Het gaat er dan echt van komen: het digitaal procederen wordt stopgezet. Hiervoor diende minister Dekker op 27 maart 2019 een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer.[1]
Doelen wetsvoorstel
Dit wetsvoorstel regelt niet alleen het stoppen met digitaal procederen bij de pilotrechtbanken Gelderland en Midden-Nederland, maar regelt ook twee andere onderwerpen. Ten eerste geldt straks bij alle rechtbanken weer hetzelfde procesrecht. Dit betekent onder andere dat de procesinleiding en de basisprocedure worden geschrapt en dat de rol terugkomt.
Ten tweede krijgen rechters meer invloed op het inrichten van de mondelinge behandeling. Dit naar aanleiding van positieve ervaringen met het nieuwe procesrecht onder KEI bij de pilots bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Hiervoor neemt men een deel van het procesrecht onder KEI over in het wetsvoorstel.
Hoe nu verder?
Betekent dit dat digitaal procederen helemaal van tafel is? Nee. Al zal het nog wel een aantal jaren duren voordat een nieuwe pilot wordt gestart.
Men gaat eerst een digitale postbus voor het indienen van berichten en processtukken ontwerpen. Vervolgens wordt dit per zaakstroom (civiel, kanton, verzoekschrift, etc.) getest. Dit staat in het Basisplan voor digitalisering van de rechtspraak.[2] Het Basisplan geeft hiermee invulling aan de reset van het Programma KEI.
2019 is een startjaar, dus verwacht dit jaar nog geen concrete resultaten. Het streven is om binnen enkele jaren te realiseren dat de berichten- en stukkenuitwisseling digitaal kan plaatsvinden. Uiteindelijk wordt dit voor professionele partijen verplicht (net als bij KEI het streven was).[3]
=====
[1] Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht.
Het afgelopen jaar werden er schokkende feiten bekend over het Programma KEI. Hierbij moet je met name denken aan de uit de hand gelopen kosten, het gebrek aan sturing, draagkracht en kennis van zaken bij het implementeren van het Programma KEI.
Op 9 januari 2018 had ik de primeur dat de invoering van KEI op de lange baan werd geschoven. In april 2018 schreef de minister dat het Programma KEI ‘on hold’ wordt gezet. Dit omdat hij het “onverantwoord [vindt] om op de nu voorgestane wijze door te gaan met het proces van digitalisering bij de rechtspraak”. Eind juni 2018 werd wereldkundig dat de pilot handelszaken van KEI, die bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland loopt, niet landelijk wordt ingevoerd.
Basisplan digitalisering
De presidenten van de rechtbanken en de Raad voor de rechtspraak hebben een ‘basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht’ opgesteld dat ziet op het beoogde vervolg van de digitalisering. Zeg maar de opvolger van het jammerlijk mislukte Programma KEI.
Eén hoofddoel
In het basisplan richt men zich op één hoofddoel en dat is het realiseren van een eenvoudige digitale toegang voor procespartijen en procesvertegenwoordigers. Dit moet op een beheerste, verantwoorde en realistische manier gebeuren. Dit laatste klinkt logisch en lijkt overbodig, maar het vat samen waar het fout ging bij KEI.
Het doel is om de correspondentie met de Rechtspraak en het bekijken van het zaaksdossier digitaal te laten verlopen. Om dat te realiseren, worden het webportaal Mijn Rechtspraak, het Aansluitpunt Rechtspraak en Mijn Werkomgeving aangepast van een alles-in-1-systeem naar een digitale brievenbus en postkamer met dossierfunctie.
Eén rechtsvordering
Daarnaast concludeert men dat het onwenselijk is om twee verschillende regimes van burgerlijke rechtsvordering te hebben. Hieraan moet volgens de presidenten en de Raad voor de Rechtspraak zo snel mogelijk een einde komen. Daarom zal men verzoeken om het nieuwe rechtsvordering (de basisprocedure) door middel van een wetswijziging buiten werking te stellen. Op die manier lopen de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland straks weer in de pas met de rest van de Nederlandse rechtbanken.
Het tweede hoofddoel van KEI – een nieuw burgerlijk procesrecht – is hiermee dus definitief afgeserveerd. Men koppelt de digitalisering en het nieuwe burgerlijke procesrecht los. Iets wat de Raad van State al in januari 2014 adviseerde.
Hoe nu verder?
Sommige delen van het nieuwe procesrecht zijn al wel landelijk ingevoerd, denk aan de mogelijkheid om mondeling uitspraak te doen. Van de Rechtspraak vernam ik dat men gaat kijken hoe hiermee om te gaan als de pilots worden gestopt. Er is een aparte werkgroep ingesteld die samen met het ministerie in kaart gaat brengen wat de mogelijkheden en de gevolgen zijn om de inhoudelijke wijzigingen los te koppelen van de invoering van digitaal procederen. Dit zal te zijner tijd duidelijk worden als het basisplan definitief is en in de openbaarheid wordt gebracht.
Aanpoten
Voor griffiemedewerkers betekent dit een nog hogere werkdruk. De presidenten en de Raad voor de Rechtspraak erkennen dit en “hebben hier oog voor”. Tegelijkertijd geven ze aan dat het nu nog te vroeg is om de precieze gevolgen van de plannen te voorspellen. Het kan nog wel enkele maanden duren voordat er op dit gebied meer duidelijkheid komt.
Zojuist maakte de Rechtspraak bekend dat de KEI-pilot digitaal procederen in handelsvorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging niet landelijk zal worden uitgerold.
Sinds 1 september 2017 loopt er bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland een pilot die inhoudt dat partijen in handelsvorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging (lees: zaken van meer dan € 25.000) verplicht digitaal moeten procederen. Na afloop van de pilot zou dit landelijk worden ingevoerd. Nadat de landelijke invoering begin dit jaar al op de lange baan werd geschoven, is er nu een nieuwe tegenslag voor de Rechtspraak: de landelijke invoering komt er namelijk helemaal niet!
Niet verantwoord
De reden is dat de Raad voor de Rechtspraak de landelijke uitrol niet verantwoord vindt. Onder andere de onbetrouwbaarheid van het systeem, het feit dat het gebruikte systeem niet wordt doorontwikkeld door leverancier Oracle hebben tot deze conclusie geleid.
Er is nog een omstandigheid, maar die begrijp ik niet. Frits Bakker, de scheidend voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, schrijft in zijn brief van 27 juni 2018 aan minister Sander Dekker:
“Daarbij werkt de Raad aan een nieuwe doelarchitectuur voor de digitalisering en zou civiel HV (Handelsvorderingen, JV) op afzienbare tijd naar die nieuwe architectuur moeten worden gemigreerd.”
Pilot blijft
Bij de rechtbank Midden-Nederland en de rechtbank Gelderland blijft digitaal procederen verplicht. Dit betekent dat voorlopig twee regimes van toepassing zijn: het traditionele burgerlijke rechtsvordering en rechtsvordering onder KEI.
Hoe nu verder?
Uit extern onderzoek bleek dat het een zooitje was bij KEI. Er was geen sturing, men was niet bereid te veranderen en samen te werken binnen de Rechtspraak en vanaf de start van Programma KEI is niet voldaan aan een aantal basiscondities. De afgelopen periode zijn hierover nieuwe afspraken gemaakt en is een nieuwe structuur opgezet en deze nieuwe structuur gaat men nu implementeren.
Komend najaar worden, zo verwacht de Raad voor de Rechtspraak, besluiten genomen over de doelen van de digitalisering, de manier waarop die moeten worden bereikt en de kosten die daarmee gemoeid zijn. Waarschijnlijk wordt dan ook meer bekend over hoe de Rechtspraak de ongelijkheid tussen de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland (digitaal procederen) en de overige gerechten (op papier procederen) ongedaan wil maken. Het streven is om deze ongelijkheid zo snel mogelijk op te heffen, maar het is onbekend hoe lang dat gaat duren.
Ik kan me je teleurstelling voorstellen. Helaas kan ik geen nieuwe planning geven, maar kan ik je wel melden dat de Rechtspraak momenteel werkt aan het plan voor de bijgestelde digitaliseringsambitie. Deze wordt in het najaar met alle betrokkenen in de juridische keten gedeeld.
Frits Bakker realiseert zich dat dit een grote teleurstelling is voor alle bij de digitalisering betrokken partijen, maar herhaalt zijn mantra nog maar eens:
“Van stoppen met digitalisering is echter geen sprake.”
Op welke manier en op welke termijn is vooralsnog onduidelijk. Het ziet er in ieder geval naar uit dat er nog de nodige hoofdstukken zullen worden toegevoegd aan dit drama in veel bedrijven.
Ondanks de pas op de plaats van het Programma KEI gaan we op termijn allemaal digitaal procederen. Voor digitale procedures geldt een nieuw burgerlijk procesrecht en daarin staat dat de rechter mondeling een einduitspraak kan doen tijdens of na de mondelinge behandeling.
Waarom?
Op verzoek van de gerechten is de mogelijk om mondeling uitspraak te doen verruimd. Voorheen kon enkel in kort geding en in verzoekschriftzaken een mondelinge einduitspraak worden gedaan en in dagvaardingszaken kon alleen een mondelinge tussenuitspraak worden gedaan. Onder KEI is het ook mogelijk om een mondelinge einduitspraak te doen in civiele vorderingszaken.[1]
Dit past ook in het doel van de mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling moet het hart van de nieuwe basisprocedure worden, met als uitgangspunt dat na de mondelinge behandeling alle benodigde informatie over een zaak op tafel ligt en de rechter uitspraak kan doen.[2]
Wanneer
Niet alle zaken zijn geschikt om een mondelinge einduitspraak te doen. De wet zegt niet in welke gevallen een mondelinge uitspraak mag worden gedaan, maar uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat een mondelinge uitspraak bedoeld is voor relatief, eenvoudige, feitelijke zaken, waarbij betrokkenen gebaat zijn bij het snel verkrijgen van duidelijkheid.[3]
Voorwaarden
De rechter mag niet altijd mondeling uitspraak doen. De formele voorwaarden waaraan moet voldaan, staan in artikel 30p van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering (‘Rv nieuw’).
De eerste en belangrijkste voorwaarde is dat alle partijen op de mondelinge behandeling aanwezig moeten zijn. Ontbreekt één partij, dan mag de rechter niet mondeling uitspraak doen.
Daarnaast moet de rechter proces-verbaal opmaken van de mondelinge uitspraak. In dit proces-verbaal mogen alleen de beslissing en de gronden van die beslissing staan. Het procesverloop, de feiten en de standpunten van partijen worden niet in dit proces-verbaal opgenomen. Als de rechter een mondelinge einduitspraak heeft gedaan, dan mag hij alleen het proces-verbaal verstrekken. Het is niet toegestaan om ook nog een schriftelijke beslissing (vonnis of arrest) op te stellen.[4]
De rechter ondertekent het proces-verbaal en zorgt ervoor dat het binnen twee weken na de mondelinge behandeling aan partijen wordt toegestuurd. De partij die tot tenuitvoerlegging van de uitspraak kan overgaan, krijgt een in executoriale vorm opgemaakt exemplaar van het proces-verbaal.
De praktijk
De wettelijke voorwaarden lijken helder, maar dat betekent niet dat ze ook worden toegepast in de praktijk, zo blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof Den Haag.[5]
In hoger beroep was niet geklaagd over het doen van een mondelinge uitspraak en dat dit niet volgens de regels was gedaan, maar het Haagse hof koos ervoor om er in enkele overwegingen ten overvloede (‘obiter dictum’) aandacht aan te besteden.
Als eerste vroeg het gerechtshof zich af of het nieuwe procesrecht wel van toepassing was in deze zaak en dus of een mondelinge uitspraak überhaupt wel mogelijk was. De procedure bij de rechtbank was namelijk begonnen voordat het nieuwe procesrecht was ingevoerd op 1 september 2017.
Vervolgens stelt het hof vast dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat alle procespartijen op de mondelinge behandeling aanwezig waren of vertegenwoordigd waren.
Er was wel een proces-verbaal opgemaakt, maar daarin waren de mondelinge uitspraak en de gronden daarvan niet opgenomen. Ook was het proces-verbaal niet binnen 14 dagen aan procespartijen toegestuurd.
Verder verstrekte de rechter een uitgeschreven uitspraak aan partijen. Dit mag niet, omdat hij al een mondelinge uitspraak had gedaan.[6]
Omdat over al deze punten niet was geklaagd, verbond het gerechtshof hier geen gevolgen aan. Wel is duidelijk dat de rechter in eerste aanleg z’n dag niet had; hij deed werkelijk niets goed met betrekking tot de mondelinge uitspraak.
Deze week schreef Raad voor de Rechtspraak dat Programma KEI moet worden gereset (lees hier). Minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) is het hier niet mee eens; hij wil geen rest, maar wil een pas op de plaats maken met de digitalisering van de rechtspraak.
Erg geschrokken
De Minister zegt erg geschrokken te zijn van de inhoud van de brief van de Raad voor de Rechtspraak. Hij is nog niet overtuigd van het in die brief geschetste plan van aanpak:
“Daarom vind ik het vooralsnog onverantwoord om op de nu voorgestane wijze door te gaan met het proces van digitalisering bij de rechtspraak. Ik kan er niet mee instemmen dat middelen worden besteed aan een digitaliseringsproces dat in de basis nog zoveel onzekerheden kent.”
Dit neemt niet weg dat de minister meent dat de digitalisering van de rechtspraak onontkoombaar is. Maar voordat hiermee wordt verdergegaan moeten eerst alle neuzen dezelfde kant op staan, de juiste mensen op de juiste plek zitten en de moet duidelijk worden wie welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft.
Aanspreken verantwoordelijken
De minister vraagt zich af of de juiste mensen op de juiste plek zitten, maar er zijn geen maatregelen aangekondigd om de verantwoordelijke(n) aan te spreken op dit dramatisch verlopen IT-project. Een project dat in plaats van 8 miljoen euro in ieder geval 220 miljoen euro kost en waarvan het vervolg onduidelijk is en geen enkele verantwoordelijke neemt zijn verantwoordelijkheid en niemand wordt afgerekend op deze resultaten. Dit is op z’n zachtst gezet opvallend te noemen.
Vandaag werd bekend dat de Rechtspraak de koers van het Programma kwaliteit en innovatie (‘KEI’) weer wijzigt. Zelf spreekt de Rechtspraak over het resetten van KEI.[1]
Extern onderzoek
Begin januari lekte uit dat de verdere invoering van KEI op de lange baan werd geschoven. De reden was dat alles complexer bleek te zijn dan voorzien en de het uitstel zal worden gebruikt “om de aanpak van de digitalisering tegen het licht te houden”.
De eerste stap is inmiddels gezet en op 5 april jl. werd een ‘quick scan review KEI’ gepresenteerd. De resultaten van dit externe onderzoek zijn ontluisterend te noemen. Zo is er geen sturing, is men niet bereid te veranderen en samen te werken binnen de Rechtspraak en vanaf de start van Programma KEI is niet voldaan aan een aantal basiscondities. Kortom, het Programma KEI was vanaf het begin af aan gedoemd te mislukken. Je zou verwachten dat de overheid zou hebben geleerd van eerdere IT-drama’s, maar dat blijkt niet het geval en dat is zeer kwalijk.
Voor een uitgebreider overzicht van gebreken verwijs ik naar de websites van de Rechtspraak en het Advocatenblad.
Saillant detail is dat de Raad van State in januari 2014 al adviseerde om de vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht en de digitalisering los te koppelen.[2] Dit vond men bij de Rechtspraak toen niet nodig.
Wat verandert er?
De grote vraag is wat er nou precies gaat veranderen en voor wie. Dit komt niet duidelijk naar voren in de wollige brief van de Rechtspraak aan minister Dekker van Rechtsbescherming.
Mede op basis van het onderzoeksrapport is besloten dat “KEI wordt gereset”. De Rechtspraak had geen controle meer en om de controle terug te krijgen, wordt gestopt met het digitaliseren van de werkprocessen binnen de Rechtspraak. De reset moet leiden tot een nieuwe aanpak die inhoudt dat werkprocessen eerst worden verbeterd, vereenvoudigd en op elkaar worden afgestemd en pas daarna worden deze nieuwe werkprocessen gedigitaliseerd.
Advocaten en juristen
Voor advocaten en juristen verandert er vooralsnog weinig. Het digitaliseren van juridische procedures gaat op termijn wel door (processtukken uploaden via een portal en digitaal communiceren met de gerechten). Al is nog niet bekend in welk volgorde en wanneer dit gaat plaatsvinden.
Momenteel loopt er een pilot voor handelsvorderingen (vorderingen van meer dan € 25.000) bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Komende zomer wordt een besluit genomen over de landelijk invoering van het digitaal procederen in handelsvorderingen. De Rechtspraak verwacht dat dit uiteindelijk wel landelijk zal worden ingevoerd.
Burgers
Burgers konden zelf digitaal procederen bij de eKantonrechter, maar dat kan nu niet meer. Er was zeer weinig animo voor deze digitale procedure en het past ook niet in het voornemen om te vereenvoudigen. Lees voor meer informatie mijn blog de eKantonrechter vertrekt met stille trom.
Veel bedrijven
Het Programma KEI ontwikkelt zich langzamerhand in een drama met veel bedrijven en ik betwijfel dat dit het laatste bedrijf is. Komende zomer wordt besloten of het digitaal procederen in handelsvorderingen landelijk wordt ingevoerd en dan wordt duidelijk of een volgend bedrijf aan dit drama wordt toegevoegd. Kortom, wordt vervolgd.
UPDATE 14 april 2018: Minister Dekker heeft gereageerd op de brief van de Raad voor de Rechtspraak.
Afgelopen 1 september startte de eerste pilotfase van het digitaal procederen en het nieuwe procesrecht (civiel 1.0). De pilot loopt alleen bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland en geldt alleen voor schuldvorderingen van meer dan € 25.000.
Streven
Het streven was dat de pilot vanaf december zou worden geëvalueerd en dat het digitaal procederen voor deze vorderingen in het voorjaar van 2018 landelijk zou worden ingevoerd. Dit lijkt niet te gaan lukken, zo bericht het Advocatenblad.
De Nederlandse Orde van Advocaten (‘NOvA’) vindt dat er meer tijd moet worden vrijgemaakt voor de evaluatie van de pilot Civiel 1.0 en de Rechtspraak zou daarvoor open staan. Meer concreet zouden er eerst een aantal procedures volledig moet zijn doorlopen voordat er wordt geëvalueerd.
Hoeveel vertraging wordt opgelopen, is mij niet bekend.
Een beetje vreemd…
Dit uitstel krap drie weken na de start van de eerste pilot bevreemdt mij wel een beetje, omdat dit ook van tevoren kon worden bedacht en de NOvA steeds nauw betrokken is bij het programma KEI, de wijze van invoering en de planning.
Fases
De andere fases van het Programma KEI zijn voor wat betreft de civiele procedures:
Civiel 2.0 vorderingszaken in hoger beroep
Civiel 3.0 vorderingszaken zonder verplichte procesvertegenwoordiging (kantonzaken)
Civiel 4.0 verzoekprocedures in alle instanties
Civiel 5.0 kort gedingzaken
Als een pilot naar behoren werkt, dan wordt die fase landelijk ingevoerd. Vervolgens wordt gestart met de pilot van de volgende fase.
Op 1 september jl. ging de pilot civiel 1.0 van het digitaal procederen (‘KEI’) van start. Alle reden voor een overzicht van mijn meest relevante blogs over KEI.
Fases
De fase civiel 1.0 is de eerste fase die wordt uitgerold. Lees hier wat de andere fases zijn en wat de planning is.
Klaar voor KEI. Toch?
Het is natuurlijk goed dat we in Nederland eindelijk digitaal gaan procederen, maar zijn we er eigenlijk wel klaar voor? In deze column ga ik hier nader op in.
De basisprocedure
Niet alleen moeten we digitaal gaan procederen, maar het burgerlijk procesrecht is ook vernieuwd. Over de nieuwe basisprocedure schreef ik een artikel voor het Advocatenblad.
Termen nieuw procesrecht
In de nieuwe basisprocedure (zie hiervoor) worden ook veel nieuwe termen gebruikt. Ik blogde over deze nieuwe termen.
Oproepen verweerder
Je wederpartij oproepen, kan in het nieuwe burgerlijk procesrecht op drie verschillende manieren.
In het meest recente nummer van het Tijdschrift voor beslag en executie & rechtsvordering in de praktijk (BER), kijk ik in mijn column terug op het afgelegde digitaliseringstraject van de civiele procedure en kijk ik naar de toekomst.
Is de Rechtspraak wel klaar voor digitaal procederen?
Eerder berichtte ik dat er op 1 september 2017 (eindelijk) begonnen gaat worden met de eerste civiele pilotfase van het Programma KEI[1] (de fase civiel 1.0). Het is een pilot en dit betekent dat bij de geselecteerde rechtbanken in civiele zaken digitaal geprocedeerd gaat worden volgens het nieuwe burgerlijk procesrecht (de zgn. basisprocedure).
Fases van KEI
Het Programma KEI kent vijf fases voor wat betreft de civiele procedures:
Civiel 1.0 vorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat (handelszaken)
Civiel 2.0 vorderingszaken in hoger beroep
Civiel 3.0 vorderingszaken zonder verplichte procesvertegenwoordiging (kantonzaken)
Civiel 4.0 verzoekprocedures in alle instanties
Civiel 5.0 kort gedingzaken
Invoering
Als een pilot naar behoren werkt, dan wordt die fase landelijk ingevoerd. Vervolgens wordt gestart met de pilot van de volgende fase.
Cassatie
Cassatiezaken bij de Hoge Raad vallen niet onder het Programma KEI. De Hoge Raad is per 1 maart 2017 begonnen met digitaal procederen.
=====
[1] KEI staat voor het Programma Kwaliteit en Innovatie van de Rechtspraak.
Binnenkort start de eerste pilot waarbij partijen verplicht digitaal moeten procederen. Deze pilot vindt plaats bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en duurt (minimaal) vijf maanden. De pilot geldt enkel voor zaken waarvoor je een advocaat moet inschakelen (kort gezegd: vorderingen van meer dan € 25.000).
De Rechtspraak heeft een animatiefilmpje op haar website gezet waarin het verloop van de procedure wordt uitgelegd. Het is een aardig filmpje, maar het gaat wel uit van een eenvoudige procedure waarin alles op de zitting helder is en de rechter doet direct mondeling uitspraak. Dit laatste is straks inderdaad mogelijk, maar ik denk niet dat dit de standaard zal worden. Andere kanttekening is dat zaken voor de kantonrechter, zoals in de animatie, niet voor de zomer van 2018 digitaal gevoerd zullen worden.
Eerder berichtte ik al dat het voornemen was om op 1 september 2017 te starten met digitaal procederen in civiele zaken. Vandaag is het Staatsblad gepubliceerd met het als inhoud het Koninklijk besluit van 24 april 2017, waarin wordt bepaald dat de eerste pilot van het Programma KEI (civiel 1.0) start op 1 september 2017.[1] Het is dus officieel!
Civiel 1.0
De pilot civiel 1.0 ziet op op vorderingszaken waarbij partijen verplicht zijn zich bij te laten staan door een advocaat. De pilot civiel 1.0 zal lopen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. Er wordt dan niet alleen digitaal geprocedeerd, maar ook moet er volgens het nieuwe burgerlijk procesrecht geprocedeerd worden. Hoe de basisprocedure verloopt, lees je hier.
Digitaal procederen wordt verplicht invorderingszaken met advocaat die op of na 1 september 2017 bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland aanhangig worden gemaakt. Het moment van aanhangig maken van de zaak is dus beslissend.
Fases
Voor het civiel recht wordt het verplichte digitaal procederen en het nieuwe procesrecht in vijf etappes ingevoerd:
Civiel 1.0: vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging in eerste aanleg (de handelszaken);
Civiel 2.0: vorderingen in hoger beroep;
Civiel 3.0: vorderingen zonder verplichte procesvertegenwoordiging (de kantonzaken);
Civiel 4.0: verzoekzaken in alle instanties;
Civiel 5.0: kort geding zaken.
Landelijke invoering
Als de evaluatie van de pilot civiel 1.0 positief is, wordt het landelijk ingevoerd. De verwachting is dat dit in het voorjaar van 2018 zal zijn.[2] Vervolgens zal de pilot voor de fase civiel 2.0 starten. Bij een positieve evaluatie wordt civiel 2.0 landelijk ingevoerd, waarna civiel 3.0 zal starten, etc.
In mijn vorige blog vertelde ik dat komende september wordt begonnen met de eerste pilot van het digitaal procederen in civiele zaken.
Komend najaar zou meer informatie worden bekend gemaakt over de verdere tijdsplanning, maar inmiddels heeft de Rechtspraak een geactualiseerd overzicht van de invoering van de diverse fases gepubliceerd (zie hieronder). Het is de verwachting dat deze planning nog zal wijzigen.
De Rechtspraak hoopt op 1 september 2017 te starten met verplicht digitaal procederen in civiele handelsvorderingszaken van meer dan € 25.000. Dit is de pilot civiel 1.0 die gaat lopen bij twee rechtbanken, te weten de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Hiervoor is inmiddels het verplichte Koninklijk besluit aangevraagd.
De Nederlandse Orde van Advocaten (‘NOvA’) adviseert positief over deze stap en algemeen deken mr. Bart van Tongeren zegt dat vanwege de gemaakte vorderingen “heeft de NOvA vertrouwen dat gestart kan worden met de uitrol van de eerste verplichte fase voor civiel en bestuur.”[1]
Momenteel is digitaal procederen in civiele zaken nog vrijwillig bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland (de zgn. ‘prepilot’). In de prepilot zijn slechts drie zaken ingediend. Als redenen hiervoor wordt aangegeven dat behalve de nieuwe wijze van indiening van stukken ook geprocedeerd moet worden volgens het procesrecht. Daarbij komt dat beide partijen akkoord moeten gaan met digitaal procederen volgens het nieuwe procesrecht. Voor het digitaal procederen in hoger beroep loopt bij het gerechtshof Amsterdam inmiddels ook een prepilot.
Het gebrek aan animo was eerder al reden om voor civiele zaken af te zien van de eis dat pas gestart wordt met de pilot civiel 1.0 als voldoende ervaring is opgedaan in de prepilot. Zie mijn blog “Digitaal procederen wederom uitgesteld” en de reactie van De Rechtspraak onder dit blog.
De Rechtspraak verwacht dat de pilot civiel 1.0 tot het voorjaar van 2018 zal duren en dat dan het digitaal procederen dan ook bij de overige negen rechtbanken verplicht wordt voor handelszaken van meer dan € 25.000.
Komend najaar zal de Rechtspraak meer informatie over de planning voor de langere termijn bekend maken.
In het meest recente nummer van het Tijdschrift voor beslag en executie & rechtsvordering in de praktijk (BER), dat met enige vertraging verscheen, kijk ik vooruit op hetgeen ons in 2017 te wachten staat. Onderwerpen die aan bod komen zijn: digitaal procederen (KEI), het Netherlands Commercial Court (NCC), de beslagvrije voet, het wettelijk moratorium en de Klare Taal Bokaal.
De eerste officiële stap van het digitaal procederen in civiele zaken is de pilot voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging (vorderingen van meer dan € 25.000) bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland.
Eerder werd de invoering al uitgesteld van 1 februari 2017 naar 1 april 2017, maar ook deze datum is niet haalbaar. Dit was in de wandelgangen al langer bekend, maar vandaag bevestigt de Rechtspraak dit in een interview met Monique Commelin, directeur Programma KEI.[1]
Redenen uitstel
Commelin geeft aan dat pas wordt gestart “als de techniek zich heeft bewezen”. Dat blijkt nog niet het geval te zijn. Men wacht op de uitslagen van een aantal tests, maar met name de snelheid van de digitale werkomgeving voor de medewerkers van de Rechtspraak blijkt een probleem te zijn.
Voordat de eerste officiële pilot kan beginnen, moet een Koninklijk Besluit worden aangevraagd. Dat wordt volgens Commelin pas gedaan als de hiervoor genoemde tests een positief resultaat hebben. Na de aanvraag duurt het nog minimaal twee maanden voordat de eerste officiële pilot van start kan gaan. Commelin hoopt dat het Koninklijk Besluit voor de zomer kan worden aangevraagd.
Vrijwillig digitaal procederen
Advocaten kunnen al wel vrijwillig digitaal procederen in vorderingszaken van meer dan € 25.000 (de prepilot), maar dit is vooralsnog niet populair. Tot op heden zijn er slechts drie digitale procedures gevoerd.
Als redenen hiervoor voert Commelin aan dat de drempel hoog is, omdat de digitale werkwijze nieuw is, het nieuwe procesrecht onbekend is en beide partijen in een procedure akkoord moeten gaan. Ook zal niet meehelpen dat de advocatuur niet de meest vooruitstrevende beroepsgroep is.
Opvallend
Commelin zegt over het ervaring opdoen in de prepilot: “Wat civiele zaken betreft is het dus echt wachten op de verplichte fase om meer ervaring op te kunnen doen.”
Dit is opvallend, omdat het gebrek aan animo voor het vrijwillig digitaal procederen (de prepilot) de reden was van het vorige uitstel. De Nederlandse Orde van Advocaten en de Rechtspraak durfden het niet aan om de eerste officiële pilot te starten zonder voldoende ervaringen te hebben opgedaan in de prepilot. Advocaten werden daarom opgeroepen mee te doen met de prepilot. Mochten er desondanks toch niet voldoende zaken worden aangemeld, dan wordt bezien in hoeverre de eerste pilot van start kan gaan.[2]
Dit strookt niet met de hiervoor geciteerde opmerking van Commelin. Of men moet hebben besloten dat ervaringen met de prepilot niet meer relevant zijn voor het starten van de officiële pilot. Maar dat lijkt me, gezien het vorenstaande, sterk en daarover vind ik niets terug op de websites van de Nederlandse Orde van Advocaten, de Rechtspraak en de Tweede Kamer.
De Hoge Raad is de hoogste Nederlandse rechter voor civiele, fiscale en strafzaken. De Hoge Raad is cassatie rechter en heeft tot doel het bevorderen van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming. In cassatie komen alleen rechtsvragen aan de orde komen en er vindt dus geen onderzoek plaats naar de feiten.
Digitaal procederen
De Hoge Raad gaat per 1 maart a.s. in civiele vorderingszaken digitaal procederen. Dit is een uitvloeisel van het Programma KEI. Het doel van het programma KEI is enerzijds het vereenvoudigen van de gerechtelijke procedures bij de burgerlijke rechter en de bestuursrechter en anderzijds het zoveel mogelijk digitaliseren van deze procedures.
Voor dagvaardingszaken die zijn gestart voor 1 maart 2017 geldt de huidige ‘papieren’ procedure en dit geldt vooralsnog ook voor verzoekschriftzaken. In de toekomst zullen alle cassatiezaken digitaal gevoerd worden.
Nieuw procesrecht
Niet alleen zullen per 1 maart a.s. processtukken en correspondentie digitaal worden uitgewisseld, maar dan ook geldt het nieuwe burgerlijk procesrecht. Dit betekent onder andere dat cassatie wordt ingesteld door het indienen van een procesinleiding in het webportaal van de Hoge Raad (in plaats van het betekenen van de cassatiedagvaarding door een deurwaarder).
Naast de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland is ook het gerechtshof Amsterdam, afdeling civiel recht en belastingrecht begonnen met een prepilot digitaal procederen. Dit om ervaring op te doen met het digitaal procederen.
De pilot voor digitaal procederen in hoger beroep (de fase civiel 2.0) staat momenteel gepland voor komend najaar (zie tijdlijn versie november 2016).
De prepilot heeft een beperkte omvang. Er zullen slechts enkele zaken worden geselecteerd voor digitaal procederen. De behandelend advocaten van die zaken zullen een verzoek krijgen van het gerechtshof om mee te werken aan het digitaal procederen. Deelname is aan deze prepilot geschiedt op vrijwillige basis. Bij de start van de pilot (najaar 2017) is digitaal procederen wel verplicht.
Het digitaal procederen ziet niet alleen op het digitaal indienen van de processtukken, maar de procedure volgt de regels van het nieuwe procesrecht. Dit betekent onder andere dat er andere (strengere) termijnen gelden. Voor deze zaken geldt het Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI.
Het plan was om in februari 2017 te starten met de pilot voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland (fase Civiel 1.0). Maar er blijkt niet voldoende te zijn getest en daarom wordt de pilot uitgesteld tot april 2017. Een vertraging dus van twee maanden.
Mocht de komende periode toch niet voldoende getest worden en niet alle kinderziektes worden verholpen, dan ligt een verder uitstel voor de hand. De huidige planning ziet er als volgt uit:
In dit kader is het misschien veelzeggend dat de nieuwe planning van Civiel 1.0 (zie hieronder) niet meer rept over specifieke maanden, maar over “voorjaar 2017” en “zomer 2017”. Bij de onderdelen Civiel 2.0 t/m civiel 5.0 staat al helemaal geen startdatum pilot en landelijke invoeringsdatum meer vermeld. De vorige planning c.q. tijdlijn vind je hier.
Het Programma KEI introduceert niet alleen het digitaal procederen, maar er komt ook een nieuw burgerlijk procesrecht. In het nieuwe procesrecht zullen sommige termen verdwijnen en sommige worden vervangen door andere, nieuwe termen. In het artikel Programma KEI: de nieuwe basisprocedure onder de loep stipte ik al enkele nieuwe termen aan, zoals de procesinleiding die de dagvaarding gaat vervangen.
Sommige termen veranderen niet, zoals “eiser” in de vorderingsprocedure en “verweerder” in een verzoekprocedure.
De rol verdwijnt in het nieuwe burgerlijk procesrecht en daarmee verdwijnt ook de rolzitting en de rolbeslissing. Ook het pleidooi (artikel 134 Rv) vervalt in het nieuwe procesrecht.
Mochten er nog andere termen zijn die veranderen, dan hoor ik dat graag zodat ik de lijst kan aanvullen.
Begin 2017 treedt het nieuwe burgerlijk procesrecht en het digitaal procederen (Programma KEI) stapsgewijs in werking. Dit is reden voor een serie van blogs over verschillende onderdelen van het procederen in de civiele procedure. In dit blog bespreek ik de verschillende manieren waarop de verweerder kan worden opgeroepen.
Eén van de dingen die verandert, is de dagvaardingsprocedure. Deze wordt onder Programma KEI vervangen door de basisprocedure en de dagvaarding wordt vervangen door de procesinleiding en een oproepingsbericht. Onder het huidige procesrecht wordt een gedaagde door de deurwaarder opgeroepen door middel van het betekenen van de dagvaarding. Het procesrecht onder KEI kent niet de verplichting dat de deurwaarder de procesinleiding eerst aan de wederpartij betekent. Wel moet de verweerder bekend worden met de vordering, zodat hij zich kan verweren. Er komen drie manieren waarop de verweerder kan worden opgeroepen:
informele oproeping na indienen procesinleiding;
oproeping bij exploot na indienen procesinleiding;
oproeping bij exploot voor indienen procesinleiding.
Ad 1. Informele oproeping na indienen procesinleiding
Eiser of zijn advocaat of gemachtigde stelt een procesinleiding op met daarin de vordering met onderbouwing en de bewijsstukken, zoals een kopie van de overeenkomst waar hij zich op beroept. De (advocaat of gemachtigde van) eiser dient de procesinleiding in bij de rechtbank. De rechtbank verstrekt (digitaal of per post) een oproepingsbericht, waarin staat wanneer en op welke wijze de verweerder uiterlijk moet verschijnen. De procesinleiding maakt onderdeel uit van het oproepingsbericht.
Informele oproeping houdt in dat de eiser de verweerder op een door hem te kiezen wijze oproept. Bijvoorbeeld door het oproepingsbericht per e-mail aan de verweerder toe te sturen of persoonlijk aan hem te overhandigen.
De eiser heeft niet de plicht aan de rechtbank mee te delen op welke wijze hij de verweerder heeft opgeroepen. Dit zal ermee te maken hebben dat de rechter, als de verweerder niet verschijnt, geen verstek kan verlenen. Dit kan namelijk alleen als het oproepingsbericht door een deurwaarder is betekend. Wat dan te doen? Het oproepingsbericht moet dan alsnog door een deurwaarder aan verweerder worden betekend. Dit moet uiterlijk twee weken na de laatste dag waarin de verweerder in het geding kon verschijnen. Doet de eiser dit niet (tijdig), dan wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Ad. 2 Formele oproeping na indienen procesinleiding
Een andere mogelijkheid is om, na ontvangst van het oproepingbericht, dit oproepingsbericht meteen door een deurwaarder te laten betekenen. Het voordeel hiervan is dat de rechter wel meteen verstek kan verlenen als de verweerder niet verschijnt. Het betekeningsexploot moet uiterlijk de dag voor de dag waarop verweerder ten laatste kan verschijnen, zijn ingediend bij de rechtbank.
Ad. 3 Oproeping voor indienen procesinleiding
De derde mogelijkheid is dat de eiser de procesinleiding niet eerst indient bij de rechtbank, maar de deurwaarder een oproepingsbericht laat opstellen en deze aan verweerder laat betekenen. Deze manier is vergelijkbaar met de huidige dagvaardingspraktijk. De (advocaat of gemachtigde van) eiser dient het betekeningsexploot (met oproepingsbericht incl. procesinleiding) vervolgens binnen vijf werkdagen na betekening in bij de rechtbank. Deze termijn is kort en deurwaarders zullen hier rekening mee moeten houden met het verwerken van de exploten.
In juli 2016 ging de Eerste Kamer akkoord met de vier wetsvoorstellen van Programma KEI en werden deze wetsvoorstellen in de Staatscourant gepubliceerd. Kortom, het digitale procederen gaat er echt komen! Maar niet in één keer, zoals ik al eerder meldde.
Voor de procedures bij de civiele rechter is de invoering van het digitaal procederen opgedeeld in vijf etappes.
Civiel 1.0
In februari 2017 begint de pilot voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. Als de pilot naar wens verloopt, zal in deze zaken het landelijk procederen in juli 2017 landelijk worden ingevoerd.
Voorafgaand aan de pilot start op 1 september a.s. een proeffase bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland, waarbij een klein aantal advocatenkantoren al kan experimenteren met het digitaal procederen.
Civiel 2.0
Civiel 2.0 ziet op het hoger beroep in vorderingszaken en de pilot begint op het moment dat civiel 1.0 landelijk wordt ingevoerd: juli 2017. Verwacht wordt dat het digitaal procederen in hoger beroepzaken in december 2017 landelijk zal worden ingevoerd.
Civiel 3.0
De volgende etappe is het digitaal procederen in vorderingszaken zonder verplichte procesvertegenwoordiging (kantonzaken). De pilot zal lopen van juni 2018 tot en met oktober 2018. Dit betekent dat er een uitloopmogelijkheid is van vijf maanden voor civiel 1.0 en 2.0.
In november 2018 wordt digitaal procederen in deze zaken landelijk verplicht gesteld. Een uitzondering geldt voor natuurlijke personen die zonder vertegenwoordiging procederen. Zij kunnen, als ze dat willen, op papier blijven procederen.
Civiel 4.0 en 5.0
Civiel 4.0 ziet op verzoekprocedures (de huidige verzoekschriftprocedure) civiel 5.0 is de kort geding procedure.
De pilot in loopt in zowel civiel 4.0 als civiel 5.0 van februari 2019 tot en met juni 2019. In juli 2019 wordt verplicht digitaal procederen in verzoekprocedures en in kort geding landelijk ingevoerd.
Niet alleen moeten we verplicht digitaal gaan procederen, maar ook de civiele procedure zelf verandert. Hoe de veranderde procedure er uit komt te zien, lees je in mijn artikel Programma KEI: de nieuwe basisprocedure onder de loep.
Gisteren vond (eindelijk) de plenaire behandeling van de vier wetsvoorstellen van het Programma KEI plaats in de Eerste Kamer. Deze wetsvoorstellen zien op het aanpassen van het burgerlijk procesrecht en maken mogelijk dat we in de toekomst digitaal kunnen procederen.
De vragen van de diverse senatoren gingen over onder andere de financiën van KEI, hoever reikt de bewijsplicht als een procespartij een termijn mist als gevolg van een technische storing, het spanningsveld tussen de toenemende druk voor de rechtspraak om productie te draaien en kwaliteit, de duur van de testperiode (langer?), de mondelinge uitspraak en de beveiliging van databestanden. Niet alleen minister Van der Steur, maar ook regeringscommissarissen Hammerstein (burgerlijk procesrecht) en Scheltema (algemene regels bestuursrecht) beantwoordden de vragen.
Duidelijk werd dat de minister het niet nodig vindt om een Tijdelijke Commissie KEI – waarin meerdere partners uit de rechtsketen, zoals advocaten en deurwaarders, zitting nemen – om de implementatie van KEI te begeleiden, in te stellen.
Bij digitale dossiers hoeven dossiers niet meer fysiek heen en weer gesleept te worden en hoeven dossiers niet meer op compleetheid te worden gecontroleerd. Dit leidt er volgens de minister toe dat “de rechter veel meer tijd zal overhouden om zijn autonome rol veel beter te kunnen vervullen.” Zelfs zoveel tijd dat in een procedure indien gewenst een extra tussenstap in de procedure kan worden ingelast. Doen rechters deze handelingen zelf of doet het ondersteunend personeel dit? Als dit daadwerkelijk het geval zou zijn, dan zijn de rechters daar nu wel heel veel tijd mee kwijt. Ik ben benieuwd hoe de rechters dit zien…
Voor meer informatie verwijs ik naar het beknopte of uitgebreide verslag van de plenaire behandeling van het programma KEI.
Op 12 juli a.s. stemt de Eerste Kamer over de wetsvoorstellen KEI. Dit betekent dat de invoering wederom vertraging zal oplopen. Er moet namelijk een termijn van (minimaal) zes maanden liggen tussen de publicatie van de wetsvoorstellen in het Staatsblad en de eerste fase van de inwerkingtreding.
Overigens mogen twee rechtbanken, vanaf de publicatie in de Staatscourant, vrijwillige experimenten optuigen om ervaring op te doen (artikel CIXa Invoeringswet). Deze mogelijkheid geldt enkel voor vorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging.
Het project Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) is een ambitieus project met als doel dat iedereen – een enkele uitzondering daargelaten – verplicht digitaal gaat procederen. Behalve de verplichting om digitaal te procederen wordt ook een nieuwe basisprocedure ingevoerd als onderdeel van KEI. De invoering van beide onderdelen zijn aan elkaar gekoppeld.
Het lijkt er steeds meer op dat dit een project van de lange adem wordt. Op 1 april jl. meldde ik dat de invoering van het digitaal procederen in civiele zaken – en dus de invoering van de basisprocedure – opnieuw vertraging opliep.
Inmiddels reageerde de minister op 26 april jl. op deze vertraging en maakte hij de nieuwe tijdsplanning bekend.[1] Hieruit blijkt dat de vertraging vooralsnog meevalt. De vertraging ziet enkel op de begindatum van het digitaal procederen in eerste aanleg voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging (fase Civiel 1.0). In plaats van oktober 2016 is de start van deze pilot nu gepland voor januari 2017. De overige vier fasen lopen vooralsnog geen vertraging op.
De huidige planning is:
Fase
Soort procedure
Pilot
Invoering
Civiel 1.0
vordering met verplichte procesvertegenwoordiging
oktober 2016 – februari 2017
juni 2017
Civiel 2.0
vordering hoger beroep
juli 2017 – november 2017
december 2017
Civiel 3.0
vordering zonder verplichte procesvertegenwoordiging
juni 2018 – oktober 2018
november 2018
Civiel 4.0
verzoekprocedures
februari 2019 – juni 2019
juli 2019
Civiel 5.0
kort geding
februari 2019 – juni 2019
juli 2019
Figuur 1: planning KEI civiel, mei 2016
Uit figuur 1 blijkt dat in de planning strak is en dat in juli 2019 alles landelijk moet zijn ingevoerd. Er is geen ruimte voor verder uitstel van de eerste fase zonder dat de pilots en invoering overige vier fasen vertraging oplopen. Een volgende fase wordt namelijk pas gestart als de fase daarvoor goed werkt.[2] Het is dus nog maar zeer de vraag of het project KEI voor civiele zaken in juli 2019 zal zijn afgerond.
Klik op onderstaande afbeelding voor de actuele tijdsplanning van alle projecten binnen KEI en de bijbehorende data.
=====
[1]Kamerstukken I, 34 059, nr. D, p. 4 (memorie van antwoord).
[2]Kamerstukken I, 34 059, nr. D, p. 5 (memorie van antwoord) en Kamerstukken I, 34 059, nr. F, p. 17 (nadere memorie van antwoord).
In een eerder blog besteedde ik al aandacht aan de eKantonrechter, waarbij iedereen met een DigiD of e-Herkenning vanuit z’n luie stoel kan procederen.
Het digitaal procederen bij de eKantonrechter staat niet op zichzelf. De Nederlandse overheid wil internationaal mee blijven doen en heeft daarom het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) in het leven geroepen.
Recente reacties