Voor advocaten gelden vijf kernwaarden, namelijk: onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid. Deze kernwaarden vormen samen de professionele standaard voor advocaten en daarmee zijn ze het uitgangspunt van de manier waarop een advocaat zich gedraagt en zijn werkzaamheden verricht.
Eerder besprak ik wat kernwaarden zijn en de kernwaarde onafhankelijkheid en in dit blog bespreek ik de kernwaarde partijdigheid.
“In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:
[…]
b) partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt;”
en in regel 2 lid 2 Gedragsregels 2018:
“Het belang van de cliënt, geen enkel ander belang, bepaalt de wijze waarop de advocaat zijn zaken behandeld.”
Het uitgangspunt voor het handelen van een advocaat is dus het belang van zijn cliënt.
Een advocaat heeft een grote vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een manier die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbegrensd, omdat een advocaat ook rekening moet houden met de belangen van de wederpartij en derden.
Grenzen aan partijdigheid
De hieronder opgenomen waargebeurde casus is een duidelijk voorbeeld van een advocaat die over de grens gaat c.q. te ver gaat in z’n partijdigheid.
Dakterras
De casus
Een advocaat stond een vrouw bij die met een buurman een geschil had over de aanleg van een dakterras door de buurman. Dit was een langlopend geschil en partijen ruzieden over de manier waarop het dakterras vormgegeven moest worden (wel/geen glasplaat over de dakkoepel). De buurman kondigde via zijn advocaat aan om op vrijdag 26 maart het dakterras aan te gaan leggen. De advocaat zat op die vrijdagochtend om 7:00 uur in leren motorkleding op het dak van de buurman een dossier te lezen in één van de twee tuinstoelen die hij had neergezet. De advocaat weigerde om het dak van de buurman te verlaten. Toen de terrasleggers arriveerden, werd de advocaat nogmaals verzocht het dak van de buurman te verlaten. Hierop reageerde de advocaat niet. Vervolgens ontstonden er schermutselingen en de buurman belde de politie. Nadat de politie ter plekke was en na toezegging van de buurman om die dag geen glasplaat over de dakkoepel te leggen, vertrok de advocaat.
Het oordeel
Het Hof van Discipline meent terecht dat de advocaat veel te ver was gegaan door de buurman te belemmeren om het dakterras aan te leggen en door de directe confrontatie te zoeken met de buurman, terwijl de buurman werd bijgestaan door een advocaat. In plaats van de confrontatie te zoeken, had de advocaat zich tot de advocaat van de buurman moeten wenden.[1]
Ook is het optreden van de advocaat niet zoals een behoorlijk advocaat jegens zijn wederpartij betaamt. De advocaat vervult een wezenlijke rol in de rechtsbedeling. Weliswaar moet een advocaat zich daarbij primair door het belang van zijn cliënt te laten leiden, maar een zekere afstand wordt daarbij van de advocaat ook verwacht. Met zijn optreden heeft de advocaat elke afstand uit het oog verloren en daarmee het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsuitoefening geschaad, aldus het Hof van Discipline.[2]
De advocaat toonde geen inzicht toonde “in het laakbare van zijn handelen” en daarom krijgt hij een berisping.[3] Dit is een zwaardere straf dan de waarschuwing die de Raad van Discipline hem oplegde.
Niet onnodig grievend
De vrijheid van de advocaat wordt ook beperkt doordat hij zich niet onnodig grievend mag uitlaten aan het adres van de wederpartij. Hierover schreef ik het blog Gedragregels voor advocaten: ‘niet onnodig grievend’.
Sinds 1 januari 2015 zijn in de Advocatenwet de vijf kernwaarden van de advocatuur opgenomen.[1] In dit blog bespreek ik wat kernwaarden zijn en besteed ik extra aandacht aan de kernwaarde onafhankelijkheid.
Wat zijn kernwaarden?
De kernwaarden waren in 2015 geen nieuw fenomeen. In de Advocatenwet is slechts opgeschreven wat al bestaande waarden en normen waren. Het formuleren van de kernwaarden is dan ook wel omschreven als“goeddeels oude wijn in nieuwe zakken”.[2]
De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel omschrijft de kernwaarden als volgt:
“Zij zijn de professionele standaard, vormen richtlijnen bij het optreden van de advocaat en zijn een toetssteen voor de tuchtrechter.”[3]
De kernwaarden vormen dus het uitgangspunt van de manier waarop een advocaat zich gedraagt en zijn werkzaamheden verricht. Dit is ook de reden dat je de kernwaarden terug vindt in de Gedragsregels voor advocaten.
De vijf kernwaarden voor de advocatuur zijn:
onafhankelijkheid
partijdigheid
deskundigheid
integriteit
vertrouwelijkheid
Hierna zal ik de eerste kernwaarde bespreken. De andere vier kernwaarden zal ik in toekomstige blogs bespreken.
Kernwaarde onafhankelijkheid
Zoals gezegd, komen de kernwaarden ook voor in de Gedragsregels 2018. De kernwaarde onafhankelijkheid vind je in regel 2 lid 1:
“De advocaat vermijdt dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zou kunnen komen.”
Gedragsregel 2 staat onder het kopje “De maatschappelijke rol van de advocaat” en dat geeft het belang van deze regel en kernwaarde onafhankelijkheid weer. Het beschikbaar zijn van onafhankelijke, partijdige, deskundige, integere en vertrouwelijke rechtsbijstand is noodzakelijk voor het goede functioneren van de rechtsbedeling.[4]
Een advocaat moet namelijk onafhankelijk zijn ten opzichte van alles en iedereen.
De kernwaarde onafhankelijkheid wordt wel gezien als de belangrijkste kernwaarde. Onafhankelijkheid is een wezenskenmerk van de advocatuur en een essentiële voorwaarde voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Een advocaat moet namelijk onafhankelijk zijn ten opzichte van alles en iedereen. Dit betekent onafhankelijk ten opzichte van de wederpartij, de overheid, de rechterlijke macht en de cliënt.[5] Men zegt ook wel dat de advocaat dominus litis (meester van het proces) is.
De onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt brengt ook mee dat een advocaat de zaak van de cliënt met enige afstand benadert. Als tussen advocaat en cliënt een onoverkoombaar verschil van inzicht is over de behandeling van de zaak, dan zal de advocaat zijn werk moeten neerleggen.[6]
Geld lenen
Twee voorbeelden uit de praktijk waaruit blijkt dat het lenen van geld van of aan de cliënt de onafhankelijkheid in het nauw brengt.
Geld lenen aan cliënt
Het eerste voorbeeld gaat over een kwestie waarin Hof van Discipline – de hoogste tuchtrechter – oordeelt over de situatie dat een advocaat geldt leent aan zijn cliënt. De advocaat werd dus de schuldeiser van de cliënt.[7]
“Het hof stelt voorop dat het in beginsel ontoelaatbaar is dat een advocaat aan een cliënt voor wie hij zaken in behandeling heeft, een (aanzienlijk) geldbedrag leent. Een dergelijke handelwijze kan er immers toe leiden dat tussen de advocaat en zijn cliënt belangentegenstellingen ontstaan, die afbreuk doen aan de voor een behoorlijke beroepsuitoefening tussen hen noodzakelijke vertrouwensbasis. Door zich ten opzichte van een cliënt in de positie van schuldeiser te plaatsen tast dit ook de vereiste onafhankelijkheid van de advocaat aan. Dit is in Gedragsregel 2 lid 1 tot uitdrukking gebracht.”
In deze zaak had de advocaat zekerheid voor de terugbetaling van de lening bedongen in de vorm van een recht van hypotheek op de woning van de cliënt en de advocaat behandelde een procedure die ging over deze woning. Het Hof van Discipline oordeelde:
“Het effect van een dergelijke belangenverstrengeling wordt nog versterkt indien de advocaat bovendien zekerheid bedingt op de onroerende zaak die voorwerp is van de procedure die hij voor zijn cliënt behandelt, zoals in het geval van verweerder en de door hypotheek verzekerde lening aan zijn cliënt P.”
Geld lenen van cliënt
In het tweede voorbeeld leende de advocaat in totaal € 183.000 van cliënten met wie de advocaat ook bevriend was. Het Hof van Discipline vond dat dit niet door de beugel kon:
“ Vaststaat dat verweerder geldleningen is aangegaan met cliënten, met wie hij tevens bevriend was. Het verweer dat het om vrienden ging en dat er daarom geen afhankelijkheidsrelatie in de zakelijke sfeer zou ontstaan, verwerpt de raad. Ook het argument dat het geen privé-leningen van vrienden betrof maar leningen, die via vennootschappen van vrienden liepen, maakt dit niet anders. Verweerder heeft zich door deze leningen in een afhankelijke positie gemanoeuvreerd waardoor een behoorlijke beroepsuitoefening in gevaar is gekomen.”[8]
Persoonlijke relatie
Tot slot een voorbeeld uit de relationele sfeer. Een advocaat treedt namens zijn zoon op tegen zijn voormalige ‘schoondochter’.[9]
Na een relatie van zes jaar gaan de zoon en de vriendin uit elkaar. De vader van de zoon legt onder andere beslag en start een gerechtelijke procedure. In de procedure vliegen de verwijten en beschuldigingen over en weer. De zoon wordt er onder andere van beschuldigd van vreemd gaan, hij zou verslaafd zijn aan wiet, hij zou een narcistische persoonlijkheidsstoornis hebben en hij zou zijn ex-vriendin ’s nachts lastig vallen met telefoontjes en sms-berichten. De ex-vriendin wordt neergezet als iemand die de ene dag heel lief voor de zoon was en de volgende dag zeer agressief kon doen tegen de zoon. Ook zou de ex-vriendin – zonder met de zoon te overleggen – een abortus hebben laten plegen om wraak te nemen voor het beëindigen van de relatie. Kortom, er wordt over en weer met modder gegooid.
Het Hof van Discipline overweegt dat een advocaat in zaken die samenhangen met een (verbroken) relatie ervoor moeten waken dat het niet escaleert. Hierbij hoort onder andere het zich onthouden van uitlatingen die de wederpartij naar redelijke verwachting als kwetsend zou ervaren.
Daarnaast kan een persoonlijke relatie met de cliënt de onafhankelijkheid van de advocaat in gevaar brengen. Dat was hier het geval:
“Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden blijkt in meer algemene zin dat de rechtsstrijd tussen partijen in hoge mate werd gekleurd door emoties, waarbij verweerder niet alleen werd gezien in de rol van advocaat, maar ook in die van vader van zijn zoon. […] Verweerder had in de omstandigheden van dit geval direct noch indirect de behartiging van de belangen van zijn zoon op zich moeten nemen.”
De geheimhoudingsplicht is één van de fundamentele beginselen voor het uitoefenen van het beroep van advocaat. Het is van het grootste belang dat een cliënt er onvoorwaardelijk op kan vertrouwen dat wat hij z’n advocaat vertelt tussen hen blijft.
In 2013 schreef ik al een blog over dit onderwerp, maar die is inmiddels wat achterhaald met de aanpassing van de Advocatenwet per 1 januari 2015 en de invoering van de Gedragsregels 2018. Alle reden om de geheimhoudingsplicht weer onder de loep te nemen.
Wettelijke basis
Sinds 1 januari 2015 is de geheimhoudingsplicht vastgelegd in de Advocatenwet en het is onderdeel van de kernwaarde vertrouwelijkheid (artikel 10a Advocatenwet):
In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:
[…]
e. vertrouwenspersoon en neemt hij geheimhouding in acht binnen de door de wet en het recht gestelde grenzen.
Hoe ver gaat de geheimhoudingsplicht?
In principe is een advocaat ten aanzien van alles waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Meer specifiek betekent dit dat een advocaat moet zwijgen over:
bijzonderheden van door hem behandelde zaken,
de persoon van zijn cliënt en
de aard en omvang van de belangen van de cliënt.
Niet alleen geldt dit tijdens de duur van de zaak, maar ook nadat de zaak is afgehandeld.
Naast de advocaat zijn medewerkers en personeel van de advocaat en andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening gebonden aan de geheimhoudingsplicht.
Ook als de advocaat de advocatuur vaarwel zegt of in dienst treedt bij een ander advocatenkantoor, blijft hij gebonden aan de geheimhoudingsplicht.
Uitzonderingen
De geheimhoudingsplicht is niet absoluut. Uitzonderingen zijn mogelijk.
Een eerste uitzondering is dat een advocaat vertrouwelijk verkregen kennis naar buiten toe mag gebruiken, maar alleen als is voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
een juiste uitvoering van de aan de advocaat opgedragen taak rechtvaardigt dit; en
de cliënt heeft daartegen desgevraagd geen bezwaar; en
het is in overeenstemming met de goede beroepsuitoefening.
De tweede uitzondering is dat de geheimhoudingsplicht niet geldt als een (voormalig) cliënt een procedure tegen de advocaat instelt. De advocaat moet zich namelijk wel kunnen verweren in een procedure. Hierbij geldt wel dat de advocaat de belangen van de (voormalig) cliënt niet onnodig of onevenredig mag schaden.
Iets later dan aangekondigd, zijn vanochtend dan eindelijk de Gedragsregels 2018 gepubliceerd.
Er is het nodige veranderd aan de gedragsregels en de toelichting daarop. Onder andere is het aantal gedragsregels is afgenomen van 39 naar 29. De opvallendste wijzigingen zijn op het eerste gezicht het afschaffen van de confraternele correspondentie en de mogelijkheid om nieuwe cliënten te werven via koppelsites.
In plaats van een statische toelichting, is dit keer gekozen voor een ‘levende toelichting’. Dit betekent dat de toelichting op de gedragsregels – dus niet de gedragsregels zelf! – kunnen worden aangepast als daar aanleiding toe bestaat.
De Gedragsregels 2018 gelden per direct en de Gedragsregels 1992 kunnen de prullenbak in.
De Gedragsregels 2018 met toelichting lees je hieronder, maar je kan ze ook downloaden om op een later moment rustig te lezen.
Ladies and gentlemen, we got them: nieuwe gedragsregels!
Op valentijnsdag stelde de commissie Loorbach, na enig uitstel, de nieuwe gedragsregels voor de advocatuur (‘Gedragsregels 2018’) vast.
Je zou verwachten dat de Nederlandse Orde van Advocaten de Gedragsregels 2018 met trots ronddeelt en meteen op haar website zet. Maar nee, tot op heden staan enkel nog de oude regels online:
Volgens een nieuwsbericht van het Advocatenblad worden de Gedragsregels 2018 pas komende maandag 19 februari a.s. gepubliceerd. Wel gelden ze vanaf 14 februari. Later deze maand verschijnen de gedragsregels ook in het Advocatenblad.
Opvallend is dat, voor wat betreft de toelichting op de gedragsregels, wordt gekozen voor een ‘levende toelichting’ (wie heeft die term bedacht?). Dit betekent dat de toelichting – dus niet de gedragsregels – tussentijds kan worden aangepast naar de gewijzigde opvattingen of naar aanleiding van tuchtrechtelijke uitspraken die verduidelijken wat de strekking is van een bepaalde gedragsregel.
Het is dus nog even afwachten hoe de precieze gedragsregels luiden. Wordt vervolgd.
PLEIT is de kennisdag over ICT voor juridische professionals. Dit jaar was ik één van de gelukkigen die is gevraagd om een blog te schrijven in aanloop van PLEIT 2015 dat op 6 oktober a.s. plaats vindt in Utrecht.
Afgelopen week ontstond op Twitter de nodige commotie over een vonnis van 27 februari 2015 van een Almelose rechter.[1] Deze rechter las de betrokken advocaten op niet mis verstane wijze de les:
“Hier is een rol voor de serieuze advocaat (immers dominus litis en niet His Master’s Voice) weggelegd om zijn/haar cliënt(e) zich er van te laten doordringen dat een dergelijke pesterij met een miniem belang geen inzet van (nog) een juridische procedure kan zijn.”
Dominus litis
Dominus litis betekent letterlijk ‘meester van het proces’. De rechter bedoelt met zijn opmerking dat een advocaat onafhankelijk moet zijn. Niet alleen ten opzichte van de wederpartij, maar ook ten opzichte van zijn cliënt.
Onafhankelijk
Onafhankelijkheid is één van de vijf kernwaarden van de advocatuur en staan sinds begin dit jaar in artikel 10a van de Advocatenwet. In regel 9 lid 1 Gedragsregels 1992 is de onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt vastgelegd:
“De advocaat draagt volledige verantwoording voor de behandeling van de zaak. De advocaat kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Hij mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt.”
De tekst is helder. Een advocaat kan zich niet verschuilen achter een opdracht van zijn cliënt. Mocht de cliënt iets willen dat de advocaat pertinent niet wil, dan zullen advocaat en cliënt in overleg moeten treden. Komen ze er niet uit, dan moet de advocaat zich terugtrekken en de opdracht aan de cliënt teruggeven (regel 9 lid 2 Gedragsregels 1992). De advocaat mag dus niet ‘His Master’s Voice’ zijn, maar heeft een eigen verantwoordelijkheid.
UPDATE 2: Per 14 februari 2018 zijn de gedragsregels voor de advocatuur geüpdatet en sindsdien gelden de Gedragsregels 2018. Regel 9 Gedragsregels 1992 is overgenomen en is te vinden in regel 14 1 Gedragsregels 2018.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden.
In dit vierde blog over deze gedragsregels zal ik het hebben over de manier waarop een advocaat zich mag uitlaten.
Hoe een advocaat zich zou moeten gedragen, is sinds jaar en dag onderwerp van discussie. Van der Linden schreef in zijn “Redevoeering” uit 1824:[1]
“Van hoonen en schelden moet men zich altijd onthouden. Want indien iemand zoo vermetel is, dat hij zijne zaak niet door goede redeneringen, maar door scheldwoorden meent te moeten goed maken, brengt hij zich in de verdenking van eene kwade zaak voor te hebben.”
Het ligt nogal voor de hand dat schelden niet behoort tot de gereedschapskist van de advocaat. Maar wat mag dan wel? Gedragsregel 31 omschrijft dit als volgt:
“De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten.”
Het is kort en bondig, maar heel erg veel duidelijker wordt het niet. Wat moet je verstaan onder “niet onnodig grievend”?
Een advocaat is partijdig, omdat hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Een advocaat mag zijn cliënt bijstaan op een manier die hem goeddunkt. Maar deze vrijheid is niet onbeperkt, zo blijkt uit vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline. De advocaat moet rekening houden met de belangen van de wederpartij, maar de belangen van zijn eigen cliënt zijn leidend.[2]
Of een advocaat over de schreef gaat, is afhankelijk van de situatie waarin hij zijn uitlatingen doet. Mag een advocaat melding maken van strafrechtelijke vervolging van de wederpartij wegens poging tot moord in procedure tot verkrijging van een straatverbod? Dat achtte het Hof van Discipline gezien de aard van de procedure (straatverbod)begrijpelijk en niet onnodig grievend.[3] Daartegenover staat het geval waarin de advocaat aan de grootvader van zijn cliënte schreef “cliënte is door u in haar jeugd regelmatig sexueel misbruikt”. Omdat de advocaat de lezing van zijn cliënte als vaststaand presenteerde zonder dat hij de juistheid heeft vastgesteld, was de klacht gegrond.[4]
Een belangrijk richtsnoer hierbij is dat de uitlating begrijpelijk is in het kader van de procedure of discussie die wordt gevoerd.
Eén advocate maakte het dermate bont, dat het Hof van Discipline – al dan niet met het de Redevoeering van Van der Linden in het achterhoofd – overwoog:[5]
“Het zou verweerster inmiddels duidelijk moeten zijn dat zij mag opkomen voor haar rechten, maar dat zij dat als advocaat behoort te doen met inhoudelijke argumenten en niet op een wijze zoals zij dat tot nu toe doet.”
Deze advocate gebruikte termen als “insinuerend en intimiderend optreden”, “valse aantijgingen”, “uw aanhoudende leugens”, “ù bent de gifbeker die dient te worden gestopt”, “het door u in de tuchtrechtprocedures gepleegd bedrog”, “u voortdurend aparte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert”, “door u (..) gedane lasterlijke uitspraken” en “het smaadschrift”, “laster”, “stalking” en “hun lasterlijke aanklachten (268 Sr)” en “chantage”. Dit is allemaal onnodig grievend.
Ben je niet tevreden over je advocaat, dan kan je een klacht indienen. In dit blog zal ik de verschillende stappen / procedures kort uiteenzetten.
Het ligt voor de hand dat je je ongenoegen eerst kenbaar maakt aan je advocaat. Veel klachten worden op deze manier naar tevredenheid opgelost. Kom je er toch niet uit, dan kan je een officiële klacht indienen. Veel kantoren hebben een interne klachtenregeling. Blijf je ontevreden, dan kan je je wenden tot de deken.
[LET OP!] Dit blog is gebaseerd op de Gedragsregels 1992. Inmiddels gelden de Gedragsregels 2018. Mijn nieuwe blog over de geheimhoudingsplicht lees je hier.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. In dit tweede blog over de gedragsregels zal ik het hebben over de geheimhoudingsplicht.
Fundamenteel beginsel
De geheimhoudingsplicht is één van de fundamentele beginselen voor de uitoefening van het beroep van advocaat. Het is van het grootste belang dat iedere cliënt hierop onvoorwaardelijk kan vertrouwen.
De geheimhouding vloeit voort uit de kernwaarde vertrouwelijkheid. Dit is één van de vijf kernwaarden van de advocatuur (zie mijn vorige blog).
Geheimhoudingsplicht
De geheimhoudingsplicht is vastgelegd in Gedragsregel 6 van de Gedragsregels 1992:
De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
Indien een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak naar zijn oordeel een gebruik maken van zijn verkregen kennis naar buiten eist, staat dat de advocaat vrij, voor zover de cliënt daartegen geen bezwaar heeft en voor zover dit in overeenstemming is met een goede beroepsuitoefening.
De advocaat legt zijn medewerkers en personeel de inachtneming van een gelijke geheimhouding op.
De geheimhoudingsplicht duurt voort na de beëindiging van de relatie met de cliënt.
Indien de advocaat aan een wederpartij vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, zal de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen.
De onder 1 genoemde situatie is de algemene norm die geldt voor het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim geldt niet alleen voor de inhoud van de zaken die de advocaat behandelt, maar het gaat om alle informatie over de cliënt. Hierbij is niet van belang hoe de advocaat die informatie heeft verkregen.
De geheimhouding ziet ook op ‘de persoon van de cliënt’. Dit houdt in dat je in beginsel niet bekend maakt wie je cliënt is. Ook verkapte mededelingen zijn niet toegestaan als daaruit te herleiden valt wie je cliënt is.
In lid 2 is een belangrijke uitzondering opgenomen van de geheimhoudingsplicht. Indien het voor een zaak noodzakelijk is dat de advocaat kenbaar maakt wie zijn cliënt is en de cliënt heeft daartegen geen bezwaar, mag de advocaat de geheimhoudingsplicht doorbreken. De behandeling van een zaak maakt dit natuurlijk vaak noodzakelijk en in zoverre is het een logische uitzondering.
Einde zaak = einde geheimhoudingsplicht?
De geheimhoudingsplicht eindigt niet op het moment dat de cliënt overstapt naar een andere advocaat of als de zaak afgelopen is. Zelfs in het geval dat de cliënt overlijdt, blijft de geheimhoudingsplicht bestaan. Alleen bij zwaarwegende belangen kan hier een uitzondering op worden gemaakt.[1]
Tuchtrecht
Dient de cliënt een klacht in, dan geldt de geheimhoudingsplicht niet onverkort in de tuchtrechtprocedure. Zou dat anders zijn, dan wordt de advocaat bemoeilijkt in zijn verweer tegen de klacht van zijn cliënt en dat is niet de bedoeling.[2]
Vanaf nu zal ik van tijd tot tijd een blog wijden aan de gedragsregels voor advocaten. In dit eerste blog een inleiding in het gedragsrecht voor advocaten.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. Doet een advocaat dat niet dan kan hij daarvoor een tik op de vingers krijgen. Dit kan een lichte tik zijn (een waarschuwing) tot een zeer zware tik (schrapping van het tableau; denk aan Moszkowicz).
De gedragsregels zijn een uitvloeisel van de vijf kernwaarden van de advocatuur, te weten:
onafhankelijk;
partijdig;
deskundig;
integer;
vertrouwelijk;
en van artikel 46 Advocatenwet:
“De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.”
Er zijn in totaal 39 gedragsregel waar advocaten zich aan moeten houden. De 39 gedragsregels zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, zoals ‘verhouding tot de cliënt’, ‘optreden in rechte’, ‘betrekkingen tussen advocaten’ en ‘financiële regels’.
De gedragsregels kunnen worden gezien als een uitwerking van de twee vet en cursief gedrukte zinnen. Het zijn normen die advocaten in acht moeten nemen. Het zijn geen strikte regels, maar een leidraad voor de advocaat bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.
In volgende blogs zal ik inhoudelijk ingaan op de gedragsregels. Als jullie een voorkeur hebben voor een bepaald onderwerp, laat dan een bericht achter (zie hieronder) en dan zal ik daar rekening mee houden.
RT @jamesjhistory: Today marks 79 years since the opening of Operation Overlord on 6th June 1944 (know as D-Day). There are so many incredi…Tijd geleden 6 Urenvia Twitter for Android
Recente reacties