Huurzittingen Amsterdam: van pilot naar vast beleid

Huurzittingen Amsterdam: van pilot naar vast beleid

Huurzittingen Amsterdam

Per 1 januari 2020 is de rechtbank Amsterdam een nieuwe procedure rijker: Huurzittingen Amsterdam. Deze procedure is een voortzetting van de pilot huurzaken die sinds februari 2018 bij deze rechtbank liep.

Pilot huurzaken

Het doel van de pilot huurzaken was om zo vroeg mogelijk een betalingsregeling te treffen en om die in een vonnis vast te leggen. Op deze manier worden de proceskosten voor de huurder beperkt, probeert men het oplopen van de huurachterstand tegen te gaan en wordt ontruiming voorkomen.

Kritische kanttekeningen

In mijn blog ‘Pilot huurzaken: de rechter procedeert mee’ van 26 mei 2018 plaatste ik enkele kritische kanttekeningen bij de pilot.

De rechter procedeert mee

Mijn voornaamste bezwaar was dat de rechter op de eerste rolzitting namens de betrokken woningbouwverenigingen optrad en daarmee komt de onafhankelijkheid van de rechter in het geding. De vraag is of dit is aangepast bij Huurzittingen Amsterdam.

Ik ben bang van niet. Bij Huurzittingen Amsterdam is er, volgens het persbericht van de Rechtspraak, een medewerker van de schuldhulpverlening aanwezig op de zitting. Onduidelijk is of deze medewerker namens de woningbouwvereniging optreedt, maar dat lijkt me niet. De taak van de schuldhulpverlening is immers om de belangen van de schuldenaar te behartigen en niet die van een schuldeiser.

Daarmee lijkt het erop dat de rechter feitelijk nog steeds optreedt als gemachtigde van de woningbouwvereniging. Maar zeker weten doe ik het niet. Dit brengt me bij mijn tweede kritische kanttekening.

Ontbreken informatie

Mijn tweede kanttekening bij de pilot was dat er op rechtspraak.nl geen informatie over de pilot is gepubliceerd. Ook over Huurzittingen Amsterdam is, behalve het eerder genoemde persbericht, niets te vinden.

Ook is niet duidelijk of deze procedure voor alle huurzaken geldt of, net als in de pilot huurzaken, enkel voor een beperkt aantal aangesloten woningcorporaties.

Conclusie

Huurzaken Amsterdam is een goed initiatief, maar zijn zeker kanttekeningen bij te plaatsen.

Het belangrijkste punt van kritiek is dat de rechter mee procedeert aan de zijde van de schuldeiser (verhuurder) en daarmee zijn onafhankelijkheid verliest.

Verder is er veel onduidelijkheid doordat er geen nadere informatie, laat staan een procesreglement voor Huurzittingen Amsterdam beschikbaar is.

Bewind en ontbinding huurovereenkomst: wie moet je dagvaarden?

Bewind en ontbinding huurovereenkomst: wie moet je dagvaarden?

In de praktijk bestond er onduidelijkheid over wie je moet dagvaarden als je de huurovereenkomst wilt ontbinden en de huurder staat onder bewind. In het voorjaar van 2014 maakte de Hoge Raad een einde aan deze onduidelijkheid.[1]

 

Bewind

Bewind is bedoeld voor personen die hun financiële zaken niet zelf kunnen regelen. Als een persoon onder bewind komt te staan, dan kan hij niet meer vrijelijk beschikken over de goederen die onder het bewind vallen. De bewindvoerder neemt beslissingen over het geld en de goederen van de onder bewind gestelde persoon.

 

Prejudiciële vraag

De Hoge Raad gaf haar oordeel in het kader van een prejudiciële vraag. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel.

In een procedure zag een Arnhemse kantonrechter zich voor de vraag gesteld of de verhuurder, die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het verhuurde vordert, de bewindvoerder of de huurder zelf moet dagvaarden. In de rechtspraak bleken twee stromingen te zijn ontstaan. De eerste stroming vond dat de bewindvoerder moet worden gedagvaard. De tweede stroming vond dat bij de vordering tot ontbinding en ontruiming de huurder zelf moet worden gedagvaard, omdat hij een contractuele relatie heeft met de verhuurder.

Het was dus onduidelijk en het antwoord op de vraag is van belang voor de uitkomst van de procedure. De kantonrechter die over deze casus had te oordelen, heeft aan de Hoge Raad een drietal prejudiciële vragen gesteld. Zijn derde vraag luidde:

“Dient een vordering van een verhuurder tot ontbinding van een door de rechthebbende (voor de instelling van het bewind) gesloten huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde te worden ingesteld tegen de rechthebbende zelf of (juist) tegen de beschermingsbewindvoerder?”

 

Antwoord Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de bewindvoerder moet worden gedagvaard en dus niet de huurder zelf. De Hoge Raad verwoordt het als volgt:

“Een vordering van een verhuurder tot ontbinding van een door de rechthebbende voor de instelling van het bewind gesloten huurovereenkomst, en tot ontruiming van het gehuurde, dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder, indien de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten in het onder bewind gestelde vermogen vallen. Weliswaar brengt het bewind niet mee dat de bewindvoerder partij wordt bij de huurovereenkomst, maar de daaruit voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW. De bewindvoerder treedt daarom ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.”

 

De hele uitspraak van de Hoge Raad lees je hier.

 

=====

[1] Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525.

 

%d bloggers liken dit: