Executiegeschil

Executiegeschil

Het executiegeschil is geregeld in artikel 438 Rv en is algemeen geformuleerd: “Geschillen die in verband met een executie rijzen”.[1] Dit betekent dat de executant en de geëxecuteerde een executiegeschil kunnen beginnen, maar ook een derde kan dit doen.  

Het executiegeschil kan een bodemprocedure zijn, maar veelal zal het een kort geding zijn in verband met de spoedeisendheid. Bij een kort geding wordt de spoedeisendheid al snel aangenomen, omdat het voortvloeit uit de aard van de vordering. Mocht de voorzieningenrechter van mening zijn dat de zaak niet geschikt is voor kort geding, dan kan hij ofwel de zaak afwijzen ofwel de zaak op verlangen van eiser verwijzen naar de rechtbank.

Per 1 oktober 2020 is ook de kantonrechter bevoegd kennis te nemen van executiegeschillen als het de executie van een door die kantonrechter afgegeven executoriale titel betreft (artikel 438 lid 1 Rv). Let op, wordt het executiegeschil in een bodemprocedure aanhangig gemaakt, dan is de kantonrechter absoluut bevoegd als aan de voorwaarden van artikel 93 Rv is voldaan. Begin je een executiegeschil als kort geding, dan kan de eiser kiezen voor de rechtbank of voor de kantonrechter.[2]

Net als bij een ‘gewoon’ kort geding, geldt ook bij het executie kort geding bij de rechtbank dat de gedaagde bij advocaat of in persoon kan verschijnen, maar niet vertegenwoordigd door een gemachtigde die geen advocaat is. Treedt de kantonrechter op als voorzieningenrechter in het executiegeschil, dan kunnen zowel eiser als gedaagde bij advocaat, in persoon of bij gemachtigde die geen advocaat is procederen.

Voorbeelden van een derde die zich tegen de executie verzet, zijn de deurwaarder die meent dat de executie niet kan worden voortgezet[3] en iemand die pretendeert eigenaar te zijn van een roerende zaak, waarvoor een executieveiling is gelast. Artikel 438 lid 6 Rv bepaalt dat verzet tegen de executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde. Ondanks dat het expliciet in de wet staat, gebeurt het toch nog dat de derde wel de executant dagvaardt, maar niet de geëxecuteerde. Is de geëxecuteerde of de executant niet gedagvaard, dan dient de derde niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen.[4] Het is niet mogelijk om executant en geëxecuteerde in twee aparte gedingen te dagvaarden en om vervolgens om voeging te verzoeken, om het gebrek op die wijze te herstellen.[5]

Een voor de hand liggende voorwaarde voor een executiegeschil ex. artikel 438 Rv is dat sprake moet zijn van een dreigende of lopende executie. Dit geldt voor zowel executoriaal als conservatoir beslag. Is de executie afgerond, dan is geen sprake meer van een executiegeschil.[6] Dit betekent dat artikel 438 Rv niet als ingang kan dienen. Er zal een reguliere procedure aanhangig moeten worden gemaakt met de daarvoor geldende regels van absolute en relatieve competentie, die kunnen afwijken van de competentieregels voor executiegeschillen. De grondslag van de vordering zal zijn dat de executie onrechtmatig is geweest jegens de eiser.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, Executiegeschil, meerdere wegen naar Rome, Adv.bl. 2021


[1] Opkomen tegen een conservatoir beslag is geregeld in artikel 705 Rv.

[2] Dit volgt uit artikel 438 lid 2 Rv: “is ook de kantonrechter bevoegd”.

[3] Het deurwaardersrenvooi in geregeld in artikel 438 lid 5 Rv.

[4] Hof Arnhem 12 november 1923, ECLI:NL:GHARN:1926:25, Rb Almelo 7 december 2012, ECLI:NL:RBALM:2012:BY6440, Hof Amsterdam 14 juli 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BP3792 en Rb Limburg 3 september 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:6567.

[5] Rb Amsterdam 6 maart 1916, ECLI:NL:RBAMS:1916:97 en HR 21 mei 1999, NJ 2000, 291.

[6] Rb Amsterdam 6 maart 1916, ECLI:NL:RBAMS:1916:97, Hof Amsterdam 20 juni 1922, NJ 1923, NJ 1923, 878, Rb Breda 18 januari 1933, NJ 1934, 514 en Rb Noord-Nederland 5 februari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:350.

De ministerieplicht van de deurwaarder

De ministerieplicht van de deurwaarder

Een deurwaarder heeft, net als een notaris, een ministerieplicht. Hierna licht ik toe wat de ministerieplicht inhoudt en wat de uitzonderingen zijn.

Ministerieplicht: wat is het?

Een deurwaarder mag in heel Nederland ambtshandelingen verrichten.[1] In sommige gevallen is de deurwaarder verplicht om ambtshandelingen te verrichten. Dit heet de ministerieplicht.

De ministerieplicht betekent dat een deurwaarder verplicht is om, als de opdrachtgever dit verzoekt, de ambtshandelingen te verrichten waartoe hij bevoegd is. Deze verplichting geldt niet voor heel Nederland. De ministerieplicht geldt alleen voor ambtshandeling die moeten worden verricht in het arrondissement waar de deurwaarder is gevestigd. De arrondissementen zijn gelijk aan de arrondissementen voor rechtbanken.

WordPress Tables Plugin

Bijvoorbeeld: een deurwaarder uit Groningen heeft niet de plicht om een dagvaarding te betekenen in Maastricht.[2] Deze deurwaarder heeft de keuze om de opdracht al dan niet te weigeren.

De arrondissementen zijn niet gelijk aan provincies (zie de tabel hierboven). Soms omvat het arrondissement meer dan één provincie. In dat geval geldt de ministerieplicht als de ambtshandeling moet worden verricht in het deel van het arrondissement dat is gelegen in de provincie waar de deurwaarder is gevestigd.[3]

Een voorbeeld ter verduidelijking. Het arrondissement Midden-Nederland omvat de provincies Utrecht en Flevoland en een klein deel van de provincie Noord-Holland. De ministerieplicht van een in Naarden gevestigde deurwaarder ziet alleen op dat gedeelte van het arrondissement dat in de provincie Noord-Holland valt. Krijgt deze deurwaarder een verzoek om een dagvaarding in Almere te betekenen, dan geldt de ministerieplicht dus niet.

Ministerieplicht: uitzonderingen

Zoals heel veel wettelijke regels, kent ook de ministerieplicht enkele uitzonderingen. Er zijn drie categorieën met uitzonderingen op de ministerieplicht:

  1. persoonlijke omstandigheden;
  2. voorschot niet betaald; en
  3. onrechtmatig handelen.

Ad. 1 – persoonlijke omstandigheden

In de eerste plaats mag een deurwaarder zijn ministerie weigeren als sprake is van persoonlijke omstandigheden, waardoor dit redelijkerwijs niet van de deurwaarder kan worden verwacht.[4] Denk bijvoorbeeld aan verhuizing, huwelijk van de deurwaarder en de bevalling van (de echtgenote van) de deurwaarder. Het gaat hierbij steeds om persoonlijke omstandigheden die niet samenhangen met de beroepsuitoefening.[5]

Ad. 2 – voorschot niet betaald

Een tweede uitzondering is dat de deurwaarder aan zijn opdrachtgever een voorschot vraagt en dit voorschot wordt niet betaald.[6]

Ad. 3 – executie gerechtelijke uitspraak

De derde categorie is dat de ministerieplicht eindigt als de deurwaarder zich door het uitvoeren van de opdracht schuldig zou maken aan onrechtmatig handelen.[7] Dit geldt alleen voor ambtshandelingen bij de tenuitvoerlegging (of: de executie) van gerechtelijke uitspraken, zoals het leggen van beslag of het ontruimen van een woning.

De deurwaarder is onafhankelijk[8] en moet een eigen afweging maken of hij een bepaalde opdracht kan uitvoeren. Soms verleent de deurwaarder zijn ministerie niet of twijfelt hij of hij de opdracht moet uitvoeren. Vindt de opdrachtgever dat de deurwaarder de opdracht wel moet uitvoeren, dan kan de deurwaarder de kwestie voorleggen aan de voorzieningenrechter.[9] Dit heet het deurwaardersrenvooi of deurwaarderskortgeding. De deurwaarder heeft de bevoegdheid om zich tot de voorzieningenrechter te wenden. Het is dus geen verplichting.

Weigert de deurwaarder zijn ministerie tegen de zin van opdrachtgever, maar start de deurwaarder geen deurwaardersrenvooi, dan kan de opdrachtgever een executiegeschil starten.[10]

=====

[1] Artikel 3 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (‘Gdw’).

[2] Hof Den Haag 25 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:305, r.o. 2.6.

[3] Artikel 11 Gdw.

[4] Artikel 11 onder a Gdw.

[5] Kamerstukken II 1991/92, 22 775, nr. 3, p. 18.

[6] Artikel 11 onder b Gdw.

[7] Rechtbank Rotterdam 9 september 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BT2399, r.o. 4.5.

[8] Artikel 12a lid 1 Gdw.

[9] Artikel 438 lid 4 Rv.

[10] Artikel 438 lid 1 Rv.

In naam van de Koning of In naam des Konings?

In naam van de Koning of In naam des Konings?

Een partij die een procedure wint, krijgt een vonnis die is opgemaakt in executoriale vorm (een ‘grosse’).[1] Dit betekent bovenaan het vonnis ‘In naam van de Koning’ staat. Als gevolg daarvan kan de deurwaarder de uitspraak ten uitvoer leggen, bijvoorbeeld door het leggen van beslag. Voorwaarde is wel dat de uitspraak aan de veroordeelde is betekend.[2]

 

In naam van de Koning

Sinds 1890 zette men boven een vonnis ‘In naam der Koningin’. Toen Willem-Alexander vervolgens in 2013 de troon besteeg, veranderde dit in ‘In naam des Konings’. Omdat men dit – ten tijde van de troonsopvolging kennelijk niet, maar kort daarna wel – ouderwets taalgebruik vond, is dit aangepast. Daarom staat er sinds 1 juli 2015 ‘In naam van de Koning’ boven een vonnis.[3] De vonnissen met het opschrift ‘In naam der Koningin’ en ‘In naam des Konings’ zijn nog steeds geldig.

 

Tweede grosse van oud vonnis

Stel, je vraagt een tweede exemplaar van een vonnis van vóór 1 juli 2015 op [4] en de rechtbank zet op dit tweede exemplaar niet ‘In naam des Konings’, maar ‘In naam van de Koning’. Is dit correct en kan dit vonnis ten uitvoer worden gelegd?

Het antwoord op beide vragen vraag is: ja.

Sinds de wetswijziging van 1 juli 2015 schrijft het wetboek van burgerlijke rechtsvordering voor dat de grosse van een vonnis moet zijn voorzien van de woorden ‘In naam van de Koning’. Deze regel geldt ook als een tweede exemplaar van de grosse van een vonnis van voor 1 juli 2015 wordt verstrekt.

 

Verwarring?

Kortom, het kan dus voorkomen dat de tweede grosse vonnis uit bijvoorbeeld 1978 het opschrift ‘In naam van de Koning’ heeft in plaats van ‘In naam der Koningin’. Leidt dit niet tot verwarring? Nee, dat verwacht ik niet omdat op elke grosse de datum van afgifte staat[5] en ook vermeldt de grosse – voor zover bekend – de hoeveelste grosse het is.[6]

 

=====

[1] Artikel 231 lid 1 Rv en artikel 290 lid 3 Rv.

[2] Artikel 430 lid 1 en 3 Rv.

[3] Artikel 430 lid 2 Rv.

[4] Artikel 231 lid 2 Rv en artikel 290 lid 4 Rv.

[5] Artikel 231 lid 3 Rv en artikel 290 lid 5 Rv.

[6] Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 407 en Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 451.

De ministerieplicht van de deurwaarder

[ARTIKEL] EET en de hypothecaire restschuld

Op verzoek van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (‘KBvG’) bewerkte ik mijn blog over de ‘EET en de hypothecaire restschuld’. Het resultaat is een artikel dat afgelopen week verscheen in De Gerechtsdeurwaarder, het vakblad van de KBvG.

Waar gaat het over?

De afgelopen 10 jaar werden verzoeken om hypothecaire aktes voor wat betreft restschulden aan te merken als Europese executoriale titel (‘EET’) ten onrechte afgewezen. De rechtspraak en literatuur leken hierbij één enkel vonnis van een Alkmaarse voorzieningenrechter te volgen.

Begin dit jaar oordeelde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat waarmerking als EET voor restschulden wel degelijk mogelijk is. Hieronder lees je hoe de vork in de steel zit en waarom deze uitspraak belangrijk is voor de juridische (incasso)praktijk.

 

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Klik hier om het artikel te downloaden

 

Gebruik

Het staat jullie vrij om dit artikel te gebruiken voor werk of studie, maar vermeld dan wel de citeertitel:

J.M. Veldhuis, EET en de hypothecaire restschuld, De Gerechtsdeurwaarder 2018-1, p. 27-30.

 

EET en de hypothecaire restschuld

EET en de hypothecaire restschuld

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deed op 16 januari jl. een voor de internationale incassopraktijk belangwekkende uitspraak[1] over het waarmerken van een hypotheekakte als Europese Executoriale Titel, hierna: ‘EET’.

Voordat ik inhoudelijk inga op het oordeel van het gerechtshof, zet ik eerst uiteen wat een EET precies is, wat de voorwaarden voor waarmerking als EET zijn en wat de situatie was tot de uitspraak van 16 januari jl.

Download artikel

Wat is de EET?

De EET vindt haar oorsprong in Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (‘EET-Vo’).[2] In de Uitvoeringswet verordening Europese executoriale titel (‘UW EET-Vo’) wordt de EET-Vo opgenomen in het Nederlandse burgerlijk procesrecht.[3]

De EET-Vo heeft tot doel het vereenvoudigen van het vrij verkeer van beslissingen, gerechtelijke schikkingen en authentieke akten voor niet betwist schuldvorderingen in alle lidstaten.[4] Schuldeisers kunnen met een EET hun niet-betwiste vordering snel en eenvoudig in een andere lidstaat ten uitvoer leggen. Maar dit geldt enkel voor burgerlijke of handelszaken en dus niet voor bijvoorbeeld fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken.[5]

De EET moet dienen als sneller en goedkoper alternatief van de exequaturprocedure van de EG-executieverordening (‘EEX-Vo’).[6]

Kernbegrip in de EET-Vo is de “niet-betwiste schuldvordering”. Een schuldvordering is een vordering tot betaling van een geldbedrag dat opeisbaar is of waarvoor in de beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte de datum van opeisbaarheid is bepaald.[7] Omdat in dit artikel de authentieke akte centraal staat, richt ik me in dit artikel enkel op de authentieke akte.

Een schuldvordering wordt als niet-betwist beschouwd als de schuldenaar bij authentieke akte uitdrukkelijk de schuldvordering heeft erkend.[8]

Een als EET gewaarmerkte notariële kan in alle Europese lidstaten ten uitvoer worden gelegd, behalve in Denemarken.[9]

 

Voorwaarden waarmerking EET

Naast de uitdrukkelijke erkenning, moet de vordering opeisbaar zijn of de datum van opeisbaarheid moet duidelijk in de authentieke akte staan.[10] Enkel notariële akten die zijn verleden op of na 21 januari 2005, zijnde de datum van inwerkingtreding EET-Vo, kunnen worden gewaarmerkt als EET.[11] Voor oudere akten kan een exequatur worden aangevraagd in de lidstaat waar de akte ten uitvoer moet worden gelegd.

Het verzoek moet worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank in de plaats van vestiging van de notaris die de notariële akte heeft verleden.[12] Bij het verzoekschrift moet een volledig en authentiek afschrift van de authentieke akte worden gevoegd.[13] De schuldenaar wordt niet gehoord voordat op het verzoek wordt beslist.[14]

Tegen de toewijzing van waarmerking als EET staat geen hoger beroep open[15], maar tegen een afwijzing wel.

 

Casus

De rechtsvoorganger van ABN AMRO Hypothekengroep (‘ABN AMRO’) verstrekte een hypothecaire lening aan de schuldenaar. De grosse van een notariële akte levert een executoriale titel op.[16] De schuldenaar kwam zijn verplichtingen niet na en uiteindelijk werd de woning executoriaal verkocht op basis van de notariële hypotheekakte.

Na de uitwinning van het hypotheekrecht resteerde een aanzienlijke restschuld. De schuldenaar bleek op enig moment te zijn geëmigreerd (waarschijnlijk naar een andere EU-lidstaat) en ABN AMRO wenst haar vordering te kunnen incasseren in de lidstaat waar de schuldenaar verblijft en vraagt waarmerking als EET aan bij de voorzieningenrechter te Leeuwarden.[17]

De voorzieningenrechter oordeelt:

“2.3 dat het verzoek van ABN AMRO tot waarmerking moet worden afgewezen, omdat de (restant) schuldvordering van € 85.823,19 niet uitdrukkelijk bij authentieke akte wordt erkend door schuldenaar X (zie artikel 3 onder d EET-verordening). De akte waarvan waarmerking wordt verzocht, kan dan ook niet worden aangemerkt als een authentieke akte inzake een niet-betwiste schuldvordering.

2.4 Ten aanzien van de overgelegde akte is derhalve niet voldaan aan de vereisten die bij de EET-Verordening zijn voorgeschreven, zodat de gevraagde waarmerking als Europese executoriale titel niet kan worden verleend.” [18]

 

Wat was er loos?

Het verzoek om de hypothecaire akte voor de restschuld aan te merken als EET werd dus afgewezen, omdat de schuldenaar niet expliciet had ingestemd met de hoogte van de hypothecaire restschuld.

Dit is niet logisch. De schuldenaar erkent de oorspronkelijke geldlening expliciet in de notariële akte en de grosse van een hypotheekakte levert een geldige executoriale titel op voor de na uitwinning van het hypotheekrecht resterende schuld. Voorwaarde is wel dat de restvordering met voldoende bepaaldheid is omschreven.[19] Als de redenering van de voorzieningenrechter zou worden gevolgd, dan zou dit ertoe leiden dat zodra er bijvoorbeeld € 1 is afgelost, er geen EET meer kan worden aangevraagd. Overigens is dit ook in strijd met het doel en strekking van de EET-Vo, zijnde het verschaffen van een eenvoudiger en goedkoper alternatief voor de exequaturprocedure uit de EEX-Vo.

Uit de EET-Vo volgt ook niet dat de restant schuldvordering expliciet moet zijn erkend c.q. de EET-Vo stelt dit niet als vereiste voor het toewijzen van het verzoek tot waarmerking. Kortom, op deze beslissing valt het nodige af te dwingen.

Het oordeel van de voorzieningenrechter te Leeuwarden lijkt te zijn gebaseerd op een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 september 2007.[20] De voorzieningenrechter te Alkmaar wees een verzoek tot waarmerking als EET af met als motivatie:

“Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat gerekwestreerde heeft ingestemd met de hoogte van de restschuld, zodat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is van een onbetwiste schuldvordering in de zin van artikel 3 EET.”

Er is niet veel literatuur beschikbaar over de EET en de hypothecaire restschuld en in de beschikbare literatuur wordt verwezen naar deze uitspraak uit 2007.[21]

 

Hoger beroep

ABN AMRO kan zich niet vinden in de beschikking van de voorzieningenrechter en stelt hoger beroep in bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het gerechtshof volgt de redenatie van ABN AMRO, vernietigt de beschikking van de voorzieningenrechter en wijst het verzoek tot waarmerking als EET alsnog toe:

“De (oorspronkelijke) geldlening waarvoor hypotheek is verstrekt en die is vastgelegd in een authentieke (hypotheek)akte is niet betwist. In zoverre wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3 EET-Verordening. Verder geldt dat de hypotheekakte ook na uitwinning zijn executoriale kracht blijft behouden voor de restantschuld (ECLI:NL:HR:2013:BY4889), als de bestaande vordering met voldoende bepaaldheid is omschreven. Daaraan voldoet deze hypotheekakte, nu hieruit blijkt langs welke weg, de aard en de omvang van de restschuld op (een voor de schuldenaar bindende wijze kan) worden vastgesteld. Dit leidt tot het oordeel dat ook voor de restschuld geldt dat er sprake is van een schuldvordering die bij authentieke akte is erkend. De authentieke (hypotheek)akte leent zich dan ook voor waarmerking als Europese executoriale titel.” [22]

 

Belangrijk voor de praktijk

Deze uitspraak van het gerechtshof is erg belangrijk voor de praktijk. Ruim 10 jaar na de onterecht trendsettende uitspraak van de voorzieningenrechter te Alkmaar, is het eindelijk mogelijk om een authentieke akte voor een hypothecaire restschuld te laten waarmerken als EET.

Dit betekent voor Nederlandse hypotheekverstrekkers dat voor de restschuld op een eenvoudige en goedkope manier een Europese titel kan worden verkregen voor alle Europese lidstaten (behalve Denemarken) en dat de exequaturprocedure uit de EEX-Vo niet meer hoeft te worden gevolgd in het land waar de authentieke akte ten uitvoer moet worden gelegd. Voorwaarde is wel dat de restschuld met voldoende bepaalbaarheid in de notariële akte moet zijn omschreven.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, EET en de hypothecaire restschuld, debloggendeadvocaat.nl 24 januari 2018.

Download artikel

=====

Voetnoten:

[1] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:476.

[2] Pb EU L 143.

[3] Wet van 28 september 2005 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (Pb EU L 143) (Uitvoeringswet verordening Europese executoriale titel).

[4] Artikel 25 EET-Vo bepaalt dat authentieke akten als EET kunnen worden aangemerkt.

[5] Artikel 2 EET-Vo en Rechtbank Den Haag 16 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:2684.

[6] Verordening (EG) 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken (PbEG L 12).

[7] Artikel 4 lid 2 EET-Vo.

[8] Artikel 3 lid 1 sub d EET-Vo.

[9] § 25 Considerans EET-Vo.

[10] Artikel 4 lid 2 EET-Vo juncto artikel 33 EET-Vo.

[11] Artikel 26 EET-Vo.

[12] Artikel 7 UW EET-Vo.

[13] Artikel 7 UW EET-Vo juncto artikel 2 UW EET-Vo.

[14] Artikel 2 lid 1 UW EET-Vo.

[15] Artikel 10 lid 4 EET-Vo.

[16] Artikel 430 Rv.

[17] Artikel 27 EET-Vo.

[18] Rb Noord-Nederland (vzr.) 27 juli 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:5167.

[19] HR 8 februari 2013, NJ 2013, 123, ECLI:NL:HR:2013:BY4889 en Rb Midden-Nederland 3 februari 2017,ECLI:NL:RBMNE:2017:894.

[20] Rb rechtbank Alkmaar (vzr.) 20 september 2007, ECLI:NL:RBALK:2007:BB3937.

[21] M. Zilinsky, ‘Incasso met EET’, in: P. Vlas (red.) Internationale incasso van geldvorderingen, IPR Thema Reeks 1, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2008, p. 78.

[22] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:476, r.o. 4.6.

Download artikel

[Column] 2017: Wat staat ons te wachten?

[Column] 2017: Wat staat ons te wachten?

In het meest recente nummer van het Tijdschrift voor beslag en executie & rechtsvordering in de praktijk (BER), dat met enige vertraging verscheen, kijk ik vooruit op hetgeen ons in 2017 te wachten staat. Onderwerpen die aan bod komen zijn: digitaal procederen (KEI), het Netherlands Commercial Court (NCC), de beslagvrije voet, het wettelijk moratorium en de Klare Taal Bokaal.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, 2017: Wat staat ons te wachten?, BER 2017-1, p. 26-27.

Verjaring van executie van een rechterlijke uitspraak

Een rechterlijke uitspraak, zoals een vonnis of arrest, is niet eeuwig geldig. Na verloop van tijd verjaart de bevoegdheid om de rechterlijke uitspraak ten uitvoer te leggen c.q. te executeren. Maar je kan voorkomen dat het vonnis nutteloos wordt.

Dit is een ander type verjaring dan de verjaring waarover ik eerder blogde. In mijn eerdere blogs ging het over de verjaring van rechtsvorderingen.[1]

Hoofdregel

Een rechterlijke (of arbitrale) uitspraak verjaart na verloop van 20 jaar. Dit betekent dat de uitspraak na 20 jaar niet meer kan worden ten uitvoer gelegd, door bijvoorbeeld het leggen van bankbeslag op beslag op een pand.

Uitzondering

Op deze 20-jaarstermijn geldt een uitzondering als het in de rechterlijke uitspraak staat dat het om bedragen gaat die per jaar of kortere termijn moeten worden betaald. Hierbij kan je denken aan de gevorderde wettelijke rente die wordt toegewezen. In die gevallen geldt een korte verjaringstermijn van vijf jaar.

Aanvang termijn

De 20- of 5-jaarstermijn begint te lopen op de dag na uitspraak. Is in de uitspraak een bepaalde termijn of een voorwaarde opgenomen die moet zijn vervuld, dan begint de verjaring te lopen de dag na afloop van deze termijn of de dag nadat aan deze voorwaarde is voldaan.

Stuiting

Dit betekent niet dat je na 20 of vijf jaar niets meer aan de uitspraak hebt. De verjaring kan worden gestuit. Daarmee verleng je de periode waarbinnen je de rechterlijke uitspraak ten uitvoer kan leggen. De verjaring wordt gestuit door:

  1. betekening van de uitspraak of schriftelijke aanmaning;
  2. erkenning van de in de uitspraak vastgestelde verplichting;
  3. iedere daad van tenuitvoerlegging, mits daarvan binnen de door de wet voorgeschreven tijd of, bij gebreke van zodanig voorschrift, met bekwame spoed mededeling aan de wederpartij wordt gedaan.

Wordt de verjaring tijdig en op de juiste wijze gestuit, dan begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. Maar let op, deze termijn is maximaal vijf jaar.

=====

[1] Zie mijn blogs Verjaring van rechtsvordering, Financiering bij consumentenkoop: korte verjaringstermijn! en Het belang van een goede sommatiebrief.

Infographic: is de derdebeslagene rente verschuldigd?

Infographic: is de derdebeslagene rente verschuldigd?

In een eerder blog konden jullie mijn artikel Derdenbeslag en de verschuldigdheid van wettelijke rente lezen.

Dit artikel gaat over de uitspraak Staalduinen/Tiethoff q.q. uit 2012. In deze uitspraak heeft de Hoge Raad meer duidelijkheid gegeven over de vraag wanneer de derdebeslagene wettelijke rente verschuldigd is.

(meer…)

In naam des Konings

In naam des Konings

art 430 RvTot 30 april 2013 stond bovenaan de grosse van een vonnis, dwangbevel en notariële akte “In naam der Koningin” en sinds Koning Willem Alexander de scepter zwaait, staat er op een grosse “In naam des Konings”.

Waarschijnlijk verandert dit jaar dit opschrift. De reden: modernisering.

(meer…)

Uitvoerbaar bij voorraad: de praktijk

Uitvoerbaar bij voorraad: de praktijk

Het onderwerp van dit blog is de uitvoerbaarheid bij voorraad van een vonnis. Met dit fenomeen heeft iedere procesjurist te maken. Over het algemeen levert het geen problemen op, maar soms gaat het fout. Wat dan te doen? (meer…)

Derdenbeslag en de verschuldigdheid van wettelijke rente

Derdenbeslag en de verschuldigdheid van wettelijke rente

Mijn artikel over ´Derdenbeslag en de verschuldigdheid van wettelijke rente´ verscheen recent in het Tijdschrift voor de Procespraktijk (TvPP).

Het artikel handelt over de uitspraak Staalduinen/Tiethoff.[1] In deze uitspraak heeft de Hoge Raad meer duidelijkheid gegeven over de vraag wanneer de derdebeslagene wettelijke rente verschuldigd is. De gevolgen hiervan kunnen voor de derdebeslagene verstrekkend (lees: zeer kostbaar) zijn. Daarmee is het voor de praktijk uiterst relevant. Des te meer reden om de voorwaarden en de gevaren in kaart te brengen. Dat geschiedt aan de hand van de begrippen wettelijke rente en verzuim.

(meer…)

Derdenbeslag: vanaf welke datum mag je niet meer aan de beslagdebiteur betalen?

Deze vraag speelde zich af in de zaak die heeft geleid tot een recente uitspraak van 24 juli 2012 het gerechtshof Leeuwarden (LJN: BX2709).

(meer…)

Wilsrechten in de executiefase: hoe ver kan de executant gaan?

Wilsrechten in de executiefase: hoe ver kan de executant gaan?

Eerder deze maand verscheen er een artikel van mijn hand in het tijdschrift Beslag en Executie in de Rechtspraktijk.

Dit tijdschrift licht door middel van verdiepende en oplossingsgerichte artikelen actuele ontwikkelingen binnen het rechtsgebied Burgerlijk procesrecht, specifiek Beslag- en Executierecht toe. Daarnaast geeft het een overzicht van ontwikkelingen met betrekking tot (nieuwe) wet- en regelgeving, jurisprudentie, literatuur en beleid, aldus de voornoemde website.

(meer…)

Verrekening na derdenbeslag: mag dat?

Inleiding

In mijn blogs van 20 oktober 2011 en 10 november 2011 ging ik in op het fenomeen derdenbeslag en wat je als derdebeslagene wel en niet mag doen.

In dit blog concentreer ik me op de vraag: Mag je verrekenen als er derdenbeslag onder je is gelegd?

Casus

Stel, je hebt een vordering op Janssen B.V. van € 50.000 en een schuld aan Janssen B.V. van € 75.000. Vervolgens wordt er derdenbeslag onder je gelegd voor een vordering van € 200.000 die meneer Van Ieperen heeft op Janssen B.V. Dit betekent dat je je schuld niet meer aan Janssen B.V. mag betalen en dat Janssen B.V. zijn vordering op jou niet meer mag opeisen.

Ben je verplicht om de vordering die Janssen B.V. op jou heeft aan Van Ieperen te voldoen of mag je jouw vordering op Janssen B.V. verrekenen met de vordering van Janssen op jou?

Antwoord

Je mag verrekenen, maar alleen als aan minimaal één van de volgende twee voorwaarden is voldaan:

  1. jouw vordering moet uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien als de beslagen vordering, of
  2. jouw vordering was opeisbaar vóórdat het beslag is gelegd.

Voldoe je aan één (of beide) vereisten en beroep je je op verrekening, dan betekent dat dat jouw vordering is voldaan en dat je schuld aan Janssen B.V. met € 50.000 is verminderd. Je hebt dus nog een restschuld van € 25.000. Deze € 25.000 moet je afdragen aan de deurwaarder die namens meneer Van Ieperen beslag heeft gelegd.

Voldoe je niet aan één van de twee vereisten, dan moet je € 75.000 afdragen aan de beslagleggend deurwaarder. Vervolgens moet je maar zien of je jouw vordering van € 50.000 op Janssen B.V. kan incasseren.

Conclusie

Wordt er derdenbeslag onder je gelegd, ga dan na of je een tegenvordering hebt en of je een beroep op verrekening kan doen.

Beslag: wat is dat nou precies?

Beslag: wat is dat nou precies?

In de dagelijkse praktijk merk ik dat er veel onduidelijkheid bestaat over het leggen van beslag en wat wel en niet kan. In deze blog zal ik hierover duidelijkheid scheppen aan de hand van het onderscheid conservatoir – executoriaal beslag.

Ook zal ik kort ingaan op een misverstand over beslag en faillissement en de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Conservatoir beslag

Het doel van conservatoir beslag is het bewaren van de rechten van de beslaglegger. Denk hierbij aan het bevriezen het saldo op de bankrekening (derdenbeslag onder de bank) en het leggen van conservatoir beslag op een woning.

Wordt de woning verkocht terwijl er beslag op ligt, dan kan de beslaglegger in de executiefase toch de woning executoriaal verkopen ook al is er inmiddels een andere eigenaar!

Conservatoir beslag kan worden gelegd voorafgaand aan een gerechtelijke procedure of tijdens een gerechtelijke procedure. Hiervoor moet een gemotiveerd verzoek worden ingediend bij de voorzieningenrechter, waarin ook de bekende verweren van de debiteur moeten worden vermeld.

Wordt er na verlof van de rechter voorafgaand aan de procedure conservatoir beslag gelegd, dan moet de dagvaarding over het algemeen binnen 14 dagen na het (eerst gelegde) beslag aan de debiteur worden betekend.

Als de gerechtelijke procedure met succes wordt afgerond en het vonnis wordt aan de debiteur betekend, dan wordt het beslag vanzelf executoriaal.[1]

Executoriaal beslag

Als je een executoriale titel (een rechterlijke uitspraak of een grosse van een notariële akte) hebt en deze is betekend door de deurwaarder, dan kan je executoriaal beslag leggen. Dit beslag is als het ware het begin van het executietraject.

Na het leggen van executoriaal beslag of het executoriaal worden van het eerder gelegde conservatoir beslag, kan de deurwaarder het beslag gaan uitwinnen. Dit kan door de bank de opdracht te geven om het onder het beslag vallende geld uit te betalen of door de woning te gaan verkopen. Het spreekt voor zich dat de debiteur geen medewerking behoeft te verlenen aan deze executiemaatregelen.

Faillissement

Een veel voorkomend misverstand is dat het leggen van (conservatoir of executoriaal) beslag beschermt tegen faillissement van de debiteur. Dat is dus niet zo.

In de Faillissementswet is bepaald dat met het uitspreken van het faillissement alle beslagen komen te vervallen.[2] Heb je het sterke vermoeden dat je debiteur binnenkort failliet gaat, dan heeft het over het algemeen geen zin om beslag ten laste van hem te leggen.

Voorts geldt dat de lopende executie van een gerechtelijke uitspraak of een notariële akte komt te eindigen door de uitspraak van het faillissement.[3]

Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

Is de debiteur toegelaten tot de wettelijke schuldsanering dan geldt dat alle beslagen komen te vervallen met ingang van de dag dat de toepasselijkheid is uitgesproken.[4] Lopende executies worden geschorst voor de looptijd van de schuldsaneringsregeling.[5] Deze regeling komt overeen met de regeling bij faillissement.

 


[1] Artikel 704 lid 1 Rv.

[2] Artikel 33 lid 2 Fw.

[3] Artikel 33 lid 1 Fw.

[4] Artikel 301 lid 3 Fw.

[5] Artikel 301 lid 2 Fw.

Executie notariële akte: voorkom een gang naar de rechter

Zijn afspraken vastgelegd in een notariële akte en komt de andere partij de gemaakte (financiële) afspraken niet na, dan is de kans groot dat je meteen het executietraject kan opstarten in plaats dat je moet gaan procederen bij de rechter. Het spreekt voor zich dat dit grote voordelen – kosten en tijdswinst – met zich meebrengt.

Voordat je tot tenuitvoerlegging kan overgaan, moet je wel eerst een grosse van de akte opvragen bij de notaris. De grosse is een door de notaris afgegeven afschrift van de akte met daarop de woorden “In naam van de Koning”. Deze grosse moet de deurwaarder aan je wederpartij betekenen. Wordt er vervolgens niet betaald, dan kan je direct executiemaatregelen nemen, zoals het leggen van beslag op de bankrekening of op het loon van je wederpartij. Gaat het om een hypotheek waarvoor een achterstand bestaat, dan kan je de woning gaan verkopen.

Je moet er wel op bedacht zijn dat niet elke door een notaris opgestelde akte kan worden uitgewonnen. Enkele vereisten waaraan een notariële akte moet voldoen, zijn dat partijen (al dan niet middels volmacht) voor de notaris moeten verschijnen en de voornamen, namen, geboortedatum en geboorteplaats van partijen moeten worden weergegeven in de akte. Ook aan de tekst (goed leesbaar en geen afkortingen) en kwaliteit van het papier van een notariële akte worden eisen gesteld.

Misschien zou je verwachten dat elke akte van de notaris aan deze vereisten voldoet, maar de praktijk wijst helaas anders uit. Recent deed zich de situatie voor dat de notaris een ‘overeenkomst beëindiging geregistreerd partnerschap’ had opgesteld. De man komt zijn verplichtingen niet na. Omdat deze overeenkomst niet voldoet aan enkele vereisten, is het geen notariële akte. In plaats van een snelle executie moest de vrouw eerst een gerechtelijke procedure voeren.

Staat eenmaal vast dat de akte een ‘echte’ notariële akte is, dan rijst de vraag voor welke vorderingen de akte ten uitvoer kan worden gelegd. De Hoge Raad heeft hiervoor een tweetal criteria opgesteld:

(i)      vorderingen die op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaan en in de akte zijn opgenomen en toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding;

(ii)    heeft de akte betrekking op één of meer vorderingen, die aan de onder (i) bedoelde vereisten voldoet, maar wordt niet de grootte van het verschuldigde bedrag vermeld, dan is de grosse van de akte niettemin voor tenuitvoerlegging vatbaar, wanneer deze de weg aangeeft langs welke op voor de schuldenaar bindende wijze de grootte van het verschuldigd bedrag kan worden vastgesteld.

Met andere woorden, als uit de akte afdoende blijkt wat de debiteur verschuldigd is, dan levert de akte een executoriale titel op.

Het vastleggen van bijvoorbeeld een geldlening in een notariële akte, kost in eerste instantie misschien iets meer (de notaris moet immers ook betaald worden), maar op termijn kan je er veel voordeel bij hebben.

Derdenbeslag: wat te doen? (2)

In mijn vorige blog over derdenbeslag, schreef ik dat het belangrijk is tijdig een verklaring af te leggen als er executoriaal beslag onder je is gelegd ten laste van één van je werknemers. Het is belangrijk die verklaring volledig in te vullen. De beslaglegger kan bij derdenbeslag je verklaring namelijk betwisten. Hoe dat werkt, komt hierna aan bod.

(meer…)

Derdenbeslag: wat te doen? – Update

Het komt geregeld voor dat iemand op basis van een vonnis beslag legt onder jou c.q. onder jouw bedrijf in verband met een vordering die hij heeft op bijvoorbeeld één van je werknemers. Hoe hiermee om te gaan?

(meer…)

%d bloggers liken dit: