De comparitie van partijen

De comparitie van partijen

UPDATE: Per 1 oktober 2019 bestaat de comparitie niet meer, maar is er de mondelinge behandeling… Meer informatie.

=====

Nadat de dagvaarding is betekend en de gedaagde zijn verweer (conclusie van antwoord) heeft ingediend, volgt in het overgrote deel van de gevallen een comparitie van partijen.

Wat een comparitie van partijen is en hoe die verloopt, bespreek ik in dit blog.

Wat is een comparitie?

Een comparitie is een bijeenkomst van partijen bij de rechter. Uitgangspunt is dat de rechter bepaalt dat er een comparitie komt. Mocht de rechter van mening zijn dat de zaak niet geschikt is voor een comparitie, dan kan hij een comparitie achterwege laten.[1]

Bij de kantonrechter mag een partij alleen of met een gemachtigde verschijnen. Bij de rechtbank, sector civiel moet een partij op de comparitie verplicht met een advocaat verschijnen.[2]

Doel comparitie

Een comparitie kan twee doelen hebben, namelijk (i) de rechter wil nadere inlichtingen van partijen ontvangen en (ii) het beproeven van een minnelijke schikking. Over het algemeen komen beide onderdelen aan bod. Ik heb nog maar één keer meegemaakt dat de rechter alleen maar inlichtingen wenste en geen poging deed een schikking te bereiken.

In de rechtszaal

Als iedereen plaats heeft genomen, zal de rechter vragen wie er allemaal aanwezig zijn. Vervolgens zal hij uitleggen wat de bedoeling is. Als de inhoudelijke behandeling begint, zal de rechter vaak beginnen met het stellen van vragen aan partijen en hun advocaat/gemachtigde. Ook is er ruimte voor discussie. Op enig moment zal de rechter de informatie hebben die hij nodig acht. Meestal wordt dan de vraag gesteld of partijen bereid zijn om alsnog te schikken. Hierbij geeft de rechter aan beide partijen de zwakke(re) punten van hun zaak aan en veelal wordt ook aangegeven dat doorprocederen wel eens tot hele hoge kosten kan leiden. Partijen ervaren vaak dat de rechter veel druk op hun uitoefent om toch te gaan schikken. Dat is vervelend, maar de rechter kan je niet dwingen om te gaan schikken.

Komt een schikking tot stand, dan wordt dat ter plekke vastgelegd in een proces-verbaal. Dit proces-verbaal wordt uitgegeven in executoriale vorm. Dat betekent dat het wordt voorzien van een stempel met de tekst “In naam van de Koning”. Het gevolg hiervan is dat als de wederpartij de schikking niet nakomt, de deurwaarder het proces-verbaal kan betekenen. Daarna kan bijvoorbeeld beslag op de woning van de wederpartij worden gelegd en uiteindelijk kan de woning worden verkocht.

Komt geen schikking tot stand, dan bepaalt de rechter op welke roldatum de zaak weer op de rol zal komen. Op deze rolzitting wordt dan vonnis gewezen of de zaak wordt aangehouden. Helaas komt dat laatste vaak voor. Wordt (eindelijk) vonnis gewezen, dan kan dit een eindvonnis of een tussenvonnis zijn.

Een eindvonnis maakt – de naam zegt het al – een eind aan de procedure. Er wordt een definitieve beslissing gegeven over de vordering. Een tussenvonnis is een vonnis waarbij geen eind wordt gemaakt aan het geding. In een tussenvonnis kan bijvoorbeeld een bewijsopdracht worden gegeven. Het kan ook zijn dat een vonnis deels eindvonnis en deels tussenvonnis is.

==========

[1] Artikel 131 Rv.

[2] Artikel 87 lid 2 Rv en artikel 88 lid 1 Rv.

Proceskosten betalen terwijl wederpartij niet-ontvankelijk is. Kan dat?

Proceskosten betalen terwijl wederpartij niet-ontvankelijk is. Kan dat?

Op 4 maart jl. wees het Gerechtshof Den Haag een arrest (vonnis in hoger beroep) waarbij degene die in hoger beroep is gegaan (appellant) niet-ontvankelijk is, maar de gedaagde (geïntimeerde) de proceskosten moet betalen.[1]

De casus was als volgt…

Casus

A procedeert tegen de Vereniging van Eigenaren (VVE). A is in hoger beroep gekomen van een tussenvonnis en heeft de VVE gedagvaard tegen de zitting van 5 maart 2013. De advocaat van A realiseert zich dat het niet mogelijk is van dit tussenvonnis in hoger beroep te komen. Op 1 februari 2013 meldt hij dit schriftelijk aan de rechtbank en hij trekt het hoger beroep in.

Einde oefening, zou je zeggen. Maar, de VVE maakt gebruik van haar recht om als gedaagde partij de zaak zelf aanhangig te maken. Vervolgens vraagt zij om veroordeling van A in de proceskosten van in totaal € 1.560.

Het gerechtshof is niet gediend van deze handelwijze en oordeelt:

Het hof overweegt, dat nu [appellant] de VVE ruimschoots vóór de eerst dienende dag ervan op de hoogte heeft gesteld de appeldagvaarding in te trekken en overigens niet aannemelijk is dat van enige kosten ter zake van het hoger beroep daterend van vóór dat tijdstip van intrekking sprake is geweest, niet valt in te zien waarom [appellant] kosten ter zake van dit hoger beroep aan de VVE zou moeten vergoeden. De door de VVE gevorderde kosten zullen daarom worden afgewezen.

Je denkt misschien dat het jammer is voor de VVE, maar niet geschoten is altijd mis. Maar het gerechtshof is nog niet klaar:

Daar [appellant] zijn vordering in hoger beroep heeft ingetrokken, dient hij in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Omdat de VVE de zaak heeft aangebracht uitsluitend met het oog op de proceskosten (de VVE heeft geen incidenteel appel ingesteld) en zij in dat kader als de in het ongelijk te stellen partij heeft te gelden, zal de VVE worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, waaronder begrepen de (nog te maken) nakosten waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft (HR 19 maart 2010, LJN BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. De wettelijke rente over deze kosten is toewijsbaar als na te melden.

Misbruik van recht

Deze uitspraak van het gerechtshof juich ik toe. Naar mijn mening is dit is een typisch geval van misbruik van procesrecht door de VVE. Het enige doel is immers om de ander onnodig op kosten te jagen. De VVE krijgt daarom geheel terecht het deksel op de neus en mag ook nog eens de proceskosten van A betalen (€ 1.193).

De hele uitspraak kan je hier nalezen.


[1] Gerechtshof Den Haag 4 maart 2013, ECLI:NL:GHDHA:2014:457.

%d bloggers liken dit: