Op 14 september 2022 sloot de internetconsultatie van de Wet opleggen betalingsregelingen door de rechter. Het doel van de wet is om, de titel zegt het al, de rechter de mogelijkheid te geven om een betalingsregeling op te leggen. Ook al wil de schuldeiser dat niet. Momenteel kan dat niet. Dit volgt uit artikel 6:29 BW:
“De schuldenaar is zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen.”
Veel kritiek
Er was het nodige aan te merken op het voorstel van de internetconsultatie. Onder andere advocaat Jan Spanjaard schreef een column met de nodige aandachtspunten.[1] In mijn column in het tijdschrift BER was ik kritisch op de reikwijdte van het voorstel en de onduidelijkheid over wanneer de rechter een betalingsregeling mag opleggen.[2] De Nederlandse Orde van Advocaten adviseerde zelfs om het wetsvoorstel niet door te zetten.[3]
Geen voorstel Wet opleggen betalingsregelingen door de rechter
Op 23 november 2022 sprak de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen nog de verwachting uit dat het wetsvoorstel voor de Wet opleggen betalingsregelingen door de rechter voor de zomer aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden.[4] Dat is niet gebeurd. Sinds november 2022 is het stil voor wat betreft het wetsvoorstel.
“De reacties op de consultatie waren kritisch. Daarom ben ik voornemens na het zomerreces een ronde tafel te organiseren met alle betrokken partijen om te kijken of en hoe we hiermee verder kunnen.”
De minister ziet ook in dat het wetsvoorstel flink onder handen genomen moet worden en dat nader overleg nodig is. Ik ben dan ook heel benieuwd of het wetsvoorstel er komt en zo ja, hoe de regeling er dan uit komt te zien.
Op 1 juli jl. traden niet alleen nieuwe procesreglementen in werking, maar ook de tarieven voor de wettelijke rentes werden aangepast. En dat is niet voor het eerst dit jaar. Op 1 januari 2023 werden de wettelijke vertragingsrente en de wettelijke handelsrente al verhoogd naar 4% per jaar en 10,5% per jaar.
Wettelijke vertragingsrente
De wettelijke vertragingsrente is de schadevergoeding die verschuldigd is wegens de vertraging in de voldoening van een geldsom, aldus artikel 6:119 lid 1 BW.
De wettelijke vertragingsrente is op 1 juli jl. met 2% verhoogd. De wettelijke vertragingsrente bedraagt per 1 juli 2023 6% per jaar.
Wettelijke handelsrente
De wettelijke handelsrente geldt voor handelstransacties tussen professionele partijen (niet consumenten). De wettelijke handelsrente is geregeld in artikel 6:119a BW.
Op 1 januari verhoogde men de wettelijke handelsrente van 8% naar 10,5%. Op 1 juli 2023 is deze rente met 1,5% verhoogd naar 12% per jaar.
Vanaf wanneer wettelijke rente betalen?
Voordat je de wettelijke handels- of vertragingsrente moet betalen, moet de schuldenaar eerst in verzuim zijn. Wat verzuim is en hoe iemand in verzuim raakt, lees je in mijn blog Verzuim.
Telkens na een jaar (lees: periode van 12 maanden) wordt het bedrag waarover de wettelijke rente wordt berekend, vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente. Dit betekent dat na 12 maanden de wettelijke rente wordt berekend over het onbetaald gelaten bedrag en de rente van de voorafgaande 12 maanden.
Per 1 januari 2023 is de wettelijke vertragingsrente verhoogd van 2% naar 4%.[1]
Wat is de wettelijke vertragingsrente?
De wettelijke vertragingsrente is de schadevergoeding die verschuldigd is wegens de vertraging in de voldoening van een geldsom, aldus artikel 6:119 lid 1 BW.
Voordat de wettelijke rente is verschuldigd, moet de schuldenaar eerst in verzuim zijn. Wat verzuim is en hoe iemand in verzuim raakt, lees je in mijn blog Verzuim.
Telkens na een jaar (lees: periode van 12 maanden) wordt het bedrag waarover de wettelijke vertragingsrente wordt berekend, vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente. Dit betekent dat na 12 maanden de wettelijke rente wordt berekend over het onbetaald gelaten bedrag en de rente van de voorafgaande 12 maanden.
Andere soorten rente
Naast de wettelijke vertragingsrente bestaat de wettelijke handelsrente en de contractuele rente. De wettelijke handelsrente geldt, kort gezegd, voor handelstransacties tussen professionele partijen. De wettelijke handelsrente is geregeld in artikel 6:119a BW en bedraagt momenteel 10,5% per jaar.
De contractuele rente is het rentepercentage die partijen afspreken in een overeenkomst of in algemene voorwaarden. Partijen kunnen in beginsel zelf afspreken hoe hoog deze rente zal zijn
Nieuw rentepercentage
Per 1 januari 2023 is de wettelijke vertragingsrente verhoogd van 2% naar 4% per jaar. Dit is de eerste wijziging sinds 1 januari 2015. Toen werd deze rente verlaagd van 3% naar 2% per jaar.
De historische ontwikkeling van de wettelijke vertragingsrente zie je in onderstaande tabel.
Borgtocht en (hoofdelijk) medeschuldenaar worden in de dagelijkse praktijk vaak door elkaar gebruikt. Maar er zijn belangrijke verschillen. In dit blog komen de belangrijkste verschillen aan bod.
Borgtocht
Er is sprake van borgtocht als iemand een prestatie voor een ander moet verrichten als die ander het niet doet. Of, zoals de wet het zegt in artikel 7:850 BW:
“Borgtocht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen.”
Als iemand zich borg stelt voor de betaling van een factuur, dan moet hij/zij de factuur betalen als de hoofdschuldenaar niet betaalt. De borg staat dus in voor de verplichting van een ander (de hoofdschuldenaar).
De hoofdschuldenaar moet eerst worden aangeschreven om te betalen. Als de hoofdschuldenaar in gebreke wordt gesteld, dan moet de borg daarvan mededeling worden gedaan.
Net als de hoofdschuldenaar is de borg ook rente verschuldigd. Het verschil is dat de borg pas rente is verschuldigd als hijzelf in verzuim is.[1]
Is een borgtocht aangegaan buiten beroep of bedrijf, dan noemen we dat een private borg. Voor de private borg gelden aanvullende voorwaarden. Eén daarvan is dat een maximum bedrag moet zijn opgenomen in de overeenkomst van borgtocht als het bedrag van de verbintenis van de hoofdschuldenaar op het tijdstip van aangaan van de borg niet vast staat.
Hoofdelijk medeschuldenaar
Hoofdelijk medeschuldenaar is iemand die naast de hoofdschuldenaar aansprakelijk is voor de hele schuld. De hoofdelijk schuldenaren zijn met z’n allen aansprakelijk voor hun gezamenlijke schuld.
De schuldeiser kan alle hoofdelijk medeschuldenaren aanspreken voor de gehele vordering. Als één hoofdelijk medeschuldenaar de gehele vordering betaalt, dan kan hij zich vervolgens verhalen op de andere hoofdelijk medeschuldenaren.
Voordat een hoofdelijk medeschuldenaar wordt aangesproken, hoeft niet eerst een aparte brief te worden verzonden, zoals bij borgtocht het geval is. Ook zijn alle hoofdelijk schuldenaren vanaf hetzelfde moment rente verschuldigd.
[1] Hierop bestaat een uitzondering. Namelijk als de situatie van artikel 6:83 sub b BW zich voordoet.
Misschien heb je wel eens gehoord of gelezen dat je in verzuim komt als je niet alsnog de rekening betaalt. Maar wat is verzuim nou precies en wat kunnen de gevolgen zijn?
Wat is verzuim?
De Van Dale omschrijft verzuim als “het niet doen van iets dat je wél moet doen”. En dit geldt in de basis ook voor het juridische begrip verzuim. In de juridische zin kan verzuim worden omschreven als het niet nakomen van verplichtingen uit een opeisbare verbintenis.
De verbintenis moet opeisbaar zijn. Denk aan een verstreken betalingstermijn van een factuur of niet geleverde spullen. Is de betalings- of leveringstermijn nog niet verstreken, dan kan de schuldeiser de vordering nog niet opeisen.
Hoe raak je in verzuim?
Je kan op meerdere manieren in verzuim komen. Soms gaat dat vanzelf en soms moet er actie worden ondernomen.
Spreken partijen geen termijn af voor nakoming, dan treedt het verzuim pas in nadat de schuldeiser een schriftelijke aanmaning stuurt aan de schuldenaar.[1] In deze aanmaning biedt de schuldeiser de schuldenaar een laatste redelijke termijn om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Deze aanmaning noemt men een ingebrekestelling.
In een aantal gevallen is een ingebrekestelling niet nodig. In de wet staan drie situaties waarin het verzuim intreedt zonder ingebrekestelling., namelijk wanneer (artikel 6:83 BW):
een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen;
de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding die een gevolg is van het niet nakomen van de verbintenis en de verbintenis niet terstond wordt nagekomen;
de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten.
Dit betekent niet dat er geen andere situaties zijn waarin het verzuim intreedt zonder ingebrekestelling. Het verzuim kan namelijk ook intreden op grond van de redelijkheid en billijkheid.[2]
De gevolgen van verzuim
Is sprake van verzuim, dan kan de schuldeiser meerdere dingen doen.
Ontbinden overeenkomst
De eerste mogelijkheid is dat de schuldeiser de overeenkomst helemaal of deels ontbindt. Let op dat de tekortkoming ernstig genoeg is om dit te rechtvaardigen. Zo is het bijvoorbeeld vaste rechtspraak dat bij een huurachterstand van drie maanden of meer de huurovereenkomst mag worden ontbonden.
Rente
Als je in verzuim verkeert, dan ben je mogelijk rente verschuldigd. Dit kan de rente zijn die is afgesproken in de overeenkomst of algemene voorwaarden (contractuele rente). Als er niets is afgesproken, dan kan de schuldeiser de wettelijke handelsrente of de wettelijke vertragingsrente vorderen.
Ook kan de schuldeiser vaak aanspraak maken op buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten hangt af van de het onbetaald gelaten bedrag en de afspraken van partijen.
Voor consumenten geldt een verplichte wettelijke regeling (dwingend recht). De schuldeiser moet een brief sturen aan de in verzuim verkerende schuldenaar. Hierin gunt hij de consument een termijn van 14 dagen om alsnog te betalen. Betaalt de schuldenaar vervolgens niet, dan moet hij buitengerechtelijke incassokosten betalen.
Meer informatie over de veertiendagenbrief en buitengerechtelijke incassokosten lees je in de ‘opfrisser’ die ik schreef voor het Advocatenblad.
In de strijd tegen problematische schulden is demissionair minister Dekker van rechtsbescherming voornemens om rechters de bevoegdheid te geven om een betalingsregeling aan partijen op te leggen.[1]
Aanleiding
De reden om de rechter deze bevoegdheid te geven, is dat uit onderzoek blijkt:
“dat er een aanzienlijke groep schuldeisers is die verzoeken van schuldenaren om een betalingsregeling te treffen, afwijzen. Ook als de schuldenaar aantoont dat het niet betalen voortkomt uit betalingsonmacht.”[2]
Verder blijken schuldenaren te afwachtend te zijn en nemen ze geen contact op met de schuldeiser.[3] Het gevolg hiervan is gerechtelijke procedures, waarvan 70-80% verstekzaken zijn, wat weer leidt tot veel extra kosten voor de schuldenaar (griffierecht, salaris gemachtigde, kosten deurwaarder en nakosten). Hierdoor stijgt de schuldenlast van de schuldenaar.
Afwijking
Deze bevoegdheid betekent een wijziging van de wettelijke regeling van artikel 6:29 Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bepaalt dat een schuldenaar de vordering in gedeelten mag voldoen als de schuldeiser daarmee instemt. De rechter kan op dit moment dus alleen betalingsregeling opleggen, als de schuldeiser daarmee instemt. Een voorbeeld hiervan is de alternatieve procedure Huurzittingen bij de Amsterdamse kantonrechter (dit is de voortzetting van de pilot huurzaken).
Wetsvoorstel
De Raad voor de Rechtspraak is een voorstander van de nieuwe bevoegdheid en verwacht geen problemen, omdat de rechter voldoende mogelijkheden heeft om de benodigde informatie op te vragen bij partijen. De rechter kan namelijk op grond van artikel 22 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering partijen verplichten om bepaalde informatie te verstrekken. Dit geldt ook voor financiële gegevens. Dit is voor de minister aanleiding om een wetsvoorstel op te laten stellen.
Omdat de rechter feitelijk gaat meeprocederen, ben ik zeer benieuwd hoe dit gemotiveerd gaat worden in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Bij de pilot Huurzaken zette ik in 2018 vraagtekens, maar omdat dat niet gebaseerd was op een wetsvoorstel is daarover nooit duidelijkheid gekomen.
Voorwaarden verplichte betalingsregeling
Hoe de precieze regeling eruit komt te zien en onder welke voorwaarden de rechter partijen een minnelijke regeling kan opleggen, is nog onduidelijk. Dat wordt bekend als het wetsvoorstel in consultatie gaat. Toch ga ik een aantal punten noemen die aandacht behoeven.
– Verschijnen
Een eerste voorwaarde zal moeten zijn dat de schuldenaar verschijnt in de procedure. Omdat thans 70-80% verstek laat gaan, is het succes voor een groot deel afhankelijk van de, door de minister verwachte, aanzuigende werking als eenmaal bekend wordt dat ter zitting betalingsregelingen afgesproken of opgelegd kunnen worden.[4]
– Doelgroep voor betalingsregeling
Gezien de aanleiding van deze maatregel, lijkt het me dat het moet gaan om consumenten die niet kunnen betalen. Het zou dus niet moeten gelden voor consumenten die niet willen betalen (betalingsonwil) en ook niet voor bedrijven. De minister geeft aan dat betalingsregelingen voor mensen met problematische schulden niet werken, omdat ze de regeling toch niet kunnen nakomen.[5] Er zal daarom goed moeten worden nagedacht wat nou precies de doelgroep is en hoe de rechter kan bepalen of een betalingsregeling zin heeft.
– Welke rechter?
Het rapport waar de minister zich op beroept, heeft als ondertitel “Bevorderen van haalbare betalingsregelingen bij private schuldeisers”.[6] Betekent dit dat de rechter de bevoegdheid om een betalingsregeling op te leggen niet krijgt als de overheid schuldeiser is? Dat lijkt me een onnodige beperking, met name met de toeslagenaffaire nog vers in het geheugen. De vraag is of ook de bestuursrechter deze bevoegdheid zou moeten krijgen.
Tot slot ben ik ben benieuwd of alleen de kantonrechter deze bevoegdheid krijgt of dat alle burgerlijke rechters die krijgen en dus ook rechters van de sector civiel (vordering van meer dan € 25.000) en de raadsheren van de gerechtshoven (voor hoger beroep procedures). De indruk wordt gewekt dat alleen de kantonrechter deze bevoegdheid zal krijgen. Het plan is immers om meer schuldenaren naar de zitting te krijgen en enkel bij de kantonrechter kan je in persoon en zonder advocaat verschijnen. Ook het rapport Betalingsregelingen lijkt uit te gaan van procedures bij de kantonrechter.[7]
Onverschuldigde betaling is volgens bet Burgerlijk Wetboek:
“Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.”[1]
Echt duidelijk en begrijpelijk is deze omschrijving niet. In begrijpelijk Nederlands is onverschuldigde betaling:
“je geeft iemand iets zonder dat daarvoor een afspraak is gemaakt en zonder dat het je bedoeling was.”
Hierbij kan je denken aan de volgende situaties.
Voorbeeld 1
Karel koopt via Marktplaats een fiets. Dit betekent dat Karel met de verkoper een (schriftelijke of mondelinge) koopovereenkomst aangaat. Zoals afgesproken, wil Karel de koopprijs per bank betalen, maar bij het invoeren van het rekeningnummer draait hij twee getallen om. In plaats van de verkoper krijgt een wildvreemde het geld bijgeschreven. Met de persoon die jouw geld bijgeschreven krijgt, heeft Karel geen verhouding op basis waarvan hij geld zou moeten betalen en hij wil dit ook niet. Karel heeft zonder rechtsgrond betaald aan deze persoon en er is sprake van onverschuldigde betaling.
Voorbeeld 2
Nicolaas heeft een vonnis op basis waarvan Mieke € 50.000 aan hem betalen. Nadat de Mieke is aangeschreven, betaalt zij vordering. Mieke laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Met succes: het gerechtshof vernietigt het vonnis. Hiermee is het vonnis komen te vervallen, is de betaling van Mieke aan Nicolaas zonder rechtsgrond gedaan en is sprake van onverschuldigde betaling door Mieke.
Gevolgen
Het gevolg van de onverschuldigde betaling door Karel is dat hij de verkoper alsnog moet betalen, omdat die de koopprijs van de fiets nog niet heeft ontvangen. Ook zal Karel het onverschuldigd betaalde bedrag terug willen krijgen. Dit betekent dat hij moet achterhalen wie de houder is van het rekeningnummer en vervolgens moet hij hopen dat deze persoon het geld vrijwillig terugstort.
Naast het bedrag dat onverschuldigd is betaald, kunnen Karel en Mieke ook aanspraak maken op de wettelijke vertragingsrente. Deze rente is verschuldigd vanaf de datum van de onverschuldigde betaling tot aan de dag dat de het bedrag wordt terugbetaald. Het is niet nodig om eerst een aanmaning te sturen, voordat je hier aanspraak op kan maken.[2]
Verjaarde vordering
Het komt voor dat een schuldeiser te lang stil zit met als gevolg dat zijn vordering verjaart. Is een vordering verjaard, dan kan de schuldeiser die vordering niet meer afdwingen bij de rechter.
De vordering bestaat nog wel, maar is niet meer afdwingbaar. Wat overblijft is, zoals juristen dat noemen, een natuurlijke verbintenis.
Betaal je een verjaarde vordering, dan voldoe je aan een verbintenis en dus is er géén sprake van onverschuldigde betaling.
Verjaring
De vordering uit onverschuldigde betaling kan ook verjaren. De verjaringstermijn bedraagt vijf jaar.[3] Deze verjaringstermijn start op de dag nadat de benadeelde daadwerkelijk in staat is om een rechtsvordering tot terugbetaling in te stellen. De verjaringstermijn voor de vordering van Mieke start op de dag nadat het gerechtshof uitspraak heeft gedaan.[4]
Als een debiteur je facturen niet betaalt, dan gebeurt het vaak dat je niet meteen actie onderneemt. Debiteuren achter de broek aanzitten, is niet leuk en heeft vaak geen prioriteit. En daarnaast kiest men er in het huidige economische klimaat er toch vaak voor om zo min mogelijk kosten te maken en kiest men er vaak voor om geen actie te ondernemen tegen debiteuren. Dit brengt echter wel een risico met zich mee.
Zit je te lang stil, dan verjaart je vordering. Dit betekent niet dat je vordering vervalt, maar dat je je vordering niet bij de rechter kan afdwingen.
Een belangrijke verjaringstermijn is de termijn die ziet op de betaling van geldsommen, dividend, rente, huur, pacht en verder alles wat per jaar of kortere termijn moet worden betaald. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.[1]
Ook voor vorderingen gebaseerd op onverschuldigde betaling, schadevorderingen, vorderingen tot nakoming van verbintenissen en vorderingen die gaan over een tekortkoming in de nakoming en ontbinding van verbintenissen verjaren na vijf jaar.[2]
Begin verjaring
De verjaring begint in principe te lopen op de dag die volgt op de dag waarop onmiddellijke nakoming kan worden gevorderd.[3] Als bijvoorbeeld een geldlening op 1 januari 2019 opeisbaar wordt, dan begint de verjaringstermijn te lopen op 2 januari 2019.
Voor de verjaring van vakantiedagen geldt een aparte regeling. Daarvoor verwijs ik naar mijn blog over dat onderwerp.
Stuiting
Het is mogelijk om de verjaring te stoppen (in jargon: het stuiten van de verjaring). Als je dat doet, dan begint de verjaringstermijn weer opnieuw te lopen.
Stuiten kan door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Voorwaarde is wel dat de aanmaning/mededeling de schuldenaar moet hebben bereikt.[4] Als de ontvangst van de aanmaning wordt betwist, dan moet de schuldeiser aantonen dat de aanmaning/mededeling door de schuldenaar is ontvangen.[5]
Men neemt vaak aan dat het sturen van een aangetekende brief de oplossing is. Maar ook dit is niet zonder risico’s. Wat nu als de postbode de aangetekende brief niet kan overhandigen aan de schuldenaar en deze haalt de aangetekende brief vervolgens niet af. Vervolgens verweert de schuldenaar zich met de stelling dat de vordering verjaard is en dat hij geen afhaalbericht van de postbode heeft ontvangen. In dat geval moet de schuldeiser aantonen dat (i) hij de brief aangetekend heeft verzonden en (ii) de brief (tijdig) aan de schuldenaar is aangeboden.[6] Dit probleem kan je voorkomen door de deurwaarder de aanmaning te laten betekenen (sommatie-exploot). Dan weet je zeker dat de sommatie de schuldenaar bereikt. Deurwaarders mogen zelf bepalen hoeveel ze in rekening brengen voor een sommatie-exploot. De prijs varieert tussen ongeveer € 55 en € 100 per sommatie-exploot. Neem gerust contact met me op als je een suggestie wilt voor een goedkope deurwaarder.
Een andere manier om de verjaring te stuiten, is door beginnen van een gerechtelijke procedure waarin je betaling van de onbetaald gelaten facturen vordert.
Ook de schuldenaar kan er – al dan niet bewust – voor zorgen dat de verjaring wordt gestuit, namelijk door de vordering te erkennen.[7] De erkenning kan bestaan uit het doen van een aanbod tot betaling, het doen van een deelbetaling of het vragen om uitstel van betaling of het vragen om een betalingsregeling.[8] Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Ook hiervoor geldt dat de schuldeiser moet aantonen dat de vordering door de schuldenaar is erkend.[9] Dus vraag altijd of de schuldenaar zijn verzoek om uitstel of om een regeling schriftelijk of per e-mail wil doen. Dit versterkt je bewijspositie in een eventuele gerechtelijke procedure aanmerkelijk.
[5] Artikel 150 Rv en Gerechtshof Arnhem 8 mei 2012, ECLI:NL:GHARN:BW5311. Weliswaar zag de casus waarover het Gerechtshof Leeuwarden oordeelde op de vraag of de gedaagde in verzuim was komen te verkeren, maar de onderliggende regel over het aantonen dat de aangetekende brief is aangeboden, geldt ook voor verjaring.
Bijna iedereen die een woning koopt, financiert dit door middel van een hypothecaire geldlening.
Bij een hypothecaire geldlening verstrekt de eigenaar van de woning de bank zekerheid door het verlenen van het recht van hypotheek op de woning. Deze hypothecaire zekerheid bestaat eruit dat de bank de woning kan verkopen, als de woningeigenaar niet aan zijn (financiële) verplichtingen jegens de bank voldoet. Dit recht kan de bank ook uitoefenen als de woningeigenaar failliet gaat of als een andere schuldeiser beslag op de woning legt.
Notariële akte
Het recht van hypotheek wordt vastgelegd in een notariële akte. Als deze akte aan bepaalde voorwaarden voldoet, de woningbezitter komt zijn (financiële) verplichtingen uit de geldlening niet na en hij verkeert in verzuim, dan kan de bank meteen het executietraject opstarten. De bank hoeft dan niet eerst te procederen bij de rechter. Het spreekt voor zich dat dit een grote besparing oplevert, zowel qua kosten als qua tijd.
Executietraject
Voordat tot tenuitvoerlegging kan worden overgegaan, moet de verkoop worden aangezegd aan van de executieverkoop aan onder andere de woningeigenaar. De executieverkoop moet plaatsvinden ten overstaande van een bevoegde notaris. Deze notaris moet binnen 14 dagen nadat hij is aangewezen als verkopend notaris, de verkoopdatum en het tijdstip vaststellen en dit aan onder andere de woningeigenaar meedelen. De veiling moet bekend worden gemaakt op een algemeen toegankelijke website. Tussen het moment van bekendmaken en de daadwerkelijke veiling moet minimaal 30 dagen zitten.
De notaris moet de woningeigenaar, de schuldeisers en beperkt gerechtigden uiterlijk de dag na de veiling schriftelijk mee te delen dat de woning is verkocht en voor welk bedrag.
De koper moet de koopsom aan de notaris betalen (en dus niet aan de woningeigenaar of de bank).
Onderhandse verkoop
De hoofdregel is dat de verkoop plaatsvindt via een executieveiling. De hypotheekhouder (de bank), de hypotheekgever (de woningeigenaar) of degene die executoriaal beslag op de woning heeft gelegd, kan de rechter verzoeken om de woning onderhands te mogen verkopen. Dit verzoek kan tot één week voor de dag van de executieveiling worden ingediend. Het voordeel van een onderhandse verkoop is dat de opbrengst hoogstwaarschijnlijk hoger zal zijn dan bij een executieveiling.
Restschuld
Het komt vaak voor dat de verkoopopbrengst (na aftrek van de executiekosten) niet voldoende is om de hele schuld te voldoen. De (voormalig) woningeigenaar blijft dan achter met een restschuld.
De hypotheekakte kan vervolgens gebruikt worden voor de incasso van de restschuld, als aan de volgende, door de Hoge Raad[1] opgestelde, twee criteria wordt voldaan:
(i) het gaat om vorderingen die op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaan en in de akte zijn opgenomen en om toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding;
(ii) heeft de akte betrekking op één of meer vorderingen, die aan de onder (i) bedoelde vereisten voldoet, maar vermeldt de akte niet de grootte van het verschuldigde bedrag, dan is de grosse van de akte niettemin voor tenuitvoerlegging vatbaar, wanneer deze de weg aangeeft langs welke op voor de schuldenaar bindende wijze de grootte van het verschuldigd bedrag kan worden vastgesteld. Een voorbeeld van dit laatste is het geval dat het bedrag van de geldlening niet in de akte staat, maar uit een aan de akte gehecht aflossingsschema kan worden afgeleid welk bedrag tot dat moment verschuldigd is.[2]
Wel moet eerst een grosse van de akte worden opgevraagd bij de notaris. De grosse is een door de notaris afgegeven afschrift van de akte met daarop de woorden “In naam van de Koning”. Deze grosse moet een deurwaarder vervolgens aan de woningeigenaar betekenen en hem sommeren tot betaling. Betaalt de woningeigenaar dan nog niet, dan kan de bank bijvoorbeeld beslag op het loon van de woningeigenaar leggen.
Verrekening is de bevoegdheid om de ene vordering tegen de andere vordering weg te strepen voor het bedrag van de laagste vordering. Maar dit kan niet altijd. Slechts als de volgende voorwaarden is voldaan, kan er verrekend worden.
Voorwaarden
De wet stelt de volgende vier voorwaarden aan verrekening:
partijen hebben over en weer vorderingen op elkaar en zij zijn jegens elkaar dus zowel schuldeiser als debiteur (wederkerig schuldenaarschap);
de prestatie beantwoordt aan de schuld. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als beide partijen een geldvordering op elkaar hebben;
de debiteur is bevoegd tot betaling van zijn schuld. Niet vereist is dat de schuld ook opeisbaar is. Een voorbeeld: ligt er ten laste van de schuldeiser beslag op de vordering, dan is de debiteur niet bevoegd tot betaling;
De debiteur kan nakoming van zijn vordering afdwingen. Is de vordering niet opeisbaar, dan is zij ook niet afdwingbaar. Andere voorbeelden waarbij de vordering niet opeisbaar is, zijn als de schuldeiser zich terecht op een opschortingsrecht beroept en als de verbintenis voorwaardelijk is. Een verbintenis is bijvoorbeeld voorwaardelijk als Jan en Kees afspreken dat Jan de auto van Kees zal kopen voor € 7.000 als Kees dit jaar een baan krijgt in zijn woonplaats. De totstandkoming van de verbintenis is dus afhankelijk is van een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
Aanvullend recht
De wettelijke regeling is van aanvullend recht. Dit betekent dat partijen andere voorwaarden voor verrekening kunnen afspreken of de mogelijkheid tot verrekening kunnen uitsluiten.
Hoe te verrekenen?
Als aan de voorwaarden voor verrekening is voldaan, wordt er verrekend doordat één van de contractspartijen aan de ander verklaart dat hij verrekent.
Gevolgen
Door verrekening gaan beide verbintenissen tot hun gezamenlijk beloop teniet, aldus artikel 6:127 lid 1 BW. Een voorbeeld:
Afgelopen weekend leende Jan aan Kees € 100, terwijl Kees vorige week de kosten van een voetbalkaartje van € 40 heeft voorgeschoten voor Jan. Jan en Kees hebben dus over en weer een vordering op elkaar. Als Kees aan Jan bericht dat hij zich beroept op verrekening, dan vallen beide vorderingen voor hun gezamenlijke beloop (€ 40) tegen elkaar weg. Dit betekent dat Jan nog een vordering van € 60 heeft op Kees en dat de vordering van Kees op Jan (de laagste vordering) is voldaan.
Uit veel overeenkomsten vloeien voor beide partijen verplichtingen voort. Gaat het om de koopovereenkomst van een auto voor € 24.999 dan moet de verkoper de auto leveren en de koper de koopprijs betalen. Beide partijen moeten dus iets presteren.
Wat is opschorting?
Opschorting is het recht om niet aan je verplichtingen te voldoen, zonder dat dit tegen je kan worden gebruikt. Het is een manier om de ander te bewegen c.q. te dwingen om zijn prestatie te verrichten.
Spreken de koper en verkoper uit ons voorbeeld af dat de koper de koopprijs voorafgaand aan de levering van de auto zal betalen maar doet hij dat niet, dan mag de verkoper zijn verplichting om de auto te leveren opschorten. Op deze manier kan de verkoper de koper dwingen om aan zijn verplichting te voldoen.
De verkoper mag dit direct doen. Hij hoeft dus niet eerst een sommatie te sturen met een termijn waarbinnen de koper alsnog moet betalen (een zgn. ingebrekestelling).[1]
In verhouding
Opschorting mag niet altijd. De prestatie die wordt opgeschort moet in verhouding staan tot de ernst van de tekortkoming. De verkoper mag de levering van de auto niet opschorten als de koper € 24.995 heeft betaald in plaats van de afgesproken € 24.999.
Ook kan het zijn dat slechts een deel van de prestatie mag worden opgeschort. In ons voorbeeld is dat lastig, omdat de verkoper nou eenmaal geen halve auto kan leveren als de koper de helft van de koopprijs betaalt. Maar als de aannemer die een nieuwe keuken en een nieuwe badkamer moet plaatsen alleen de keuken plaatst, dan kan je het betaling van het gedeelte van de aanneemsom dat ziet op de badkamer opschorten.
Gevolgen
Normaliter kan een partij bij de rechter afdwingen dat de ander aan zijn verplichtingen moet voldoen. Maar als je je prestatie terecht opschort, dan zal de rechter de vordering afwijzen. Opschorting is dus een verweermiddel tegen een vordering. Ook ben je in dat geval, ondanks dat je niet aan je verplichtingen voldoet, niet schadeplichtig.
Schort je je prestatie op en later blijkt dat dit niet terecht is, dan zal de rechter de vordering toch toewijzen en dan ben je ook schadeplichtig.
In het dagelijkse leven sluit je om de haverklap overeenkomsten. Soms weloverwogen, maar vaak ook zonder dat je daar stil bij staat. Omdat uit een overeenkomst verplichtingen voortvloeien, is het goed om te kijken wanneer sprake is van een overeenkomst.
Aanbod en aanvaarding
De wet zegt dat een overeenkomst tot stand komt door het aanvaarden van een aanbod.[1] De overeenkomst komt tot stand op het moment dat aanbieder de aanvaarding ontvangt.[2]
Voorbeeld:
Je hebt een offerte opgevraagd voor een nieuwe keuken en je tekent de offerte voor akkoord. Op dat moment ben je nog nergens aan gebonden. Dat ben je pas als je de offerte terugstuurt naar de keukenboer en hij deze ontvangt.
Mondeling of schriftelijk?
Het aanbod en de aanvaarding kunnen in principe zowel mondeling als schriftelijk geschieden. Maar in sommige gevallen stelt de wet als voorwaarde dat het schriftelijk moet gebeuren. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval je als particulier een huis koopt.[3]
Een mondelinge afspraak tot de verkoop van je huis heeft geen rechtsgevolg. Dit betekent dat, als mondeling overeenstemming is bereikt over de verkoop van een woonhuis aan een particuliere koper en de verkoper weigert zijn medewerking te verlenen aan het opmaken en ondertekenen van een koopakte, de verkoper, mits hij een particulier is, zich erop mag beroepen dat aan deze mondelinge overeenstemming geen rechtsgevolg toekomt. De koper kan niet bij de rechter afdwingen dat de verkoper zijn medewerking verleent aan de mondeling overeengekomen verkoop van de woning.[4] Zolang er niets op papier staat, kan de (particuliere) verkoper zijn woning dus aan een ander verkopen.
Ook kan in het aanbod (bijvoorbeeld de offerte) een voorwaarde worden verbonden aan de wijze waarop de aanvaarding moet plaatsvinden. Wordt niet aan deze voorwaarde voldaan, dan komt geen overeenkomst tot stand als de verkoper dat niet wil.
Bindend
Op het moment dat de overeenkomst tot stand komt, zijn partijen hier aan gebonden. Dit geldt dus zowel voor een mondelinge als een schriftelijke overeenkomst. Het nadeel van een mondelinge overeenkomst is, dat je het bestaan van de overeenkomst moeilijk(er) kan aantonen als de ander de afspraak ontkent.
In aanvulling op het voorbeeld van de verkoop van de woning is het goed je te realiseren dat een ‘voorlopig koopcontract’ ook een volwaardige overeenkomst is waaraan je gebonden bent. Laat je dus niet misleiden door het woordje ‘voorlopig’. Deze term ziet op de ontbindende voorwaarden die partijen kunnen opnemen in de koopovereenkomst, zoals het financieringsvoorbehoud.
Vaak zie je dat je je inschrijving van een cursus of opleiding kosteloos kan annuleren tot 14 dagen voor aanvang van de cursus. Annuleer je later dan moet je een deel of alles betalen.
Dit is meestal geregeld in de algemene voorwaarden van de cursus- of onderwijsinstelling. De vraag is of dit mag.
De vraag die in dit blog centraal staat, is of je als verkoper contante betaling mag weigeren. Met andere woorden, mag je als verkoper je klant verplichten om per bank te betalen?
De casus was als volgt. Eiseres heeft aan gedaagde goederen geleverd en zij vordert betaling van in totaal ruim € 25.000, vermeerderd met rente en kosten. In de dagvaarding zet eiseres uiteen dat gedaagde de ruim € 25.000 enkel in contanten wil betalen. Eiseres meent dat zij dit mag weigeren. Het was immers veel te gevaarlijk dat één van haar medewerkers met dit grote bedrag over straat zou moeten gaan. Daarbij komt dat eiseres niet verzekerd is als haar medewerker zou worden overvallen.
De rechtbank maakt hier korte metten mee:
De rechtbank kan eiseres niet in dit standpunt volgen en zij stelt daarbij voorop dat contant geld (eurobiljetten en -munten) in Nederland een wettig betaalmiddel is (zijn). In beginsel staat het een schuldenaar daarom vrij om een vordering van zijn schuldeiser te voldoen middels een contante betaling, waardoor de betalingsverplichting teniet gaat. Het is aan de contractspartijen om bij het sluiten van een overeenkomst over de wijze van nakoming van een betalingsverplichting – contant, bankoverschrijving of anderszins – onderlinge andersluidende afspraken te maken in die zin, dat een bepaalde betalingswijze wordt voorgeschreven of juist uitgesloten. Dat eiseres en gedaagde in casu een dergelijke afspraak hebben gemaakt is gesteld noch gebleken. Een grondslag voor eiseres om betaling middels bankoverschrijving te eisen van gedaagde ontbreekt dan. De stelling van eiseres dat zij niet inziet waarom een bankoverschrijving voor gedaagde bezwarend zou zijn, maakt dit niet anders.
Bijkomend punt van kritiek van de rechtbank is dat eiseres slechts betaling vordert en niet betaling per bank. De vordering wordt afgewezen.
Wil je niet dat iemand (grote) bedragen contant betaalt, dan zal je dat bij het sluiten van de overeenkomst onderling moeten afspreken. Doe je dat niet, dan mag de koper contant betalen. Zolang de koper zich bereid toont om contant te voldoen, heb je dat als verkoper te accepteren.
Het bijzondere aan deze uitspraak is dat de gedaagde partij (de koper) niet in de procedure is verschenen; hij heeft verstek laten gaan. In dat geval zal de rechter de vordering toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt. In dit geval kwam de vordering hem – dankzij stellingen van de eiser zelf – ongegrond voor. Dat is nogal knullig en kostbaar. Het betaalde griffierecht van € 1.892 en de kosten van de deurwaarder is eiser (een VOF) immers kwijt.
Het hele vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 15 oktober 2014 kan je hier nalezen.
In mijn blog van 16 juni 2014 schreef ik dat er eindelijk duidelijkheid is over de verschuldigdheid van incassokosten voor consumenten. Nu blijkt dat ik iets te vroeg juichte.
Afgelopen vrijdag, 13 juni 2014, maakte de Hoge Raad een einde aan de discussie of er na de veertiendagenbrief bij consumentenincasso’s nog een brief moet worden verzonden, voordat de consument incassokosten verschuldigd is.
Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?
Afgelopen vrijdag beantwoordde de Hoge Raad deze vraag ontkennend:
beantwoordt de prejudiciële vraag aldus dat art. 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan de consument-schuldenaar heeft gestuurd, bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar verschuldigd wordt, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten
Hiermee is er eindelijk duidelijkheid voor consumentenincasso’s: betaal je niet binnen de 14 dagen die je gegund worden dan ben je incassokosten verschuldigd.
De hoogte van de incassokosten is gekoppeld aan de hoogte van de onbetaald gelaten hoofdsom. In het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is de volgende rekenwijze opgenomen (zie tabel 1).
15% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de eerste € 2500
minimum € 40 maximum € 375
10% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 2500
maximum € 250
5% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 5000
maximum € 250
1% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 190.000
maximum € 1.900
0,5% over het meerdere van de hoofdsom
maximale incassokosten € 6.775
Tabel 1
De minimumvergoeding bedraagt € 40. Dit betekent dat voor vorderingen tot € 266,67 er € 40 aan incassokosten in rekening mag worden gebracht.
Voor een vordering met een hoofdsom van € 25.000 kan derhalve maximaal € 1.025 aan buitengerechtelijke incassokosten in rekening worden gebracht. En voor een vordering met een hoofdsom van € 14.000 kan er maximaal € 915 aan incassokosten worden gerekend.
Het maximum aan incassokosten wordt bereikt bij een vordering van € 1 miljoen, waarvoor maximaal dan € 6.775 aan incassokosten mag worden berekend. Bedraagt de vordering bijvoorbeeld € 2 miljoen, dan blijven de maximale incassokosten € 6.775.
Wat veel mensen niet weten, is dat na afloop van een jaar (periode van 12 maanden) waarover de rente is berekend, je de rente van dat jaar bij de hoofdsom mag optellen. Dat betekent dat als de incasso langer dan één jaar duurt, je een hoger bedrag aan incassokosten in rekening mag brengen (tenzij je natuurlijk niet boven de € 266,67 uitkomt of aan het maximum zit).
In een recent gepubliceerde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam wordt de knoop doorgehakt over de vraag of bij het incasseren van achterstallige betalingen zowel de wettelijke handelsrente als de contractuele boete kan worden gevorderd.
Mijn blogIncassokosten: de veertiendagenbrief voldoende?ging over de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2013, waarin werd geoordeeld dat een consument buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd na afloop van de termijn in de veertiendagenbrief.
Hiermee leek er duidelijkheid te zijn over de verschuldigdheid van incassokosten voor consumenten. Sindsdien hebben zich echter enkele ontwikkelingen voorgedaan die enkel tot meer onduidelijkheid leiden. Deze ontwikkelingen bespreek ik in dit blog.
Op 7 oktober 2013 stemden het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) en het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Civiele afdelingen van de Hoven (LOVC-hoven) – wie bedenkt die namen? – in met het rapportBGK-Integraal. Anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in haar uitspraak van 17 september 2013, is het uitgangspunt van dit rapport dat er na de veertiendagenbrief nog minimaal één incassohandeling moet worden verricht voordat een consument buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
De logische vraag die boven kwam drijven is: moet er nu wel of geen extra brief worden gestuurd na de veertiendagenbrief voordat de incassokosten worden toegewezen?
Om door het rapport BGK-Integraal gecreëerde onduidelijkheid weg te nemen, stelde de rechtbank Gelderland op 20 november 2013 de volgende prejudiciële vraag aan de Hoge Raad:
Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?
De Hoge Raad moet dus de knoop doorhakken. Het antwoord van de Hoge Raad is op dit moment nog niet bekend. Een rechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft zijn uitspraak over de buitengerechtelijke incassokosten aangehouden totdat de Hoge Raad heeft beslist.
De rechtbank Gelderland maakte op 12 maart 2014 bekenddat zij, totdat het standpunt van de Hoge Raad bekend is, het rapport BGK-Integraal zullen hanteren bij de beoordeling of buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen bij vorderingen tegen consumenten. In de praktijk betekent dit dat je na de veertiendagenbrief dus nog een brief moet sturen. Doe je dat niet dan worden de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Hiermee volgt de rechtbank Gelderland het beleid van de rechtbank Rotterdam, sector kanton die bij brief van 23 december 2013 kenbaar maakte:
Voorts geldt dat alleen aanleiding bestaat voor toewijzing van gevorderde buitengerechtelijke incassokosten indien gesteld is dat na de 14 dagen brief nog tenminste één andere incassohandeling heeft plaatsgevonden. Het arrest van Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 september 2013 (GHARL:2013:6750) wordt vooralsnog door ons niet gevolgd.
Het interessante is dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep de zaken van de rechtbank Gelderland behandelt. Met een beroep op de uitspraak van dit gerechtshof van 17 september 2013 heb je mijns inziens een goed verhaal waarom de rechtbank Gelderland het fout heeft gedaan. Het is wachten op de eerste uitspraak hierover van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Wil je bij het incasseren van vorderingen op consumenten aanspraak kunnen maken op incassokosten, dan moet er een brief worden verzonden waarin de consument een laatste termijn van 14 dagen wordt geboden om alsnog de vordering te voldoen. Dit wordt de ‘veertiendagenbrief’ genoemd. Meer informatie over de veertiendagenbrief vind je hier.
In de praktijk bestond er onduidelijkheid en discussie over de vraag of er na het versturen van deze brief nog incassohandelingen moeten worden verricht, voordat de consument daadwerkelijk incassokosten verschuldigd is.
“Is een domeinnaam een nummer? Sinds de behandeling van de telecommunicatiewet wordt die vraag gesteld. Volgens Friso de Jong en Jeroen Veldhuis is er geen twijfel mogelijk: het is een nummer. En wie gaat de domeinnamen en telecommunicatienummers in de nabije toekomst uitgeven? De SIDN, de Opta, een nieuwe organisatie? Het gevolg moet in ieder geval zijn: meer controle en rechtszekerheid.”
In 2003 schreven Friso de Jong en ik het artikel “Domeinnaam is nummer in ballingschap”, waarvan hierboven de inleiding is weergegeven. Het artikel is gebaseerd op mijn doctoraalscriptie en het artikel is gepubliceerd in de AutomatiseringGids van 3 april 2003.
In de meest recente editie van het vakblad De Creditmanager, uitgegeven door de Vereniging voor Credit Management (VVCM), staat mijn artikel over de gevolgen van de Wet Incassokosten en de implementering van de Europese Richtlijn van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.
Na lange met tijd met dubbele hypotheeklasten te hebben gezeten, heb je je woning op 19 maart 2013 eindelijk verkocht aan de heer Jansen. Afgesproken wordt dat het huis op 1 juli 2013 zal worden geleverd. Maar voordat de woning geleverd wordt, wordt er conservatoir beslag op je huis gelegd door de heer Van der Lei, één van je schuldeisers.
Uit een recente uitspraak van de rechtbank Arnhem blijkt maar weer eens dat het goed is om je sommatiebrief goed in te richten.
Doe je dat niet dan kunnen de gevolgen verstrekkend zijn.
Waar ging het over?
In deze kwestie ging de discussie over de vraag of de vordering van de eisende partij is verjaard. Verjaring houdt in dat je je vordering niet meer via de rechter kan afdwingen. Je vordering vervalt dus niet, maar je bent overgeleverd aan de goedheid van je debiteur en daar is – zeker in de huidige tijd – vaak wel wat op aan te merken.
De verjaringstermijn van een vordering tot betaling van een geldsom is vijf jaar. Deze termijn kan onder andere worden gestopt door een goede sommatiebrief. Als de termijn wordt gestuit, begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen. Meer informatie over verjaring vind je hier.
Een sommatiebrief moet niet alleen de mededeling bevatten dat je een vordering op je debiteur hebt. Je moet ondubbelzinnig duidelijk maken dat je ook na verloop van de verjaringstermijn van vijf jaar je recht op betaling nog geldend wil kunnen maken. De ratio hiervan is dat de schuldenaar voldoende is gewaarschuwd dat hij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat hij de beschikking behoudt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, zodat hij zich tegen een dan mogelijk alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren.
In de kwestie waarover de Arnhemse rechtbank moest oordelen stond in een sommatiebrief:
“Ik verzoek en zonodig sommeer ik u dan ook over te gaan tot betaling van het verschuldigde bedrag per 31 december 2007 (…). Bij gebreke van een inhoudelijke reactie uwerzijds binnen veertien dagen zal ik genoodzaakt zijn u in rechte te betrekken teneinde het verschuldigde bedrag inclusief kosten en rente alsnog op u te verhalen.”
De rechter oordeelde deze brief niet te zien als het verrichten van handelingen waarin eiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Het gevolg was dat de verjaring niet was gestuit (en daarmee verjaard is) en dus werd de vordering afgewezen.
Conclusie
Gezien de verregaande gevolgen is het raadzaam om stil te staan bij de inhoud van je sommatiebrief, met name als het einde van de verjaringstermijn nadert. Neem in dat geval uitdrukkelijk op dat de brief op dat deze – eventueel naast het sommeren tot betaling – tot doel heeft om de verjaring te stuiten.
Sinds 1 juli 2012 geldt er een nieuwe wettelijke regeling over het in rekening brengen van buitengerechtelijke incassokosten. In de praktijk merk ik dat er nog veel onduidelijkheid is over deze regeling. In dit blog hoop ik deze onduidelijkheid weg te nemen.
Recente reacties