door Jeroen Veldhuis | 19 jul 2019 | Deurwaarder, Executierecht
Een deurwaarder heeft, net als een notaris, een ministerieplicht. Hierna licht ik toe wat de ministerieplicht inhoudt en wat de uitzonderingen zijn.
Ministerieplicht: wat is het?
Een deurwaarder mag in heel Nederland ambtshandelingen verrichten.[1] In sommige gevallen is de deurwaarder verplicht om ambtshandelingen te verrichten. Dit heet de ministerieplicht.
De ministerieplicht betekent dat een deurwaarder verplicht is om, als de opdrachtgever dit verzoekt, de ambtshandelingen te verrichten waartoe hij bevoegd is. Deze verplichting geldt niet voor heel Nederland. De ministerieplicht geldt alleen voor ambtshandeling die moeten worden verricht in het arrondissement waar de deurwaarder is gevestigd. De arrondissementen zijn gelijk aan de arrondissementen voor rechtbanken.
| |
---|
Arrondissement | Provincie |
Amsterdam | Noord-Holland (deels) |
Den Haag | Zuid-Holland (deels) |
Gelderland | Gelderland |
Limburg | Limburg |
Midden-Nederland | Utrecht, Flevoland en Noord-Holland (deels) |
Noord-Holland | Noord-Holland (deels) |
Noord-Nederland | Friesland, Groningen en Drenthe |
Oost-Brabant | Noord-Brabant (deels) |
Overijssel | Overijssel |
Rotterdam | Zuid-Holland (deels) |
Zeeland-West-Brabant | Zeeland en Noord-Brabant (deels) |
Bijvoorbeeld: een deurwaarder uit Groningen heeft niet de plicht om een dagvaarding te betekenen in Maastricht.[2] Deze deurwaarder heeft de keuze om de opdracht al dan niet te weigeren.
De arrondissementen zijn niet gelijk aan provincies (zie de tabel hierboven). Soms omvat het arrondissement meer dan één provincie. In dat geval geldt de ministerieplicht als de ambtshandeling moet worden verricht in het deel van het arrondissement dat is gelegen in de provincie waar de deurwaarder is gevestigd.[3]
Een voorbeeld ter verduidelijking. Het arrondissement Midden-Nederland omvat de provincies Utrecht en Flevoland en een klein deel van de provincie Noord-Holland. De ministerieplicht van een in Naarden gevestigde deurwaarder ziet alleen op dat gedeelte van het arrondissement dat in de provincie Noord-Holland valt. Krijgt deze deurwaarder een verzoek om een dagvaarding in Almere te betekenen, dan geldt de ministerieplicht dus niet.
Ministerieplicht: uitzonderingen
Zoals heel veel wettelijke regels, kent ook de ministerieplicht enkele uitzonderingen. Er zijn drie categorieën met uitzonderingen op de ministerieplicht:
- persoonlijke omstandigheden;
- voorschot niet betaald; en
- onrechtmatig handelen.
Ad. 1 – persoonlijke omstandigheden
In de eerste plaats mag een deurwaarder zijn ministerie weigeren als sprake is van persoonlijke omstandigheden, waardoor dit redelijkerwijs niet van de deurwaarder kan worden verwacht.[4] Denk bijvoorbeeld aan verhuizing, huwelijk van de deurwaarder en de bevalling van (de echtgenote van) de deurwaarder. Het gaat hierbij steeds om persoonlijke omstandigheden die niet samenhangen met de beroepsuitoefening.[5]
Ad. 2 – voorschot niet betaald
Een tweede uitzondering is dat de deurwaarder aan zijn opdrachtgever een voorschot vraagt en dit voorschot wordt niet betaald.[6]
Ad. 3 – executie gerechtelijke uitspraak
De derde categorie is dat de ministerieplicht eindigt als de deurwaarder zich door het uitvoeren van de opdracht schuldig zou maken aan onrechtmatig handelen.[7] Dit geldt alleen voor ambtshandelingen bij de tenuitvoerlegging (of: de executie) van gerechtelijke uitspraken, zoals het leggen van beslag of het ontruimen van een woning.
De deurwaarder is onafhankelijk[8] en moet een eigen afweging maken of hij een bepaalde opdracht kan uitvoeren. Soms verleent de deurwaarder zijn ministerie niet of twijfelt hij of hij de opdracht moet uitvoeren. Vindt de opdrachtgever dat de deurwaarder de opdracht wel moet uitvoeren, dan kan de deurwaarder de kwestie voorleggen aan de voorzieningenrechter.[9] Dit heet het deurwaardersrenvooi of deurwaarderskortgeding. De deurwaarder heeft de bevoegdheid om zich tot de voorzieningenrechter te wenden. Het is dus geen verplichting.
Weigert de deurwaarder zijn ministerie tegen de zin van opdrachtgever, maar start de deurwaarder geen deurwaardersrenvooi, dan kan de opdrachtgever een executiegeschil starten.[10]
=====
[1] Artikel 3 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (‘Gdw’).
[2] Hof Den Haag 25 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:305, r.o. 2.6.
[3] Artikel 11 Gdw.
[4] Artikel 11 onder a Gdw.
[5] Kamerstukken II 1991/92, 22 775, nr. 3, p. 18.
[6] Artikel 11 onder b Gdw.
[7] Rechtbank Rotterdam 9 september 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BT2399, r.o. 4.5.
[8] Artikel 12a lid 1 Gdw.
[9] Artikel 438 lid 4 Rv.
[10] Artikel 438 lid 1 Rv.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 14 mrt 2019 | Deurwaarder
Een deurwaarder verricht geen ambtshandeling met de betekening van een oproepingsexploot voor een procedure bij e-Court. Dit is het oordeel van de tuchtrechter[1]. Dit is in lijn met een eerder oordeel van de tuchtrechter uit 2011[2], maar is tegen het zere been van de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (‘KBvG’).
Voordat de spagaat van de KBvG aan bod komt, bespreek ik eerst het begrip ambtshandeling. Vervolgens komt de vraag aan de orde of elke deurwaardershandeling een ambtshandeling is. Tot slot benoem ik de spagaat van de KBvG.
Ambtshandeling
Het draait om het begrip ambtshandeling. Een definitie van dit begrip staat niet in de Gerechtsdeurwaarderswet. Deze wet zegt niet veel meer dan dat handelingen die als ambtshandeling worden aangemerkt een wettelijke basis moeten hebben. Vervolgens somt de Gerechtsdeurwaarderswet een aantal categorieën op.[3] Het ontbreken van een definitie zorgt voor discussie.
Is een handeling een ambtshandeling, dan heeft dat een aantal voordelen voor deurwaarders en hun klanten. Het eerste voordeel is dat de kosten van een ambtshandeling kunnen worden doorbelast aan de wederpartij. Denk hierbij aan de kosten van een executoriaal beslag of betekening van een dagvaarding. Het is vaste jurisprudentie dat het betekenen van een sommatie-exploot geen ambtshandeling is en die kosten blijven dus voor rekening van de schuldeiser.[4]
Een tweede voordeel is dat de deurwaarder voor ambtshandelingen de Basisregistratie Personen mag raadplegen om het adres te verifiëren. Dit voorkomt dat de deurwaarder het exploot openbaar moet betekenen (adres is onbekend) of aan het verkeerde adres betekent.
Elke handeling een ambtshandeling?
Gezien deze voordelen en om de rechtseenheid te bevorderen zou de KBvG dan ook graag zien dat het aantal ambtshandelingen wordt uitgebreid. Volgens de KBVG heeft de benarde financiële positie van veel deurwaarderskantoren[5] hier niets mee te maken. De KBvG lobbyde in 2014, in het kader van de wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet, voor uitbreiding van het aantal ambtshandelingen. Tevergeefs. Deze lobby was niet succesvol, omdat alleen nieuwe ambtshandelingen worden aangewezen als daarvoor een absolute noodzaak is en daarvan was geen sprake.[6]
De KBvG zat niet stil en gooide het over een andere boeg. In februari 2016 nam de ledenraad van de KBVG een beleidsnotitie aan met als veelzeggende titel “Elke handeling is een ambtshandeling”.[7] In deze notitie betoogt de KBvG waarom alle handelingen die een deurwaarder verricht ambtshandelingen zijn. Dit is opvallend, omdat de KBvG in november 2011 nog het standpunt huldigde dat de oproeping voor e-Court géén ambtshandeling is.[8]
Doordrammen
Probeert de KBvG met deze notitie toch nog om het begrip ambtshandelingen op te rekken? Volgens Wilbert van de Donk, voorzitter van de KBvG, is dat niet het geval. Toch heeft de KBvG de schijn tegen. In het wijzigingstraject van de Gerechtsdeurwaarderswet strandden pogingen daartoe. Het lag dan ook voor de hand dat de Minister de verordening niet zou goedkeuren[9] en dat is vermoedelijk de reden dat de KBvG koos voor een notitie en niet voor de koninklijke weg van een verordening. Hiermee wekt de KBvG op zijn minst de indruk dat zij haar zin probeert door te drijven.
Overigens is de status van een door de ledenraad goedgekeurde notitie niet dezelfde als die van een verordening. Volgens Hans Groenewegen, voorzitter van Deurwaardersbelangen.nu, heeft de notitie geen interne en externe werking, omdat de koninklijke weg niet is gevolgd. Deurwaardersbelangen.nu is, net als de KBvG, voorstander van uitbreiding van het begrip ambtshandelingen, maar meent dat de uitspraak van de tuchtrechter van 22 januari 2019 inhoudelijk juist is.
Of er op korte termijn een oplossing komt, valt te betwijfelen. Minister Dekker zegde in januari 2018 toe om met de KBvG in overleg te treden over de reikwijdte van het begrip ambtshandeling[10]. Het heeft lang geduurd, maar inmiddels lopen de gesprekken volgens Van de Donk.
Spagaat
De KBvG is zelf geen partij bij de tuchtprocedure en de Gerechtsdeurwaarderswet biedt de KBvG niet de mogelijkheid om zich te mengen in een tuchtprocedure. Van de Donk geeft aan dat de KBVG deze kwestie desondanks nauwlettend volgt.
De tuchtuitspraak van 22 januari 2019 is vooralsnog geen reden voor de KBvG om de notitie in te trekken. Nu zowel klager als de deurwaarder in hoger beroep zijn gegaan, is dat wellicht begrijpelijk. Misschien oordeelt de hogere tuchtrechter anders. Daar staat tegenover dat de KBvG hiermee verwarring in de hand werkt.
De spagaat van de KBvG is dat zij graag wil en meent dat alle exploten als ambtshandelingen moeten worden aangemerkt en dit ook aan haar leden (alle deurwaarders in Nederland) voorhoudt, maar dat de tuchtrechter en de Minister vooralsnog een andere mening hebben.
Wordt vervolgd.
=====
[1] Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 22 januari 2019, ECLI:NL:TGDKG:2019:4. Het Advocatenblad berichtte hier over in haar nieuwsbericht van 24 januari 2019, Affaire rond e-Court krijgt staartje voor deurwaarders, . Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders.
[2] Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 8 februari 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0533.
[3] Artikel 2 Gerechtsdeurwaarderswet. De tarieven van deze ambtshandelingen zijn vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (‘Btag’). Voor andere handelingen, zoals het sommatie-exploot, geldt geen vast bedrag.
[4] Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 2 mei 2017, ECLI:NL:TGDKG:2017:57.
[5] K. Kuijpers, Th. Muntz en T. Staal, In naam van de Koning, De Groene Amsterdammer, 2018, nr. 48.
[6] Kamerstukken II 2014-15, 34047, nr. 3, p. 8-9.
[7] Elk exploot is een ambtshandeling, notitie februari 2016 (download). De subcommissie die de beleidsnotitie opstelde bestond uit mr. O.J.Boeder, W.W.M. van de Donk, J. Nijenhuis, G. Wind en mr. J.M. Wisseborn.
[8] De Gerechtsdeurwaarder 2010, nr. 6, p. 19.
[9] Artikel 82 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet.
[10] Kamerstukken II 2017-18, 29279, nr. 423, p. 4.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 2 nov 2017 | Beslagrecht, Deurwaarder
In het nieuwste nummer van het Tijdschrift voor beslag, executie & rechtsvordering in de praktijk (BER), kijk ik met een kritische blik naar de modernisering van de beslagverboden roerende zaken van de artikelen 447 en 448 Rv. Zou het er ooit nog van komen?
Citeertitel: J.M. Veldhuis, Modernisering beslagverboden: een utopie?, BER 2017-5, p. 33-34.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 23 jun 2017 | Deurwaarder
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is het tuchtcollege voor de Nederlandse deurwaarders en het is ondergebracht bij de rechtbank Amsterdam. In klachtprocedures bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders kunnen deurwaarders hun verweerschrift enkel nog per e-mail indienen. Deze regel gaat per direct in. Dit is recent tijdens de vergadering van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders afgesproken.
Het systeem wordt zo ingericht dat er bij het indienen automatisch een ontvangstbevestiging wordt verzonden.
Bron: KBvG
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 30 jun 2016 | Beslagrecht, Deurwaarder
[COLUMN] Sinds 1 januari 2016 moeten deurwaarders in een beperkt aantal gevallen het digitaal beslagregister (‘DBR’) raadplegen. Als je de berichten moet geloven, is de komst van het DBR de oplossing voor het voorkomen van onnodige kosten en voorkomt het dat het inkomen van de schuldenaar onder de beslagvrije voet (90% van de bijstandsnorm) komt. Maar van een mooie zwaan is nog geen sprake; het DBR is verre van ideaal.
Op 1 juli 2016 moeten alle van toepassing zijnde beslagen zijn ingevoerd in het DBR en in de toekomst moeten ook beslagen op roerende zaken worden ingevoerd. Dit betekent dat het DBR op dit moment nog niet compleet is en dus ook niet effectief kan zijn. De KBvG erkent dit bij monde van haar bestuurslid Jan de Swart (1). Bijkomend probleem is dat overheden, zoals waterschappen, en de Belastingdienst (2) niet meedoen. Deze overheden hebben een preferente positie en bijzondere incassobevoegdheden en verdringen andere schuldenaren (3). Dit in combinatie met de ingewikkelde beslagwetgeving werkt in de hand dat het inkomen van een schuldenaar onder de beslagvrije voet belandt (4). De Belastingdienst eist dat het DBR de correcte beslagvrije voet vermeldt. Maar dit kan de KBvG niet garanderen, omdat deurwaarders afhankelijk zijn van gegevens die de schuldenaar verstrekt. Kortom, het ziet er niet naar uit dat de Belastingdienst op korte termijn zal participeren.
Voorkomen van onnodige kosten
Het eerste doel van het DBR is het voorkomen van onnodige kosten. De deurwaarder is verplicht het DBR te raadplegen voordat hij bepaalde ambtshandelingen mag verrichten. Is redelijkerwijs niet te verwachten dat de vordering binnen drie jaar is geïncasseerd, dan deelt de deurwaarder dit mee aan zijn opdrachtgever (5). Vervolgens bepaalt de opdrachtgever of de procedure of het executoriaal beslag wordt doorgezet. Pikant detail hierbij is dat de deurwaarder belang heeft bij het voortzetten van de ambtshandeling; daar krijgt hij immers voor betaald. Daarbij is het nog maar de vraag of het überhaupt wel mogelijk is om de verhaalbaarheid goed in te schatten. Het DBR is immers verre van compleet. Voorts geldt dat een vonnis of arrest pas verjaart na 20 jaar en een geldvordering na vijf jaar of twee jaar als het om koop gaat. Dat het incasseren mogelijk langer duurt dan drie jaar is geen reden om niet te dagvaarden. Doe je niets, dan wordt je vordering niet betaald en bestaat de kans dat je vergeet om de verjaring (tijdig) te stuiten.
Beslagvrije voet
Voor wat betreft de bescherming van de beslagvrije voet, het tweede doel van het DBR, is het DBR kansrijker. Het voorkomen dat het inkomen van mensen met schulden onder de beslagvrije voet komt, is noodzakelijk en broodnodig. Hiervoor is het van essentieel belang dat overheden en de Belastingdienst participeren. Gezien het algemeen erkende belang dat iemands inkomen niet onder het bestaansminimum komt, is het schandalig dat zij niet willen participeren of absurde eisen stellen.
Lelijk eendje of…
Het DBR is een goedbedoeld initiatief, maar lang niet zo effectief als men wil doen geloven. Dit komt ten eerste omdat het verre van compleet is. De tweede oorzaak is dat overheden en de Belastingdienst, die er vaak voor zorgen dat het inkomen onder de beslagvrije voet komt, vooralsnog niet willen meedoen. Kortom, er moet nog veel gebeuren voordat het DBR van een lelijk eendje verandert in een mooie zwaan.
Deze column verscheen op 30 juni 2016 in de digitale nieuwsbrief ‘BER Nieuws’, afl. 2016/24, Sdu Uitgevers en in het tijdschrift BER 2016/3, p. 28.
—–
(1) Een groeibriljant, interview met Jan Swart, De Gerechtsdeurwaarder 2016-1, p. 8-13.
(2) Belastingdeurwaarders zijn niet aangesloten bij de KBvG en zijn niet gebonden aan de Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders en het daarop gebaseerde Reglement digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders.
(3) Jungmann e.a., Paritas Passé, Sdu 2012, tabel 1, p. 19 e.v.
(4) Jungmann e.a., Paritas Passé, Sdu 2012, p. 24.
(5) Artikel 8 lid 4 Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 28 apr 2016 | Beslagrecht, Deurwaarder
Het Digitaal Beslagregister (‘Beslagregister’) is een initiatief van de KBvG, de beroepsorganisatie voor deurwaarders, en ging op 1 januari 2016 van start. De uitvoering is ondergebracht in de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders.
Doel
Het doel van het Beslagregister is tweeledig: (i) voorkomen dat de schuldeiser onnodig proces- en/of executiekosten maakt, omdat hij niet op de hoogte is van de beslagpositie van de debiteur en (ii) bevorderen dat de beslagvrije voet op juiste wijze wordt vastgesteld en toegepast.[1] Dit laatste om te voorkomen dat het inkomen van de debiteur onder de beslagvrije voet komt, wat helaas geregeld voorkomt.
Wanneer
Niet voor alle ambtshandelingen moet de deurwaarder het Beslagregister raadplegen. Alleen als de deurwaarder opdracht heeft gekregen voor het betekenen van een dagvaarding, een oproeping of aanzegging die alleen ziet op een verhaalsvordering moet hij het Beslagregister raadplegen. Dit moet ook als hij opdracht heeft gekregen executoriaal beslag te leggen op een periodieke uitkering waarvoor de beslagvrije voet geldt. Dit geldt dus niet voor conservatoire beslagen.
Het raadplegen hoeft ook niet als, naast de verhaalsvordering, ook een vordering van niet-geldelijke aard wordt ingesteld. Hierbij kan je denken aan de vordering tot ontbinding van een overeenkomst of de ontruiming van een woning. Ook geldt de verplichting niet voor het instellen van verzet, hoger beroep of cassatie en voor vorderingen in kort geding.[2] Het is de bedoeling het Beslagregister in de toekomst uit te breiden met andere ambtshandeling die moeten worden geregistreerd, zoals het beslag op roerende zaken, zoals iemands auto of inboedel.
Voorkomen van onnodige kosten
Het voorkomen van onnodige kosten moet worden bereikt doordat de deurwaarder op basis van de gegevens in het Beslagregister een afweging moet maken of de vordering binnen drie jaar kan worden betaald. Is dit redelijkerwijs niet te verwachten, dan moet de deurwaarder dit aan zijn opdrachtgever meedelen.[3] Let wel, de deurwaarder mag enkel meedelen dat hij verwacht dat het incasseren meer dan drie jaar zal duren; wat hij ziet in het Beslagregister moet hij geheim houden.[4] Vervolgens is het aan de opdrachtgever om de procedure of het executoriaal beslag af te blazen of toch door te zetten. Wil de opdrachtgever de zaak doorzetten, dan moet hij dit ‘aantoonbaar’ aan de deurwaarder bevestigen.
Beslagvrije voet
Het voorkomen dat het inkomen van mensen met schulden onder de beslagvrije voet komt, is erg belangrijk. De beslagvrije voet is namelijk 90% van de bijstandsnorm en met minder kan je feitelijk niet leven. Het is het absolute minimum waar je recht op hebt. Komt je inkomen onder deze grens, dan ontkom je er eigenlijk niet aan om schulden te maken. Het spreekt voor zich dat dit zeer onwenselijk is. Door te verplichten dat deurwaarders het Beslagregister moeten raadplegen, krijgen ze inzicht in de schuldenpositie van de debiteur.
Als er beslag is gelegd waarvoor de beslagvrije voet geldt, zoals loonbeslag, en er wordt nog een keer loonbeslag gelegd, dan krijgt de deurwaarder die het eerste beslag legde een signaal vanuit het Beslagregister. Beide deurwaarders moeten dan in overleg bepalen of de beslagvrije voet moet worden aangepast voor de door hen gelegde beslagen. Hiermee wordt voorkomen dat het inkomen onder de beslagvrije voet komt, met alle gevolgen van dien.
=====
[1] Artikel 2 Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders.
[2] Artikel 8 Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders juncto artikel 2 lid 1 en artikel 4 Reglement digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders.
[3] Artikel 8 lid 4 Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders.
[4] Artikel 10 Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 16 mrt 2016 | Procesrecht, Programma KEI, Rechtspraak
In haar meest recente KEI tijdslijn gaat de Rechtspraak ervan uit dat de nieuwe wetgeving voor 1 april 2016 in het Staatsblad wordt gepubliceerd. Die kans lijkt echter klein.
Weer vertraging?
Vorige maand werd duidelijk dat de implementatie van het digitale procederen in civiele zaken op een andere leest wordt geschoeid en dat voor sommige weinig voorkomende proceshandelingen. De leden van de SP-fractie in de Eerste Kamer hebben de nodige vragen gesteld, waardoor het wel erg krap wordt om de deadline van 31 maart a.s. te halen.
De vragen die betrekking hebben op deze onderwerpen zijn:
- Zien de leden van de SP-fractie het juist dat uit de brieven van de minister van 23 november en 18 februari jl. blijkt dat het tot nu toe door de minister en de Raad gehanteerde tijdschema voor de implementatie van de KEI-wetsvoorstellen niet meer haalbaar is? Zo ja, welk nieuw tijdschema wordt nu gehanteerd door de minister en de Raad? Zo nee, waarom niet?
- Hoe verhoudt deze nieuwe ontwikkeling zich met de mededeling van de minister in de memorie van antwoord van 19 oktober 2015, waar de minister stelt dat de opstartproblemen niet groter zijn dan verwacht?
- Kan de regering de leden van de SP-fractie aangeven wat de financiële gevolgen zijn van de uit de brieven van de minister voortvloeiende bijstellingen?
- Wat bedoelt de minister precies in zijn brief van 23 november 2015, in de laatste zin van de tweede alinea, met de mededeling dat er, om binnen de door de Raad gestelde kaders van tijd en geld, bij de bouw van de bedoelde onderdelen ‘scherper moet worden geprioriteerd’? Hoe zien die prioriteiten eruit?
- Kan de regering e.e.a. financieel op een voldoende inzichtelijke wijze toelichten?
- Wat heeft de afstemming met de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) op dit terrein tot nu toe opgeleverd?
- Kan de regering op een helder wijze uiteenzetten wat de minister in zijn brief van 18 februari jl. bedoelt met zijn mededeling dat gebleken is dat de kosten en tijdsinvestering door digitalisering van bepaalde handelingen niet in verhouding staat tot de baten? Welke handelingen betreft het hier? Welke kosten zijn/waren aan deze handelingen verbonden?
Welk tijdsbeslag was aan deze handelingen verbonden? Om welke baten handelde het in casu en
waarom stonden deze baten niet in een redelijke of acceptabele verhouding tot de kosten?
- De minister stelt in dit verband ook dat bij bepaalde handelingen voorlopig binnen de organisatie enkele werkzaamheden handmatig zullen worden verricht. Graag vernemen de leden van de SP-
fractie welke handelingen hier bedoeld zijn, om hoeveel handelingen het gaat (per week/maand?), wie deze handelingen moet verrichten en wat de meerkosten van deze handelingen zijn?
- Met betrekking tot het de door de minister vermelde besluit tot een wijziging van de implementatie van de digitalisering van de civiele procedure vernemen de leden van de SP-fractie graag welke motieven en overwegingen aan dit besluit ten grondslag hebben gelegen.
En welke bezwaren er gerezen waren? En waarom er besloten is tot een nieuwe werkwijze met een pilot van vijf maanden bij één of twee gerechten? Wat houdt deze pilot in, en welke extra kosten zijn eraan verbonden? Ook vernemen de leden van de SP-fractie graag van de regering of en zo ja in welke mate deze pilot van vijf maanden tot uitstel of vertraging van de implementatie van de digitalisering kan leiden?
Het is nog niet bekend op welke datum deze vragen zullen worden beantwoord.
KEI tijdlijnen
Zoals bekend, heeft het Project KEI al eerder vertraging opgelopen. Voor degene die geïnteresseerd is in de verloop van de planning van KEI kan hieronder doorklikken naar de drie KEI tijdlijnen die tot op heden zijn gepubliceerd door de Rechtspraak:
Ik sluit niet uit dat er nog meerdere KEI tijdlijnen zullen volgen. Wordt vervolgd.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 1 mei 2015 | Deurwaarder
Per 1 juli 2015 wordt het mogelijk om bekendmakingen van bijvoorbeeld een openbaar betekende dagvaarding digitaal te publiceren.[1]
Momenteel gebeurt dit nog door het plaatsen van een advertentie in een landelijk of regionaal dagblad.[2]
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 24 feb 2015 | Deurwaarder, Incasso, Tuchtrecht
Dit blog gaat over een tuchtuitspraak van de Gerechtsdeurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam. Deze kamer behandelt de zaken in hoger beroep van klachten die tegen deurwaarders zijn ingediend.
Op 27 januari 2015 deed het gerechtshof uitspraak over de vraag of deurwaarders informatiekosten in rekening mogen brengen in de minnelijke incassofase.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
Recente reacties