep Incassozaken concludeert in haar rapport[3] dat de griffierechten in de categorieën zaken tot € 5.000 onaanvaardbaar hoog zijn.[4] Dit past niet bij de aan de Wgbz gestelde randvoorwaarde dat de toegang tot de rechter voor rechtzoekenden gewaarborgd moet zijn.[5]
Door de te hoge griffierechten en het succes van het goedkopere, maar heftig bekritiseerde, alternatief e-Court[6] liep het aantal zaken en daarmee de opbrengsten voor de Rechtspraak sterk terug. De Coördinatiegroep wil daarom de regels voor onbetwiste incassovorderingen aanpassen om te komen tot een snelle, laagdrempelige en goedkope digitale incassoprocedure.
De huidige kantonprocedure voor veelvoorkomende incassovorderingen, zoals vorderingen van telefoonaanbieders, ziektekostenverzekeraars en nutsbedrijven (de ‘repeatplayers’) voldoet niet: het is te duur (te hoge griffierechten) en niet laagdrempelig. Zo is de dagvaarding onbegrijpelijk voor gedaagden en – dit bedenk ik niet zelf – ‘voor de bij de repeatplayers in dienst zijnde juristen’.[7] Dit laatste zegt iets over de kwaliteit van deze juristen en dit mag geen aanleiding zijn om te concluderen dat de kantonprocedure c.q. dagvaarding niet laagdrempelig is en daarom grondig zou moeten worden herzien.
De Rechtspraak wordt gefinancierd op basis van het aantal gevoerde procedures. Het is algemeen bekend dat financiële situatie van de Rechtspraak extreem beroerd is.[8] Burgers zijn gebaat bij een goede toegang tot de rechter en de Rechtspraak is gebaat bij meer procedures. Daarbij wijst de praktijk uit dat dat een verhoging van de griffierechten leidt tot een daling van het aantal procedures vice versa. Het interessantste deel van het onderzoeksrapport gaat dan ook over de manieren waarop de griffierechten kunnen worden verlaagd.
Minister Sander Dekker schetste eerder dit jaar een aantal scenario’s, maar gaf meteen al aan dat hij geen onmiddellijke aanleiding ziet om de griffierechten te wijzigen. Het, volgens de Coördinatiegroep, meest interessante voorstel van de Minister verhoogt het aantal categorieën van griffierechten van drie naar zeven en verlaagt het griffierecht voor vorderingen tot € 1.500 en verhoogt de griffierechten voor hogere vorderingen. Voor vorderingen met een belang van € 1.500 tot € 2.500 wordt het griffierecht dus verhoogd. De KBvG geeft aan dat veel vorderingen in deze categorie sociale huurzaken met huurachterstanden zijn en die huurders zullen deze verhoogde griffierechten via de proceskostenveroordeling voor hun kiezen krijgen.[9] Dit verslechtert de toegang tot de rechter en dus voldoet dit plan niet.
Interessanter is de suggestie van de KBvG voor een nieuwe aanpak van de griffierechten. Bij de vaststelling van het griffierecht moet niet worden gekeken naar de hoedanigheid (natuurlijk persoon of niet-natuurlijk persoon) van de eisende partij, maar naar de hoedanigheid van de gedaagde partij.[10] Daarnaast geldt in verstekzaken het laagste griffierecht (momenteel € 79) ongeachte de hoogte van de vordering. Het is nog niet bekend of dit financieel haalbaar is voor de Minister, aldus het rapport.[11] Dit laatste raakt de kern van het probleem. De VVD-bewindslieden bij VenJ keken en kijken alleen maar naar de financiële kant van de Rechtspraak en zijn het belang van een goed functionerende rechtsstaat uit het oog verloren. Zo ook onze Minister van rechtsbescherming. Dit is een fundamenteel probleem en het is mede aan de politiek om te zorgen dat deze oogkleppen worden afgelegd.
Tweede Kamerleden Chris van Dam (CDA) en Maarten Groothuizen (D66) braken onlangs in een opiniestuk een lans voor eerlijker griffierechten voor kleinere ondernemers, maar zolang deze regeringspartijen menen dat minister Dekker “bezig is het stelsel van rechtsbijstand te herzien en te verbeteren”[12] heb ik weinig hoop op een corrigerende invloed van deze regeringspartijen en een betere toegang tot de rechter lijkt vooralsnog ver weg.
[6] K. Kuipers, Th. Muntz en T. Staal, Vonnis te koop, De Groene Amsterdammer 2018-3, A. Moerman, Alle vonnissen e-Court in strijd met arrest incassokosten, schuldinfo.nl, 10 februari 2018 en J.M. Veldhuis, e-Court: hetze of gebrekkig alternatief?, BER 2018-3, p. 27-28.
[10] Onduidelijk is wat de KBvG wil als sprake is van meerdere gedaagden met verschillende hoedanigheden. Is dan het hogere griffierecht voor niet-natuurlijke personen verschuldigd of het lagere griffierecht voor natuurlijke personen?
De griffierechten in burgerlijke zaken worden jaarlijks geïndexeerd. De indexatie is gekoppeld aan de consumentenprijsindex en deze is in de periode 31 juli 2016 tot en met 31 juli 2017 gestegen met 1,34%. Dit betekent dat de griffierechten per 1 januari 2018 zullen stijgen.
De hoogte van het te betalen griffierecht is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de aard van de zaak, de hoogte van de vordering en of je als natuurlijke persoon of als bedrijf procedeert.
Overzicht griffierechten 2018
Hieronder een overzicht van de griffierechten voor burgerlijke zaken per 1 januari 2018:
Niet iedereen is per 1 januari 2018 de nieuwe griffierechten verschuldigd. In de hierna te bespreken gevallen ben je de lagere tarieven van 2017 verschuldigd.
Alle procedures
Voor eisers en verzoekers die het griffierecht voor 1 januari 2018 verschuldigd zijn geworden.
Dagvaardingsprocedure
In dagvaardingsprocedures is het tarief van 2017 verschuldigd als (i) de dagvaarding is betekend in 2017 en (ii) als in de dagvaarding een rechtsgeldige mededeling als bedoeld in artikel 111 lid 2 sub k Rv is gedaan. Dit geldt voor procedures in eerste aanleg en voor procedures in hoger beroep.
Verzoekschriftprocedure
In verzoekschriftprocedures is bepalend de dag waarop waarop de rechtbank de oproeping aan de belanghebbende heeft gedateerd en het verzoekschrift moet een rechtsgeldige mededeling als bedoeld in artikel 276 lid 2 Rv bevatten. Ligt deze datum voor 1 januari 2018 dan gelden de oude tarieven;
Vorderingsprocedure onder KEI
In de vorderingsprocedure van het Programma KEI moet een onderscheid worden gemaakt aan de hand van de manier waarop de verweerder is opgeroepen.
Is begonnen met de indiening van een procesinleiding bij de rechtbank (art. 111 Rv nieuw), dan zal de griffier een oproepingsbericht opstellen en de datum van het oproepingsbericht is bepalend.
Wordt gekozen voor het zelf opstellen van de procesinleiding met oproepingsbericht en worden deze vervolgens direct betekend aan de verweerder (art. 112 Rv nieuw), dan is de datum van betekening beslissend.
In beide gevallen gelden de oude tarieven als de bedoelde datum ligt vóór 1 januari 2018. Zo niet, dan gelden de nieuwe tarieven.
Ook per 1 januari van komend jaar worden de griffierechten in burgerlijke zaken weer geïndexeerd. De griffierechten zijn gekoppeld aan de consumentenprijsindex en deze is in de periode 31 juli 2015 tot en met 31 juli 2016 gedaald met 0,24%. Omdat de griffierechten op hele euro’s worden afgerond, blijven sommige tarieven gelijk.
De hoogte van het te betalen griffierecht is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de aard van de zaak en of je als natuurlijke persoon of als bedrijf procedeert. Hieronder een overzicht van de griffierechten 2017:
Griffierecht is een bijdrage van procespartijen aan de kosten van de rechtspraak. Griffierecht ben je verschuldigd als je verschijnt in een gerechtelijke procedure. Dat is de hoofdregel. Maar geen hoofdregel zonder uitzonderingen. Dit is het eerste van twee blogs dat over deze uitzonderingen gaat.
In dit blog behandel ik de procespartijen die geen griffierecht verschuldigd zijn. In een volgend blog komen de processuele handelingen waarvoor geen griffierecht verschuldigd is aan bod.
Kantonrechter en pachtzaken
De bekendste uitzondering is waarschijnlijk de gedaagde in een procedure bij de kantonrechter. De kantonrechter behandelt zaken geldvorderingen tot € 25.000, consumentenkredietzaken tot € 40.000 en zaken die ongeacht de hoogte van de vordering tot zijn bevoegdheid horen. In deze laatste categorie vallen onder andere consumentenkoopzaken, huurzaken, arbeidszaken en zaken over CAO’s.
Het komt voor dat een procedure bij de sector civiel van de rechtbank wordt verwezen naar de kantonrechter. Omdat een gedaagde bij de kantonrechter geen griffierecht verschuldigd is, wordt het betaalde griffierecht in dat geval aan de gedaagde terugbetaald.
Pachtkamer
Ook gedaagden in een procedure bij de pachtkamer van de rechtbank zijn geen griffierecht verschuldigd.
Verzet
Verschijnt een gedaagde niet in de procedure, dan zal de rechter verstek verlenen en een verstekvonnis wijzen. Daartegen kan een gedaagde in verzet komen. Hoe dit in z’n werk gaat lees je in dit blog. Omdat de oorspronkelijk eiser al griffierecht betaald heeft, hoeft hij dat niet nogmaals te betalen als hij in de verzetprocedure verschijnt. Gaat het om een kantonprocedure of een procedure bij de pachtkamer, dan is de partij die verzet instelt geen griffierecht verschuldigd (zie hierboven).
Derdenverzet
Iemand die geen procespartij is, kan toch verzet aantekenen tegen een vonnis. Voorwaarde is dat het vonnis deze persoon in zijn rechten benadeelt. Dit heet derdenverzet. Wordt derdenverzet ingesteld, dan hoeven de oorspronkelijke procespartijen niet (nogmaals) griffierecht te betalen. De partij die derdenverzet instelt, is wel griffierecht verschuldigd.
Vrijwaring
Soms meent een gedaagde dat, mocht hij iets aan de eiser moeten betalen, dat hij de rekening kan doorschuiven naar een andere partij. Dit kan hij doen door deze partij in vrijwaring op te roepen. Word je partij in een vrijwaringsprocedure en ben je in de hoofdzaak al griffierecht verschuldigd, dan ben je in de vrijwaringszaak niet nog een keer griffierecht verschuldigd.
Voeging
Is een partij niet bij een procedure betrokken, maar heeft hij er belang bij om samen met de gedaagde op te trekken, dan kan hij voeging vorderen. Wordt deze vordering toegewezen en voegt hij zich aan de zijde van een gedaagde in een kantonprocedure of een pachtzaak, dan is deze gevoegde partij geen griffierecht verschuldigd.
Prejudiciële vraag
Door het stellen van een prejudiciële vraag kunnen lagere rechters van de Hoge Raad een richtinggevende uitspraak krijgen over rechtsvragen die veelvuldig voorkomen. Geen enkele (rechts)persoon die in een prejudiciële procedure verschijnt, is griffierecht verschuldigd.
Openbaar Ministerie
Als het Openbaar Ministerie ambtshalve optreedt in in civiele zaken, dan is zij geen griffierecht verschuldigd. Voorbeelden hiervan zijn een vordering tot benoeming van een vereffenaar in een onbeheerde nalatenschap en een verzoek tot een civielrechterlijk bestuursverbod.
Dit was het eerste deel van het tweeluik over situaties waarin geen griffierecht verschuldigd is. Deel twee volgt binnenkort. Dit overzicht is gebaseerd op de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en is geen uitputtend overzicht. Op basis van andere wetten en ministeriële regelingen kan het zijn dat een procespartij geen griffierecht verschuldigd is.
Recente reacties