[Annotatie] Tuchtrechter legt straffen op zonder wettelijke grondslag

[Annotatie] Tuchtrechter legt straffen op zonder wettelijke grondslag

Instantie Gerechtshof Amsterdam (gerechtsdeurwaarders)

Datum uitspraak 27 december 2022

ECLI ECLI:NL:GHAMS:2022:3620

Onderwerp tuchtrecht gerechtsdeurwaarders

Citeertitel TT 2023/8, met noot van mr. J.M. Veldhuis

Samenvatting

De onderliggende zaak is een huurzaak die door het kantoor van de beklaagde toegevoegd gerechtsdeurwaarder is behandeld. Klager is veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft executoriaal
beslag gelegd op de AOW-uitkering van de huurder. De klachten zijn dat (i) in het executietraject geen rekening is gehouden met een huurbetaling, (ii) de specificaties van het deurwaarderskantoor niet consistent en onduidelijk zijn en (iii) de beslagvrije voet verkeerd is berekend. De Kamer voor gerechtsdeurwaarders acht alle drie de klachten gegrond en schorst de toegevoegd gerechtsdeurwaarder voor twee weken. Het hof acht de klachtonderdelen specificatie kosten en het verkeerd vast stellen van de beslagvrije voet, bewezen. Het hof legt als maatregel een berisping op. In een overweging ten overvloede wijst het hof erop dat de Kamer voor gerechtsdeurwaarders een toegevoegd gerechtsdeurwaarder helemaal niet kan schorsen.

Inleiding

Het interessante van de uitspraak van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam (hof) van 27 december 2022 is niet het handelen van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder, maar de in eerste aanleg opgelegde tuchtmaatregel en de overweging ten overvloede van het Hof. Deze overweging was aanleiding om jurisprudentie- en literatuuronderzoek te doen. Om deze overweging goed te kunnen plaatsen, ga ik na deze inleiding kort in op de verschillende typen gerechtsdeurwaarders, het tuchtrecht en de tuchtmaatregelen. Vervolgens bespreek ik de kwestie in eerste aanleg en hoger beroep, waarna ik mijn onderzoek bespreek.

Soorten deurwaarders

Naast de term gerechtsdeurwaarder kent de Gerechtsdeurwaarderswet ook de termen toegevoegd gerechtsdeurwaarder en kandidaat-gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder voldoet aan alle opleidingsvereisten, heeft de verplichte stage afgerond en is benoemd bij koninklijk besluit.

Een toegevoegd gerechtsdeurwaarder is bij de gerechtsdeurwaarder, aan wie hij is toegevoegd, werkzaam op kantoor. Hij verricht onder verantwoordelijkheid en toezicht van deze gerechtsdeurwaarder namens hem de ambtshandelingen waartoe de gerechtsdeurwaarder bevoegd is.[1]

Een kandidaat-gerechtsdeurwaarder is degene die met goed gevolg de deurwaardersopleiding heeft doorlopen en voor zijn stage is toegevoegd aan de gerechtsdeurwaarder. Hij staat onder verantwoordelijkheid en toezicht van een gerechtsdeurwaarder en is bij de gerechtsdeurwaarder werkzaam op kantoor.[2]

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

Tuchtklachten tegen gerechtsdeurwaarders worden in eerste aanleg behandeld door de Kamer voor gerechtsdeurwaarders. De Kamer voor gerechtsdeurwaarders (kamer) is onderdeel van de rechtbank Amsterdam. Tegen een beslissing van de kamer staat hoger beroep open bij het Hof. Tegen beslissingen van het Hof staat geen cassatieberoep open, behalve cassatie in het belang der wet.[3]

Tuchtmaatregelen

De Gerechtsdeurwaarderswet kent verschillende tuchtmaatregelen. Deze staan in art. 43 Gerechtsdeurwaarderswet en zijn:

  1. waarschuwing;
  2. berisping;
  3. geldboete;
  4. ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder;
  5. schorsing van maximaal één jaar;
  6. ontzetting uit het ambt.

Een geldboete kan gelijktijdig met een andere maatregel worden opgelegd.[4] De Gerechtsdeurwaarderswet kent vreemd genoeg niet de mogelijkheid om tuchtmaatregelen voorwaardelijk op te leggen.

Opgelegde tuchtmaatregelen worden bijgehouden in het register voor gerechtsdeurwaarders.[5]

Hoger beroep heeft schorsende werking voor wat betreft de opgelegde tuchtmaatregel.[6]

Voor toegevoegd gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders geldt dat zij alleen een waarschuwing, berisping en/of een geldboete opgelegd kunnen krijgen. De reden hiervan is dat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder en de kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet worden benoemd.[7] Het is dus feitelijk onmogelijk om een toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder te schorsen of uit zijn ambt te ontzetten. Wel kan hen als tuchtmaatregel worden opgelegd een ontzegging van de bevoegdheid om voor een periode van maximaal tien jaar op te treden als toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder.[8]

Eerste aanleg

Klager is door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder legde beslag op de AOW-uitkering van de klager. Echter, voordat het vonnis werd gewezen, had de klager de achterstallige huur al betaald. De klager verweet de toegevoegd gerechtsdeurwaarder (i) dat hij geen rekening hield met deze betaling, (ii) onduidelijkheid in de specificaties van de kosten en (iii) dat de beslagvrije voet niet juist was berekend. De kamer achtte alle drie de klachtonderdelen gegrond. De kamer legde de toegevoegd gerechtsdeurwaarder een schorsing op van twee weken.[9]

Hoger beroep

De toegevoegd gerechtsdeurwaarder ging in hoger beroep. Het Hof meent dat alleen de klachten over de onduidelijke specificatie van de kosten en de onjuiste berekening van de beslagvrije voet gegrond waren.

Uit de uitspraak blijkt niet of het hoger beroep zich ook richtte tegen het opleggen van de schorsing an sich. Het hof overweegt in r.o. 5.11:

“Het hof merkt over de door de kamer opgelegde maatregel van schorsing ten overvloede nog het volgende op. Op grond van artikel 49 lid 1 onder b. Gdw kan aan een toegevoegd gerechtsdeurwaarder geen schorsing worden opgelegd, nu wel de tuchtmaatregelen genoemd in artikel 43 lid 2 onder a. (waarschuwing), b. (berisping) en c. (geldboete) Gdw van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, maar niet de maatregel onder e. (schorsing voor de duur van ten hoogste één jaar). Schorsing van een toegevoegd deurwaarder is dus niet mogelijk.”

Incident?

Er is dus een tuchtmaatregel opgelegd waarvoor de Gerechtsdeurwaarderswet geen basis biedt en die dus niet opgelegd had mogen worden. Naar aanleiding van bovenstaande uitspraak heb ik onderzoek gedaan. Uit de jurisprudentie blijkt dat schorsing van toegevoegd gerechtsdeurwaarders vaker voorkomt. De door mij gevonden zaken waar de kamer een toegevoegd gerechtsdeurwaarder schorst, zijn:

  • Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 12 december 2014, ECLI:NL:TGDKG:2014:240;
  • Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 25 april 2017, ECLI:NL:TGDKG:2017:75;
  • Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 19 juni 2018, ECLI:NL:TGDKG:2017:232;
  • Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 21 september 2021, ECLI:NL:TGDKG:2021:141;
  • Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 17 januari 2022, ECLI:NL:TGDKG:2022:6.

Bovenstaande casus is dus geen incident. En dat is zorgelijk. Dit betekent dat er vijf toegevoegd gerechtsdeurwaarders zijn die onrechtmatig zijn geschorst door de kamer.

Voor zover mij bekend, is alleen van de laatste drie uitspraken van de kamer hoger beroep ingesteld.[10] In alle drie de gevallen was het beroep (deels) succesvol. Omdat hoger beroep schorsende werking heeft, hebben deze drie toegevoegd gerechtsdeurwaarders hun schorsing uiteindelijk niet uitgezeten.

Dit is anders voor de twee toegevoegd gerechtsdeurwaarders uit de uitspraken uit 2014 en 2017. Zij zijn geschorst geweest, terwijl dit op basis van de Gerechtsdeurwaarderswet niet mogelijk is. En dat is zuur. Met name voor betreffende toegevoegd gerechtsdeurwaarders, maar ook voor het aanzien van de beroepsgroep. Het is immers niet uit te leggen dat een tuchtrechter tuchtmaatregelen oplegt die geen wettelijke basis hebben.

Sinds de zomer van 2022 lijkt het Hof zich bewust te zijn van het onterecht schorsen van toegevoegd gerechtsdeurwaarders. Het Hof gebruikte de hierboven geciteerde rechtsoverweging namelijk ook in zijn uitspraak 23 augustus 2022.[11] Gezien deze twee terechtwijzingen van het Hof mag men er toch vanuit gaan dat de kamer artikel 49 lid 1 sub b Gerechtsdeurwaarderwet inmiddels hoog in het vaandel heeft staan.

En de beslissingen uit 2014 en 2017? Kan hiertegen nog een rechtsmiddel worden ingesteld?

De Gerechtsdeurwaarderswet sluit het rechtsmiddel cassatie, behoudens cassatie in het belang der wet, uit. Al zou de jurisprudentie over doorbreking van het rechtsmiddelenverbod in tuchtzaken van notarissen soelaas kunnen bieden.[12] Het probleem voor deze twee beslissingen is echter dat de termijn om cassatieberoep in te stellen inmiddels ruimschoots is verstreken.[13]

De Gerechtsdeurwaarderswet biedt wel de mogelijkheid om cassatie in het belang der wet in te stellen.[14] Is dat een optie voor de beslissingen uit 2014 en 2017? Nee, want cassatie in het belang der wet heeft alleen invloed op toekomstige zaken. Het brengt geen verandering in de beslissing in de zaak waarvan cassatie in het belang der wet is ingesteld. Dit nog afgezien van de vraag of de Procureur-Generaal, die verzoeken om cassatie in belang der wet beoordeeld, zal beslissen dat deze zaken geschikt zijn voor cassatie in het belang der wet.

Een laatste optie is de mogelijkheid van herziening van een onherroepelijke uitspraak. Probleem is echter dat de Gerechtsdeurwaarderswet hierin niet voorziet. Herzieningsjurisprudentie in tuchtzaken van gerechtsdeurwaarders is mij niet bekend. Maar dat betekent niet dat het niet mogelijk is. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) constateerde in 2017 dat enkele tuchtcolleges herziening mogelijk achten, ondanks het ontbreken van en wettelijke regeling. De CBb noemt het veterinair beroepscollege, het hof van discipline en (de notariskamer van) het gerechtshof Amsterdam bij naam. De uitspraak uit 2017 betrof een herzieningsverzoek in een accountantstuchtrechtzaak. Algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht maken dat, aldus het CBb, in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden tuchtuitspraak. Het CBb komt voorts tot de conclusie dat slechts degene over wie is geklaagd, het recht van herziening toekomt (en dus niet de klager).[15] Het opleggen van een tuchtmaatregel waarvoor geen wettelijke basis is, rechtvaardigt mijns inziens een herzieningsverzoek van desbetreffende toegevoegd gerechtsdeurwaarder.

mr. J.M. Veldhuis, advocaat bij NexaVelo Advocaten in Utrecht

Download artikel


[1] Artikel 27 Gerechtsdeurwaarderswet.

[2] Artikel 25 Gerechtsdeurwaarderswet.

[3] Artikel 34 lid 3 Gerechtsdeurwaarderswet.

[4] Artikel 43 lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet.

[5] Artikel 1a lid 3 Gerechtsdeurwaarderswet.

[6] Artikel 45 lid 5 Gerechtsdeurwaarderswet.

[7] Kamerstukken II 2014-15, 34 047, nr. 3, p. 37-38.

[8] Artikel 49 lid 1 sub b Gerechtsdeurwaarderswet juncto artikel 49 lid 2 Gerechtsdeurwaarderswet.

[9] Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 17 januari 2022, ECLI:NL:TGDKG:2022:6.

[10] Hof Amsterdam 19 juni 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2018, Hof Amsterdam 23 augustus 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2440 en Hof Amsterdam 27 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3620.

[11] Hof Amsterdam 23 augustus 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2440, r.o. 5.26.

[12] HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:51 en HR 2 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:223.

[13] Artikel 45 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet juncto artikel 426 lid 2 Rv.

[14] Artikel 34 lid 3 Gerechtsdeurwaarderswet juncto artikel 78 lid 1 Wet RO.

[15] College van Beroep voor het bedrijfsleven 21 maart 2017, ECLI:NL:CBB:2017:71, TT 2017/ 9 m.nt. M.G. Kelder, College van Beroep voor het bedrijfsleven 22 mei 2018, ECLI:NL:CBB:2018:202 en College van Beroep voor het bedrijfsleven 3 mei 2022, ECLI:NL:CBB:2022:210.

De kernwaarde partijdigheid

De kernwaarde partijdigheid

Kernwaarden

Voor advocaten gelden vijf kernwaarden, namelijk: onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid. Deze kernwaarden vormen samen de professionele standaard voor advocaten en daarmee zijn ze het uitgangspunt van de manier waarop een advocaat zich gedraagt en zijn werkzaamheden verricht.

Eerder besprak ik wat kernwaarden zijn en de kernwaarde onafhankelijkheid en in dit blog bespreek ik de kernwaarde partijdigheid.

Kernwaarde partijdigheid

De kernwaarde partijdigheid staat in artikel 10a Advocatenwet:

“In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:

[…]

b)   partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt;”

en in regel 2 lid 2 Gedragsregels 2018:

“Het belang van de cliënt, geen enkel ander belang, bepaalt de wijze waarop de advocaat zijn zaken behandeld.”

Het uitgangspunt voor het handelen van een advocaat is dus het belang van zijn cliënt.

Een advocaat heeft een grote vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een manier die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbegrensd, omdat een advocaat ook rekening moet houden met de belangen van de wederpartij en derden.

Grenzen aan partijdigheid

De hieronder opgenomen waargebeurde casus is een duidelijk voorbeeld van een advocaat die over de grens gaat c.q. te ver gaat in z’n partijdigheid.

Dakterras

De casus

Een advocaat stond een vrouw bij die met een buurman een geschil had over de aanleg van een dakterras door de buurman. Dit was een langlopend geschil en partijen ruzieden over de manier waarop het dakterras vormgegeven moest worden (wel/geen glasplaat over de dakkoepel). De buurman kondigde via zijn advocaat aan om op vrijdag 26 maart het dakterras aan te gaan leggen. De advocaat zat op die vrijdagochtend om 7:00 uur in leren motorkleding op het dak van de buurman een dossier te lezen in één van de twee tuinstoelen die hij had neergezet. De advocaat weigerde om het dak van de buurman te verlaten. Toen de terrasleggers arriveerden, werd de advocaat nogmaals verzocht het dak van de buurman te verlaten. Hierop reageerde de advocaat niet. Vervolgens ontstonden er schermutselingen en de buurman belde de politie. Nadat de politie ter plekke was en na toezegging van de buurman om die dag geen glasplaat over de dakkoepel te leggen, vertrok de advocaat.

Het oordeel

Het Hof van Discipline meent terecht dat de advocaat veel te ver was gegaan door de buurman te belemmeren om het dakterras aan te leggen en door de directe confrontatie te zoeken met de buurman, terwijl de buurman werd bijgestaan door een advocaat. In plaats van de confrontatie te zoeken, had de advocaat zich tot de advocaat van de buurman moeten wenden.[1]

Ook is het optreden van de advocaat niet zoals een behoorlijk advocaat jegens zijn wederpartij betaamt. De advocaat vervult een wezenlijke rol in de rechtsbedeling. Weliswaar moet een advocaat zich daarbij primair door het belang van zijn cliënt te laten leiden, maar een zekere afstand wordt daarbij van de advocaat ook verwacht. Met zijn optreden heeft de advocaat elke afstand uit het oog verloren en daarmee het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsuitoefening geschaad, aldus het Hof van Discipline.[2]

De advocaat toonde geen inzicht toonde “in het laakbare van zijn handelen” en daarom krijgt hij een berisping.[3] Dit is een zwaardere straf dan de waarschuwing die de Raad van Discipline hem oplegde.

Niet onnodig grievend

De vrijheid van de advocaat wordt ook beperkt doordat hij zich niet onnodig grievend mag uitlaten aan het adres van de wederpartij. Hierover schreef ik het blog Gedragregels voor advocaten: ‘niet onnodig grievend’.


[1] Hof van Discipline 17 februari 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3225, r.o. 5.8.

[2] Hof van Discipline 17 februari 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3225, r.o. 5.11.

[3] Hof van Discipline 17 februari 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3225, r.o. 5.12.

De kernwaarde partijdigheid

De kernwaarde onafhankelijkheid

Sinds 1 januari 2015 zijn in de Advocatenwet de vijf kernwaarden van de advocatuur opgenomen.[1] In dit blog bespreek ik wat kernwaarden zijn en besteed ik extra aandacht aan de kernwaarde onafhankelijkheid.

Wat zijn kernwaarden?

De kernwaarden waren in 2015 geen nieuw fenomeen. In de Advocatenwet is slechts opgeschreven wat al bestaande waarden en normen waren. Het formuleren van de kernwaarden is dan ook wel omschreven als “goeddeels oude wijn in nieuwe zakken”.[2]

De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel omschrijft de kernwaarden als volgt:

“Zij zijn de professionele standaard, vormen richtlijnen bij het optreden van de advocaat en zijn een toetssteen voor de tuchtrechter.”[3]

De kernwaarden vormen dus het uitgangspunt van de manier waarop een advocaat zich gedraagt en zijn werkzaamheden verricht. Dit is ook de reden dat je de kernwaarden terug vindt in de Gedragsregels voor advocaten.

De vijf kernwaarden voor de advocatuur zijn:

  • onafhankelijkheid
  • partijdigheid
  • deskundigheid
  • integriteit
  • vertrouwelijkheid

Hierna zal ik de eerste kernwaarde bespreken. De andere vier kernwaarden zal ik in toekomstige blogs bespreken.

Kernwaarde onafhankelijkheid

Zoals gezegd, komen de kernwaarden ook voor in de Gedragsregels 2018. De kernwaarde onafhankelijkheid vind je in regel 2 lid 1:

“De advocaat vermijdt dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zou kunnen komen.”

Gedragsregel 2 staat onder het kopje “De maatschappelijke rol van de advocaat” en dat geeft het belang van deze regel en kernwaarde onafhankelijkheid weer. Het beschikbaar zijn van onafhankelijke, partijdige, deskundige, integere en vertrouwelijke rechtsbijstand is noodzakelijk voor het goede functioneren van de rechtsbedeling.[4]

Een advocaat moet namelijk onafhankelijk zijn ten opzichte van alles en iedereen.

De kernwaarde onafhankelijkheid wordt wel gezien als de belangrijkste kernwaarde. Onafhankelijkheid is een wezenskenmerk van de advocatuur en een essentiële voorwaarde voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Een advocaat moet namelijk onafhankelijk zijn ten opzichte van alles en iedereen. Dit betekent onafhankelijk ten opzichte van de wederpartij, de overheid, de rechterlijke macht en de cliënt.[5] Men zegt ook wel dat de advocaat dominus litis (meester van het proces) is.

De onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt brengt ook mee dat een advocaat de zaak van de cliënt met enige afstand benadert. Als tussen advocaat en cliënt een onoverkoombaar verschil van inzicht is over de behandeling van de zaak, dan zal de advocaat zijn werk moeten neerleggen.[6]

Geld lenen

Twee voorbeelden uit de praktijk waaruit blijkt dat het lenen van geld van of aan de cliënt de onafhankelijkheid in het nauw brengt.

Geld lenen aan cliënt

Het eerste voorbeeld gaat over een kwestie waarin Hof van Discipline – de hoogste tuchtrechter – oordeelt over de situatie dat een advocaat geldt leent aan zijn cliënt. De advocaat werd dus de schuldeiser van de cliënt.[7]

“Het hof stelt voorop dat het in beginsel ontoelaatbaar is dat een advocaat aan een cliënt voor wie hij zaken in behandeling heeft, een (aanzienlijk) geldbedrag leent. Een dergelijke handelwijze kan er immers toe leiden dat tussen de advocaat en zijn cliënt belangentegenstellingen ontstaan, die afbreuk doen aan de voor een behoorlijke beroepsuitoefening tussen hen noodzakelijke vertrouwensbasis. Door zich ten opzichte van een cliënt in de positie van schuldeiser te plaatsen tast dit ook de vereiste onafhankelijkheid van de advocaat aan. Dit is in Gedragsregel 2 lid 1 tot uitdrukking gebracht.”

In deze zaak had de advocaat zekerheid voor de terugbetaling van de lening bedongen in de vorm van een recht van hypotheek op de woning van de cliënt en de advocaat behandelde een procedure die ging over deze woning. Het Hof van Discipline oordeelde:

“Het effect van een dergelijke belangenverstrengeling wordt nog versterkt indien de advocaat bovendien zekerheid bedingt op de onroerende zaak die voorwerp is van de procedure die hij voor zijn cliënt behandelt, zoals in het geval van verweerder en de door hypotheek verzekerde lening aan zijn cliënt P.”

Geld lenen van cliënt

In het tweede voorbeeld leende de advocaat in totaal € 183.000 van cliënten met wie de advocaat ook bevriend was. Het Hof van Discipline vond dat dit niet door de beugel kon:

“ Vaststaat dat verweerder geldleningen is aangegaan met cliënten, met wie hij tevens bevriend was. Het verweer dat het om vrienden ging en dat er daarom geen afhankelijkheidsrelatie in de zakelijke sfeer zou ontstaan, verwerpt de raad. Ook het argument dat het geen privé-leningen van vrienden betrof maar leningen, die via vennootschappen van vrienden liepen, maakt dit niet anders. Verweerder heeft zich door deze leningen in een afhankelijke positie gemanoeuvreerd waardoor een behoorlijke beroepsuitoefening in gevaar is gekomen.”[8]

Persoonlijke relatie

Tot slot een voorbeeld uit de relationele sfeer. Een advocaat treedt namens zijn zoon op tegen zijn voormalige ‘schoondochter’.[9]

Na een relatie van zes jaar gaan de zoon en de vriendin uit elkaar. De vader van de zoon legt onder andere beslag en start een gerechtelijke procedure. In de procedure vliegen de verwijten en beschuldigingen over en weer. De zoon wordt er onder andere van beschuldigd van vreemd gaan, hij zou verslaafd zijn aan wiet, hij zou een narcistische persoonlijkheidsstoornis hebben en hij zou zijn ex-vriendin ’s nachts lastig vallen met telefoontjes en sms-berichten. De ex-vriendin wordt neergezet als iemand die de ene dag heel lief voor de zoon was en de volgende dag zeer agressief kon doen tegen de zoon. Ook zou de ex-vriendin – zonder met de zoon te overleggen – een abortus hebben laten plegen om wraak te nemen voor het beëindigen van de relatie. Kortom, er wordt over en weer met modder gegooid.

Het Hof van Discipline overweegt dat een advocaat in zaken die samenhangen met een (verbroken) relatie ervoor moeten waken dat het niet escaleert. Hierbij hoort onder andere het zich onthouden van uitlatingen die de wederpartij naar redelijke verwachting als kwetsend zou ervaren.

Daarnaast kan een persoonlijke relatie met de cliënt de onafhankelijkheid van de advocaat in gevaar brengen. Dat was hier het geval:

“Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden blijkt in meer algemene zin dat de rechtsstrijd tussen partijen in hoge mate werd gekleurd door emoties, waarbij verweerder niet alleen werd gezien in de rol van advocaat, maar ook in die van vader van zijn zoon. […] Verweerder had in de omstandigheden van dit geval direct noch indirect de behartiging van de belangen van zijn zoon op zich moeten nemen.”


[1] Artikel 10a Advocatenwet.

[2] N.A.M.E.C. Fanoy, ‘De kernwaarden van Floris Bannier’, in: Stof tot overpeinzing, Liber amicorum voor Floris Bannier, Den Haag: Sdu 2011, p. 49.

[3] Kamerstukken II 2009-2010, 32 382, nr. 3, p. 7.

[4] Kamerstukken II 2009-2010, 32 382, nr. 3, p. 7.

[5] Kamerstukken II 2009-2010, 32 382, nr. 3, p. 8.

[6] Regel 14 lid 2 Gedragsregels 2018.

[7] Hof van Discipline 10 april 2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:115.

[8] Hof van Discipline 21 maart 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:54.

[9] Hof van Discipline 27 november 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:233.

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

‘De advocaat wordt op zijn woord geloofd’, is een veelgebruikte uitdrukking. Betekent dit dat een advocaat altijd gelijk heeft? En wie heeft er gelijk als twee ruziënde procespartijen allebei een advocaat hebben?

 

Strekking

De strekking van de uitdrukking ‘een advocaat wordt op zijn woord geloofd’, is beperkt. Het geldt alleen in procedures bij de (burgerlijke, bestuurs- en straf-) rechter.[1] En dan enkel als het gaat om de vraag of de advocaat een volmacht heeft van zijn cliënt om in die procedure op te treden.

Dit betekent concreet dat een advocaat geen schriftelijke volmacht van zijn cliënt aan de rechter hoeft te geven, terwijl andere gemachtigden dat wel moeten doen. In procedures bij de kantonrechter geldt dat deurwaarders ook op hun woord worden geloofd.[2]

Het zegt dus niets over de juistheid van de stellingen die een advocaat inneemt in de procedure.

Ook advocaten gebruiken de uitdrukking soms verkeerd; zie voorbeeld 1 en voorbeeld 2.

 

Rol rechter

Dit betekent niet dat de rechter de advocaat nooit mag vragen om een schriftelijke volmacht te overleggen. De rechter moet dan wel een concrete aanwijzing hebben dat er mogelijk geen volmacht is.

Een voorbeeld: blijkt uit de processtukken dat eisers Janssens B.V. ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding ontbonden was, dan kan de B.V. de advocaat geen opdracht tot de procedure hebben gegeven.

Concludeert de rechter dat de advocaat geen volmacht heeft, dan kan dat de advocaat worden veroordeeld in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 245 Rv en heet een ‘eigen beursje’. Lees mijn blog Het eigen beursje voor advocaten nader bezien voor meer informatie over en voorbeelden over dit onderwerp.

 

Gedragsrecht

Begint een advocaat onbevoegd een procedure namens zijn cliënt, dan handelt die advocaat niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dit betekent dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

In een tuchtzaak, die leidde tot de uitspraak van 20 maart 2017, oordeelde de Raad van Discipline dat dit een ernstig verwijt is. Omdat dit de eerste tuchtrechtelijke veroordeling van de advocaat was, kwam hij weg met een waarschuwing (de lichtste straf).

 

=====

[1] Artikel 80 lid 3 Rv (burgerlijke rechter), artikel 8:24 lid 3 Awb (bestuursrechter) en artikel 279 lid 1 Sv (strafrechter).

[2] Artikel 80 lid 3 Rv.

 

Nieuwe gedragsregels advocatuur vastgesteld

Nieuwe gedragsregels advocatuur vastgesteld

Ladies and gentlemen, we got them: nieuwe gedragsregels!

Op valentijnsdag stelde de commissie Loorbach, na enig uitstel, de nieuwe gedragsregels voor de advocatuur (‘Gedragsregels 2018’) vast.

Je zou verwachten dat de Nederlandse Orde van Advocaten de Gedragsregels 2018 met trots ronddeelt en meteen op haar website zet. Maar nee, tot op heden staan enkel nog de oude regels online:

gedragsregels advocaten advocatuur

Volgens een nieuwsbericht van het Advocatenblad worden de Gedragsregels 2018 pas komende maandag 19 februari a.s. gepubliceerd. Wel gelden ze vanaf 14 februari. Later deze maand verschijnen de gedragsregels ook in het Advocatenblad.

Opvallend is dat, voor wat betreft de toelichting op de gedragsregels, wordt gekozen voor een ‘levende toelichting’ (wie heeft die term bedacht?). Dit betekent dat de toelichting – dus niet de gedragsregels – tussentijds kan worden aangepast naar de gewijzigde opvattingen of naar aanleiding van tuchtrechtelijke uitspraken die verduidelijken wat de strekking is van een bepaalde gedragsregel.

Het is dus nog even afwachten hoe de precieze gedragsregels luiden. Wordt vervolgd.

De kernwaarde partijdigheid

Discussie: het is goed dat advocaten geen leads via leadsites mogen kopen

In de nieuwsbrief van de Amsterdamse Orde van Advocaten van 12 januari 2016 staat het volgende over websites die tegen betaling leads verzorgen voor advocaten voor advocaten en het verbod voor advocaten om te betalen voor het aanbrengen van opdrachten.

(meer…)

De kernwaarde partijdigheid

Tuchtrecht: lijst met geschorste en geschrapte advocaten openbaar

Toen op 1 januari 2015 de vernieuwde Advocatenwet in werking trad, kreeg de secretaris van de Algemene Raad de verplichting om een lijst met geschorste en geschrapte advocaten openbaar te maken.

In dit blog zet ik uiteen onder welke voorwaarden een advocaat op deze lijst terecht komt.

(meer…)

Informatiekosten in de incassofase

Informatiekosten in de incassofase

Dit blog gaat over een tuchtuitspraak van de Gerechtsdeurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam. Deze kamer behandelt de zaken in hoger beroep van klachten die tegen deurwaarders zijn ingediend.

Op 27 januari 2015 deed het gerechtshof uitspraak over de vraag of deurwaarders informatiekosten in rekening mogen brengen in de minnelijke incassofase.

(meer…)

Schorsing van advocaat vermeld op vonnis: trend of vergissing?

Schorsing van advocaat vermeld op vonnis: trend of vergissing?

Gisteren zag ik op rechtspraak.nl het volgende in een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:576)

(meer…)

De kernwaarde partijdigheid

Gedragsregels voor advocaten: ‘niet onnodig grievend’

Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden.

In dit vierde blog over deze gedragsregels zal ik het hebben over de manier waarop een advocaat zich mag uitlaten.

Hoe een advocaat zich zou moeten gedragen, is sinds jaar en dag onderwerp van discussie. Van der Linden schreef in zijn “Redevoeering” uit 1824:[1]

“Van hoonen en schelden moet men zich altijd onthouden. Want indien iemand zoo vermetel is, dat hij zijne zaak niet door goede redeneringen, maar door scheldwoorden meent te moeten goed maken, brengt hij zich in de verdenking van eene kwade zaak voor te hebben.”

Het ligt nogal voor de hand dat schelden niet behoort tot de gereedschapskist van de advocaat. Maar wat mag dan wel? Gedragsregel 31 omschrijft dit als volgt:

“De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten.”

Het is kort en bondig, maar heel erg veel duidelijker wordt het niet. Wat moet je verstaan onder “niet onnodig grievend”?

Een advocaat is partijdig, omdat hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Een advocaat mag zijn cliënt bijstaan op een manier die hem goeddunkt. Maar deze vrijheid is niet onbeperkt, zo blijkt uit vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline. De advocaat moet rekening houden met de belangen van de wederpartij, maar de belangen van zijn eigen cliënt zijn leidend.[2]

Of een advocaat over de schreef gaat, is afhankelijk van de situatie waarin hij zijn uitlatingen doet. Mag een advocaat melding maken van strafrechtelijke vervolging van de wederpartij wegens poging tot moord in procedure tot verkrijging van een straatverbod? Dat achtte het Hof van Discipline gezien de aard van de procedure (straatverbod)begrijpelijk en niet onnodig grievend.[3] Daartegenover staat het geval waarin de advocaat aan de grootvader van zijn cliënte schreef “cliënte is door u in haar jeugd regelmatig sexueel misbruikt”. Omdat de advocaat de lezing van zijn cliënte als vaststaand presenteerde zonder dat hij de juistheid heeft vastgesteld, was de klacht gegrond.[4]

Een belangrijk richtsnoer hierbij is dat de uitlating begrijpelijk is in het kader van de procedure of discussie die wordt gevoerd.

Eén advocate maakte het dermate bont, dat het Hof van Discipline – al dan niet met het de Redevoeering van Van der Linden in het achterhoofd – overwoog:[5]

“Het zou verweerster inmiddels duidelijk moeten zijn dat zij mag opkomen voor haar rechten, maar dat zij dat als advocaat behoort te doen met inhoudelijke argumenten en niet op een wijze zoals zij dat tot nu toe doet.”

Deze advocate gebruikte termen als “insinuerend en intimiderend optreden”, “valse aantijgingen”, “uw aanhoudende leugens”, “ù bent de gifbeker die dient te worden gestopt”, “het door u in de tuchtrechtprocedures gepleegd bedrog”, “u voortdurend aparte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert”, “door u (..) gedane lasterlijke uitspraken” en “het smaadschrift”, “laster”, “stalking” en “hun lasterlijke aanklachten (268 Sr)” en “chantage”. Dit is allemaal onnodig grievend.

Op de website tuchtrecht-updates.nl kan je zoeken in tuchtrechtelijke uitspraken.

 


[1] J. van der Linden, Redevoeering, Amsterdam: P. den Hengst en Zoon, p. 38.

[2] Raad van Discipline Arnhem 15 november 2013, 252, ECLI:NL:TADRARN:2013:88.

[3] Hof van Discipline 23 februari 2001, 3054.

[4] Hof van Discipline 21 september 1992, 1663; Advocatenblad 1993, p. 320.

[5] Hof van Discipline 20 april 2012, nr. 5769, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4456.

 

De kernwaarde partijdigheid

Gedragsregels voor advocaten: tuchtrecht

Ben je niet tevreden over je advocaat, dan kan je een klacht indienen. In dit blog zal ik de verschillende stappen / procedures kort uiteenzetten.

Het ligt voor de hand dat je je ongenoegen eerst kenbaar maakt aan je advocaat. Veel klachten worden op deze manier naar tevredenheid opgelost. Kom je er toch niet uit, dan kan je een officiële klacht indienen. Veel kantoren hebben een interne klachtenregeling. Blijf je ontevreden, dan kan je je wenden tot de deken.

(meer…)

De kernwaarde partijdigheid

Gedragsregels voor advocaten: geheimhoudingsplicht

[LET OP!] Dit blog is gebaseerd op de Gedragsregels 1992. Inmiddels gelden de Gedragsregels 2018. Mijn nieuwe blog over de geheimhoudingsplicht lees je hier.

Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. In dit tweede blog over de gedragsregels zal ik het hebben over de geheimhoudingsplicht.

 

Fundamenteel beginsel

De geheimhoudingsplicht is één van de fundamentele beginselen voor de uitoefening van het beroep van advocaat. Het is van het grootste belang dat iedere cliënt hierop onvoorwaardelijk kan vertrouwen.

De geheimhouding vloeit voort uit de kernwaarde vertrouwelijkheid. Dit is één van de vijf kernwaarden van de advocatuur (zie mijn vorige blog).

 

Geheimhoudingsplicht

De geheimhoudingsplicht is vastgelegd in Gedragsregel 6 van de Gedragsregels 1992:

  1. De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
  2. Indien een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak naar zijn oordeel een gebruik maken van zijn verkregen kennis naar buiten eist, staat dat de advocaat vrij, voor zover de cliënt daartegen geen bezwaar heeft en voor zover dit in overeenstemming is met een goede beroepsuitoefening.
  3. De advocaat legt zijn medewerkers en personeel de inachtneming van een gelijke geheimhouding op.
  4. De geheimhoudingsplicht duurt voort na de beëindiging van de relatie met de cliënt.
  5. Indien de advocaat aan een wederpartij vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, zal de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen.

De onder 1 genoemde situatie is de algemene norm die geldt voor het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim geldt niet alleen voor de inhoud van de zaken die de advocaat behandelt, maar het gaat om alle informatie over de cliënt. Hierbij is niet van belang hoe de advocaat die informatie heeft verkregen.

De geheimhouding ziet ook op ‘de persoon van de cliënt’. Dit houdt in dat je in beginsel niet bekend maakt wie je cliënt is. Ook verkapte mededelingen zijn niet toegestaan als daaruit te herleiden valt wie je cliënt is.

In lid 2 is een belangrijke uitzondering opgenomen van de geheimhoudingsplicht. Indien het voor een zaak noodzakelijk is dat de advocaat kenbaar maakt wie zijn cliënt is en de cliënt heeft daartegen geen bezwaar, mag de advocaat de geheimhoudingsplicht doorbreken. De behandeling van een zaak maakt dit natuurlijk vaak noodzakelijk en in zoverre is het een logische uitzondering.

 

Einde zaak = einde geheimhoudingsplicht?

De geheimhoudingsplicht eindigt niet op het moment dat de cliënt overstapt naar een andere advocaat of als de zaak afgelopen is. Zelfs in het geval dat de cliënt overlijdt, blijft de geheimhoudingsplicht bestaan. Alleen bij zwaarwegende belangen kan hier een uitzondering op worden gemaakt.[1]

 

Tuchtrecht

Dient de cliënt een klacht in, dan geldt de geheimhoudingsplicht niet onverkort in de tuchtrechtprocedure. Zou dat anders zijn, dan wordt de advocaat bemoeilijkt in zijn verweer tegen de klacht van zijn cliënt en dat is niet de bedoeling.[2]

 


[1] HvD 14 juli 2000, 2936; Adv.bl. 2001, p.396.

[2] HvD 30 mei 1988, 1108 en HvD 6 november 1989, 1173.

De kernwaarde partijdigheid

Gedragsregels voor advocaten: inleiding

Vanaf nu zal ik van tijd tot tijd een blog wijden aan de gedragsregels voor advocaten. In dit eerste blog een inleiding in het gedragsrecht voor advocaten.

Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. Doet een advocaat dat niet dan kan hij daarvoor een tik op de vingers krijgen. Dit kan een lichte tik zijn (een waarschuwing) tot een zeer zware tik (schrapping van het tableau; denk aan Moszkowicz).

De gedragsregels zijn een uitvloeisel van de vijf kernwaarden van de advocatuur, te weten:

  • onafhankelijk;
  • partijdig;
  • deskundig;
  • integer;
  • vertrouwelijk;

en van artikel 46 Advocatenwet:

“De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.”

Er zijn in totaal 39 gedragsregel waar advocaten zich aan moeten houden. De 39 gedragsregels zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, zoals ‘verhouding tot de cliënt’, ‘optreden in rechte’, ‘betrekkingen tussen advocaten’ en ‘financiële regels’.

De gedragsregels kunnen worden gezien als een uitwerking van de twee vet en cursief gedrukte zinnen. Het zijn normen die advocaten in acht moeten nemen. Het zijn geen strikte regels, maar een leidraad voor de advocaat bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.

De gedragsregels kan je hier nalezen.

Op de website tuchtrecht-updates.nl kan je zoeken in tuchtrechtelijke uitspraken.

In volgende blogs zal ik inhoudelijk ingaan op de gedragsregels. Als jullie een voorkeur hebben voor een bepaald onderwerp, laat dan een bericht achter (zie hieronder) en dan zal ik daar rekening mee houden.

Informatiekosten in de incassofase

Deurwaarder: incasseren, verrekenen en opschorten?

Veel ondernemers geven hun vorderingen uit handen aan deurwaarderskantoren en ook veel gemachtigden en advocaten schakelen deurwaarders in om het executietraject te verzorgen.

Voor deurwaarders gelden enkele aparte regels. In dit blog zullen de regels ten aanzien van het beheren van geïncasseerde gelden, verrekenen en opschorten aan bod komen.

Derdengeldenrekening

Als de deurwaarder voor zijn opdrachtgever gelden incasseert, dan moeten deze op worden gestort op de derdengeldenrekening van de deurwaarder. De derdengeldenrekening is een speciale bankrekening die bedoeld is om bedragen die de deurwaarder voor zijn opdrachtgever ontvangt, op te storten.

De reden dat hiervoor een aparte bankrekening voor wordt gebruikt, is dat het vermogen van de deurwaarder en de opdrachtgevers van de deurwaarder gescheiden blijven. Op die manier worden de opdrachtgevers beschermd tegen bijvoorbeeld een faillissement van de deurwaarder.

Verrekenen?

Om bedragen te incasseren voor zijn klanten zal de deurwaarder kosten moeten maken. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van het betekenen van een vonnis, beslagkosten en de afgesproken succes fee die de deurwaarder toekomt over het geïncasseerde bedrag.

Als twee partijen over en weer vorderingen op elkaar hebben, dan kunnen ze die onder bepaalde voorwaarden verrekenen. Het gevolg hiervan is dat beide vorderingen worden verminderd met het bedrag van de laagste vordering. In beginsel mag de deurwaarder ook verrekenen, maar niet in alle gevallen.

De deurwaarder mag opbrengsten en kosten in hetzelfde dossier altijd verrekenen. Ook mag de deurwaarder de opbrengsten uit het ene dossier verrekenen met de kosten in een ander dossier van dezelfde opdrachtgever.[1] Als een deurwaarder gaat verrekenen dan dient hij dit aan zijn opdrachtgever mee te delen.[2]

Verrekening mag niet in geval opdrachtgever, bijvoorbeeld een advocaat, meerdere zaken voor meerdere van zijn cliënten bij de deurwaarder heeft ondergebracht. In mijn ervaring gaat dit over het algemeen goed. Maar het is wel eens voorgekomen dat ik voor meerdere cliënten dezelfde deurwaarder had ingeschakeld en dat deze deurwaarder geïncasseerde bedragen uit het dossier van cliënt A ten onrechte verrekende met kosten uit een ander dossier van cliënt B.

Opschorting

Als een deurwaarder niet mag verrekenen, dan mag hij ook niet opschorten. Dit heeft de kamer voor Gerechtsdeurwaarders geoordeeld in haar uitspraak van 20 juli 2010.[3]

Klachtwaardig

Als een deurwaarder ten onrechte verrekent of de afdracht van gelden opschort, dan handelt de deurwaarder klachtwaardig en kan je een klacht indienen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (onderdeel van de rechtbank Amsterdam).

 


[1] Hof Amsterdam, 30 juni 2009, LJN: BJ 1695.

[2] Hof Amsterdam, 12 juli 2011, LJN: BR1601.

[3] Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 20 juli 2010, LJN: YB0441.

De kernwaarde partijdigheid

Moszkowicz: het oordeel

Vandaag is het doek gevallen voor Bram Moszkowicz. het Hof van Discipline oordeelde dat hij het vertrouwen in de Advocatuur ernstig heeft geschaad – en daar hebben ze een punt.

Hieronder de integrale tekst van één van de zeven uitspraken.

(meer…)

%d bloggers liken dit: