[Column] Principes verhogen de werkdruk

[Column] Principes verhogen de werkdruk

Rechtbanken en gerechtshoven moeten procespartijen actief informeren over de volgende stap in de procedure als zij niet zijn verschenen na anticipatie. Deze verplichting gaat verder dan alleen bij anticipatie in hoger beroep.

Waar gaat het om? Een gerechtelijke procedure is aanhangig vanaf de dag van dagvaarding. Dit geldt ook als de eerste rolzitting maanden in het verschiet ligt. De gedaagde heeft er mogelijk belang bij om de inhoudelijke procedure eerder te laten beginnen en kan dan anticiperen.

Anticipatie is het vervroegen van de (eerste) rechtsdag door de gedagvaarde partij (artikel 126 Rv). Anticipatie geschiedt bij deurwaardersexploot. Anticipatie is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep mogelijk.[1] De gedagvaarde partij moet het exploot vervolgens aanbrengen bij het desbetreffende gerecht.

In hoger beroep bevat de appeldagvaarding meestal niet de grieven. Anticipeert geïntimeerde, dan dwingt hij appellant om zijn memorie van grieven eerder in te dienen. Als geïntimeerde het anticipatie-exploot (en de appeldagvaarding) aanbrengt en appellant vervolgens geen advocaat stelt, dan kan geïntimeerde het gerechtshof verzoeken om verval van instantie te verlenen. Het gerechtshof is echter verplicht om appellant een laatste termijn te geven om alsnog in de procedure te verschijnen.[2] Deze termijn wordt geregistreerd op de rol. Verschijnt appellant wederom niet, dan wordt appellant ontslagen van instantie. Dit is funest in hoger beroep, omdat de hoger beroepsprocedure daarmee ten einde komt. Herstel is meestal niet meer mogelijk. De appeltermijn zal in het merendeel van de gevallen al verstreken zijn en het vonnis in eerste aanleg is onherroepelijk.

Recent oordeelde de Hoge Raad over een dergelijke casus.[3] In deze casus vervroegde geïntimeerde bij anticipatie-exploot van 23 november 2020 de eerste rolzitting van 9 november 2021 naar 8 december 2020. Het anticipatie-exploot werd betekend op het kantooradres van de advocaten van appellanten. Geïntimeerde bracht de appeldagvaarding en het anticipatie-exploot aan bij het hof. Op de rolzitting van 8 december 2020 verschenen appellanten niet (er stelde zich geen advocaat namens appellanten). Het hof stelde appellanten in de gelegenheid om op de zitting van 22 december 2020 alsnog te verschijnen. Ook toen verschenen zij niet. Op 22 januari 2021 stelde zich wel een advocaat. Het gerechtshof oordeelde dat dit te laat was en ontsloeg geïntimeerde van instantie.[4]

Appellanten gingen met succes in cassatie. Het hof had de advocaten, die in de appeldagvaarding vermeld staan, actief moeten informeren. Dat deed het hof niet. Omdat een partij zich doorgaans niet bewust is van dit verzuim, heeft hij geen reden om de rol te raadplegen, voor zover zij daartoe al toegang heeft, om te bezien of gelegenheid is gegeven tot herstel. Om dezelfde reden kan niet worden verwacht dat de partij navraag doet bij de griffie of de wederpartij. Het gerechtshof kon daarom niet volstaan met het enkel op de rol aantekenen van de hersteltermijn om alsnog advocaat te stellen. Omdat de partij die het aangaat daarmee niet daadwerkelijk in kennis is gesteld van de herstelmogelijkheid, wordt geen reële gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen. Dat verdraagt zich niet met de eisen van een behoorlijke rechtspleging en met het beginsel van hoor en wederhoor, aldus de Hoge Raad. [5] Daarmee is het een principiële uitspraak van de Hoge Raad.

Het opvallende in deze casus is dat de anticipatie-exploten (want meerdere appellanten) zijn betekend aan het kantoor van de advocaten die de appeldagvaarding lieten betekenen. Deze advocaten waren dus op de hoogte van de anticipatie. Dat zij zich niet stelden op de vervroegde roldatum kan bewust zijn geweest. Mogelijk wilden ze wat extra tijd winnen. Er was immers op lange termijn gedagvaard. Als dit het geval is, dan wisten ze waarschijnlijk dat ze nog een uitstel van twee weken zouden krijgen. Waarom ze zich niet stelden op 22 december 2020 blijkt niet uit de uitspraken.

De Hoge Raad toont zich onverwacht coulant met zijn oordeel dat het hof de hersteltermijn aan de advocaten had moeten meedelen. De advocaten in kwestie waren immers op de hoogte van de datum waartegen appellanten zijn opgeroepen. Dat zij kennelijk niet in het roljournaal keken na de rolzitting van 8 december 2020, lijkt me een omstandigheid die voor hun rekening en risico komt. Ik zou denken dat sprake is van een beroepsfout. Maar niets blijkt minder waar. Het is het gerechtshof dat een fout maakte, aldus de Hoge Raad.

De Hoge Raad beperkt zijn oordeel niet tot de appelprocedure. Dit roept de vraag op in welke andere gevallen de niet verschenen partij actief moet worden geïnformeerd over de stand van zaken in een procedure.

Voor de hand ligt de situatie dat gedaagde in eerste aanleg anticipeert en (de advocaat of gemachtigde van) eiser zich niet stelt in de procedure.

Voor verstek (in eerste aanleg en in hoger beroep) geldt mijns inziens dezelfde verplichting voor de rechtbanken en gerechtshoven. Na de eerste rolzitting wordt de procedure aangehouden voor de betaling van het griffierecht.[6] Ook dan weet de gedaagde/geïntimeerde dat hij is opgeroepen voor een rolzitting die vervolgens op grond van een wettelijke bepaling wordt verwezen naar een latere roldatum.[7] Kortom, een soortgelijk situatie. Van de niet verschenen gedaagde/geïntimeerde hoeft dan ook niet verwacht worden dat hij c.q. zijn advocaat de rol observeert. Ook hier geldt de informatieplicht van het gerecht.

Hetzelfde geldt als de kantonrechter de procedure verwijst naar de sector civiel van de rechtbank en vice versa. Ook in die gevallen moet de rechter waarnaar de procedure is verwezen de niet verschenen partij actief informeren over de voortgang van de procedure.

Voor al deze situaties in eerste aanleg en in hoger beroep moet de griffier een brief sturen. Al met al een behoorlijke toename van de werkdruk op de toch al zo zwaar belaste griffies.[8] Ook zullen de kosten stijgen. Daar zullen de gerechten niet blij mee zijn. Maar ook zij zullen zich moeten conformeren aan deze principiële uitspraak. Principes kosten tijd (werkdruk) en geld.

Deze column is afgesloten op 1 mei 2023.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, “Principes verhogen de werkdruk“, BER 2023, afl. 4, p. 28-29.


[1] Artikel 353 lid 1 Rv juncto artikel 126 Rv.

[2] Artikel 127 lid 2 Rv juncto artikel 123 lid 1 Rv.

[3] HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1387.

[4] Hof Arnhem-Leeuwarden 9 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1234.

[5] HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1387, r.o. 4.2.2.

[6] Artikel 127a Rv juncto artikel 3 lid 3 Wgbz.

[7] Al zijn er rechters op de eerste rolzitting direct verstekvonnis wijzen en de procedure niet aanhouden.

[8] De Rechtspraak, Jaarplan 2023, p. 30.

[Column] Principes verhogen de werkdruk

Inverbindingstelling: betalingsregeling met het mes op de keel

Sinds 2017 is het aanpakken van problematische schulden en het zonder kosten innen van vorderingen onderdeel van het regeerakkoord. In dit kader wil het kabinet dat schuldeisers eerst de mogelijkheden van een betalingsregeling moeten onderzoeken voordat een zaak voor de rechter wordt gebracht.[1]

Erg veel prioriteit bleek dit niet te hebben, want pas vier jaar later meldt demissionair minister Dekker dat hij met de Raad voor Rechtspraak in gesprek is om verplicht in de dagvaarding op te nemen of partijen overleg hebben gehad over een minnelijke oplossing, dit noemt men met een ambtelijke term “inverbindingstelling”.[2]

Is er geen overleg geweest over een minnelijke regeling, dan moet de rechter daarmee rekening mee houden bij de vaststelling van de proceskostenveroordeling. Hiervoor moet de rechter de hardheidsclausule van artikel 237 lid 5 Rv gebruiken, zodat de rechter de schuldeiser kan straffen door de schuldenaar-consument[3] te veroordelen in een lager griffierecht dan de schuldeiser heeft betaald. Een snelle zoekopdracht op rechtspraak.nl leert dat, sinds de inwerkingtreding op 1 april 2013, weinig gebruikt wordt gemaakt van dit artikel. Dit moet nu gaan veranderen.

Wat lijkt te worden vergeten, is dat schuldeisers ook niet zitten te wachten op gerechtelijke procedures.”

Het gaat erom dat de afweging tussen de proceshouding van de in het gelijk gestelde partij en de financiële positie van de in het ongelijk gestelde partij tot de conclusie leidt dat laatstgenoemde niet veroordeeld kan worden tot betaling van hogere griffierechten van haar wederpartij dan die zij zelf betaald heeft of zou hebben. Het starten van een gerechtelijke procedure valt onder de term proceshouding. De Parlementaire geschiedenis geeft als voorbeelden het rauwelijks dagvaarden zonder geprobeerd te hebben om in den minne uit het geschil te komen en het toch dagvaarden, ondanks dat er een betalingsregeling loopt. De achterliggende gedachte is dat de machtspositie van de kapitaalkrachtiger partij wordt gematigd en daarmee dat misbruik van die positie zoveel mogelijk wordt voorkomen.[4] Het niet praten over een betalingsregeling voorafgaand aan een procedure moet ook zo’n situatie worden. Erg overtuigend is dit niet, omdat dan geen sprake is van machtsmisbruik door de schuldeiser als het minnelijke traject verder wel is doorlopen. Wat lijkt te worden vergeten, is dat schuldeisers ook niet zitten te wachten op gerechtelijke procedures. Het kost ze altijd geld (en negatieve energie). De proceskostenveroordeling is immers niet kostendekkend in incassozaken. Anders gezegd, procederen kost geld.

De Raad voor de Rechtspraak is niet enthousiast over dit plan, omdat dit tot praktische problemen en extra werk zal leiden voor schuldeisers, incassogemachtigden en rechters. En met de huidige doorlooptijden zit men niet op extra werk (lees: langere doorlooptijden) te wachten. Onduidelijk is of rechters, ook in verstekzaken, ambtshalve moeten nagaan of gesproken is over een betalingsregeling. Als dat het geval is, zal dat de doorlooptijden al helemaal niet ten goede komen.

De komende periode zal de demissionair minister bezien of deze problemen kunnen worden ondervangen en of dit een meerwaarde heeft en of het betalingsregelingen stimuleert. Ik verwacht het niet. Om aan de verplichting te voldoen, zullen schuldeisers een extra zinnetje opnemen in hun standaard sommatiebrief in de trant van “Als u dit bedrag niet in één keer kunt betalen, kunt u contact opnemen voor een betalingsregeling.” Het gros van de schuldenaren zal hier overheen lezen of zal, als ze het lezen, dit niet doen. Lijdelijkheid bij schuldenaren is immers één van de oorzaken van het ontstaan van problematische schulden en de reden waarom 70-80% van de schuldenaren verstek laten gaan.[5] Neemt de schuldenaar wel contact op, dan zal hij moeten aantonen welk bedrag hij maandelijks kan betalen. Dit door het geven van inzage in inkomsten en uitgaven onderbouwd met bewijsstukken. Vaak wordt op een dergelijk verzoek om informatie niet gereageerd of wordt volstaan met een opsomming van kosten zonder dat deze onderbouwd worden. De schuldeiser kan dan afvinken dat hij z’n best heeft gedaan en zal gaan dagvaarden.

Het is meer voor de bühne in plaats van dat het de oorzaak van problematische schulden aanpakt.”

Demissionair minister Sander Dekker heeft geen goed track record opgebouwd als minister van rechtsbescherming. Denk aan het beperken van de toegang tot de rechtspraak, de niet aflatende bezuinigingen op de rechtspraak en het jarenlang financieel de nek omdraaien van de sociale advocatuur. De voorgestelde verplichting maakt dat track record niet beter. De doorlooptijden zullen nog langer worden en de drempel om je rechten af te dwingen, zal hoger worden. Het is meer voor de bühne in plaats van dat het de oorzaak van problematische schulden aanpakt. Een goed doordachte Wet kwaliteit incassodienstverlening lijkt me van groter belang om problematische schulden aan te pakken.[6]

Citeertitel: J.M. Veldhuis, Inverbindingstelling: met het mes op de keelBER 2021, afl. 6, p. 25-26.


[1] Regeerakkoord 2017-2021 Vertrouwen in de toekomst, p. 27.

[2] Beleidsreactie Betalingsregelingen d.d. 18 juni 2021.

[3] De parlementaire geschiedenis rept over “burgers tegemoet te komen bij de proceskostenveroordeling”, Kamerstukken II 2012/13, 33108, 3, p. 11.

[4] Kamerstukken II 2012/13, 33108, 3, p. 11.

[5] Beleidsreactie Betalingsregelingen d.d. 18 juni 2021, p. 2.

[6] Wetsvoorstel 35733.

Digitaal beslagrekesten indienen in Amsterdam

Digitaal beslagrekesten indienen in Amsterdam

Aanleiding

Na het fiasco van het Programma KEI ging de Rechtspraak zich herbezinnen over het digitaal procederen. Dit leidde tot het Basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht (‘Basisplan’). Het Basisplan heeft als treffende ondertitel ‘reset digitalisering KEI’.

Basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht

Het Basisplan moet een nieuwe oplossing worden voor het digitaal procederen bij de rechtsgebieden civiel recht en bestuursrecht.

Project Digitale Toegang

Een uitvloeisel van het Basisplan is het Project Digitale Toegang. Dit project moet leiden tot een digitale brievenbus voor procespartijen, een digitale postkamer voor griffies en een digitaal dossier voor procesdeelnemers voor alle soorten civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken. Gezien de ervaringen met het Programma KEI neemt men kleine stapjes.

Lang bleef het stil. Maar vandaag maakte de Rechtspraak bekend dat, in ieder geval voor civiel recht, het eerste kleine stapje wordt genomen. De eerste concrete toepassing van het Project Digitale Toegang start binnenkort en betreft een digitaal portaal om beslagrekesten in te dienen.

Pilot digitaal beslagrekesten indienen

Dit digitale portaal voor het indienen van beslagrekesten is een pilot die vanaf 28 juni 2021 gaat lopen bij de rechtbank Amsterdam. Deelname is vooralsnog vrijwillig.

Er is verder nog weinig bekend over de pilot. Alleen dat je via rechtspraak.nl moet inloggen met je advocatenpas, dat advocaten in dit portaal stukken kunnen uploaden (in pdf formaat) en met de rechtbank kunnen communiceren. Verder ontvangt de advocaat automatisch “een digitale ontvangstbevestiging” voor hun dossier (ik neem aan een e-mailtje).

Eind deze maand komt online een handleiding beschikbaar en wordt er hopelijk meer bekend over de werking en de functionaliteiten.

De pilot duurt zes weken en als de evaluatie positief is dan kunnen advocaten dit najaar bij alle rechtbank digitaal een beslagrekest indienen.

Volgende pilot

Volgens een eerder persbericht is de volgende stap in het digitaliseringsproces “de zaakstroom rijksbelastingen” bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Digitaal beslagrekesten indienen in Amsterdam

Publicatie van uitspraken

De Rechtspraak publiceert dagelijks uitspraken op de website rechtspraak.nl. Maar lang niet alle uitspraken worden gepubliceerd.

Publicatie van uitspraken: niet alles

Het is niet mogelijk om alle rechterlijke uitspraken te publiceren. Dit komt onder andere omdat uitspraken niet 1-op-1 mogen worden gepubliceerd. Het overgrote deel van de uitspraken moet eerst worden geanonimiseerd. Daarnaast vindt de Rechtspraak het te kostbaar om alle uitspraken te publiceren.

De Rechtspraak moet dus een selectie maken van de uitspraken die zij wil publiceren. In dit blog leg ik uit wat de criteria voor publicatie zijn en welke regels gelden voor het anonimiseren van uitspraken.

Besluit selectiecriteria

Sinds 1999 publiceert de Rechtspraak uitspraken op rechtspraak.nl. De selectiecriteria bleken niet te voldoen en op 12 maart 2012 stelde de Rechtspraak het Besluit selectiecriteria uitsprakendatabank Rechtspraak.nl 2012 (‘Besluit’) vast. De basis van het Besluit is de Europese Aanbeveling R (95)11.

Rechtscolleges

Alle uitspraken van de hoogste rechtscolleges moeten worden gepubliceerd. Dit geldt dus voor uitspraken van:

  • de Hoge Raad;
  • Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
  • Centrale Raad van Beroep;
  • het College van Beroep voor het Bedrijfsleven;
  • de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam;
  • de Afdeling Intellectuele Eigendom van de sector civiel van de Rechtbank ‘s-Gravenhage; en
  • de Pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Deze verplichting geldt niet als de zaak kennelijk ongegrond is of niet-ontvankelijk is verklaard en/of met een standaardformulering is afgedaan.

Uitspraken van lagere rechtscolleges, zoals de rechtbanken en het gerechtshof, publiceert men dus niet allemaal.

Typen uitspraak

Het Besluit geeft aan welk type uitspraken altijd gepubliceerd moeten worden. Dit zijn onder andere uitspraken waarin het Europees Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing is verzocht en uitspraken die gaan over het Verdrag van Lugano 2007.

Daarnaast publiceert de Rechtspraak alle uitspraken over wraking van rechters. Publiceert men een tussenuitspraak, dan publiceert men ook de einduitspraak. Ook zaken met veel media-aandacht publiceert de Rechtspraak op haar website. Net als uitspraken die zijn besproken in of gepubliceerd op een ‘medium gericht op de juridische beroepsgroep’. Hierbij kan je denken aan vaktijdschriften of blogs, zoals www.debloggendeadvocaat.nl ;).

Publicatietermijn

Het streven is om geselecteerde uitspraken binnen een maand na de dag van de uitspraak te publiceren op rechtspraak.nl.

Uitspraken in zaken waarvoor mediabelangstelling bestaat, publiceert men op de dag van de uitspraak.

Publicatiegraad

De publicatiegraad is het aantal gepubliceerde uitspraken per duizend zaken. De laatste jaren laat de publicatiegraad een stijgende lijn zien:

Anonimiseren

De manier waarop uitspraken worden geanonimiseerd, staat in de Anonimiseringsrichtlijnen. Het doel is om aan te geven welke personen en gegevens geanonimiseerd moeten worden bij publicatie van een uitspraak om de privacy van deze personen te beschermen.

Hoofdregel

Het uitgangspunt is: anonimiseer alle gegevens die een natuurlijk persoon, natuurlijk persoon bij een rechtspersoon of samenwerkingsverband direct kunnen identificeren. Dit geldt ook voor overleden personen.

Uitzonderingen

Maar niet van iedere persoon anonimiseert de Rechtspraak de gegevens. Onder andere de gegevens van rechters, advocaten, tolken, deskundigen en gerechtsdeurwaarders anonimiseert men niet. Al gaat dit niet altijd goed. Soms is men iets te enthousiast met anonimiseren, zoals uit onderstaande uitspraak van het gerechtshof Arnhem uit 2010 blijkt.

Zwart balkje?

Het anonimiseren gebeurt niet door de gegevens te zwart te maken, maar door de gegevens te vervangen door neutrale termen. Deze termen geven aan welke rol die persoon in het proces had.

Om duidelijk te maken dat de originele tekst van de uitspraak is gewijzigd, worden de neutrale termen tussen blokhaken gezet. Voorbeelden hiervan zijn [eiseres] of [verdachte].

Juist niet anonimiseren

Op 27 mei 2019 legde de rechtbank Amsterdam niet alleen een gevangenisstraf op. Ook bepaalde de rechtbank dat het ongeanonimiseerde vonnis wordt gepubliceerd:

De rechtbank zal tevens als bijkomende straf de openbaarmaking van dit vonnis gelasten. Hierbij weegt mee, gelet op aard en de ernst van de bewezen strafbare feiten en de gewoonte van verdachte dergelijke misdrijven te plegen, zoals in de strafmotivering weergegeven, dat de maatschappij tegen verdachte moet worden beschermd. De openbaarmaking zal dienen te geschieden door middel van publicatie van dit ongeanonimiseerde vonnis op www.rechtspraak.nl. De kosten van openbaarmaking zal de rechtbank bepalen op nihil.

Het publiceren van de ongeanonimiseerde uitspraak gebeurt pas als het vonnis onherroepelijk is geworden (kracht van gewijsde heeft). Op het moment dat dit blog wordt gepubliceerd, staat dit vonnis nog geanonimiseerd op rechtspraak.nl.

Misschien ook interessant

Als je dit blog interessant vindt, ben ik misschien ook wel geïnteresseerd in mijn blog Code zaakstoedeling.

KEI: drama in veel bedrijven

KEI: drama in veel bedrijven

Vandaag werd bekend dat de Rechtspraak de koers van het Programma kwaliteit en innovatie (‘KEI’) weer wijzigt. Zelf spreekt de Rechtspraak over het resetten van KEI.[1]

 

Extern onderzoek

Begin januari lekte uit dat de verdere invoering van KEI op de lange baan werd geschoven. De reden was dat alles complexer bleek te zijn dan voorzien en de het uitstel zal worden gebruikt “om de aanpak van de digitalisering tegen het licht te houden”.

De eerste stap is inmiddels gezet en op 5 april jl. werd een ‘quick scan review KEI’ gepresenteerd. De resultaten van dit externe onderzoek zijn ontluisterend te noemen. Zo is er geen sturing, is men niet bereid te veranderen en samen te werken binnen de Rechtspraak en vanaf de start van Programma KEI is niet voldaan aan een aantal basiscondities. Kortom, het Programma KEI was vanaf het begin af aan gedoemd te mislukken. Je zou verwachten dat de overheid zou hebben geleerd van eerdere IT-drama’s, maar dat blijkt niet het geval en dat is zeer kwalijk.

Voor een uitgebreider overzicht van gebreken verwijs ik naar de websites van de Rechtspraak en het Advocatenblad.

Saillant detail is dat de Raad van State in januari 2014 al adviseerde om de vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht en de digitalisering los te koppelen.[2] Dit vond men bij de Rechtspraak toen niet nodig.

 

Wat verandert er?

De grote vraag is wat er nou precies gaat veranderen en voor wie. Dit komt niet duidelijk naar voren in de wollige brief van de Rechtspraak aan minister Dekker van Rechtsbescherming.

Mede op basis van het onderzoeksrapport is besloten dat “KEI wordt gereset”. De Rechtspraak had geen controle meer en om de controle terug te krijgen, wordt gestopt met het digitaliseren van de werkprocessen binnen de Rechtspraak. De reset moet leiden tot een nieuwe aanpak die inhoudt dat werkprocessen eerst worden verbeterd, vereenvoudigd en op elkaar worden afgestemd en pas daarna worden deze nieuwe werkprocessen gedigitaliseerd.

 

Advocaten en juristen

Voor advocaten en juristen verandert er vooralsnog weinig. Het digitaliseren van juridische procedures gaat op termijn wel door (processtukken uploaden via een portal en digitaal communiceren met de gerechten). Al is nog niet bekend in welk volgorde en wanneer dit gaat plaatsvinden.

Momenteel loopt er een pilot voor handelsvorderingen (vorderingen van meer dan € 25.000) bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Komende zomer wordt een besluit genomen over de landelijk invoering van het digitaal procederen in handelsvorderingen. De Rechtspraak verwacht dat dit uiteindelijk wel landelijk zal worden ingevoerd.

 

Burgers

Burgers konden zelf digitaal procederen bij de eKantonrechter, maar dat kan nu niet meer. Er was zeer weinig animo voor deze digitale procedure en het past ook niet in het voornemen om te vereenvoudigen. Lees voor meer informatie mijn blog de eKantonrechter vertrekt met stille trom.

 

Veel bedrijven

Het Programma KEI ontwikkelt zich langzamerhand in een drama met veel bedrijven en ik betwijfel dat dit het laatste bedrijf is. Komende zomer wordt besloten of het digitaal procederen in handelsvorderingen landelijk wordt ingevoerd en dan wordt duidelijk of een volgend bedrijf aan dit drama wordt toegevoegd. Kortom, wordt vervolgd.

 

UPDATE 14 april 2018: Minister Dekker heeft gereageerd op de brief van de Raad voor de Rechtspraak.

 

=====

[1] Brief van de Raad voor de Rechtspraak aan minister Dekker (Rechtsbescherming) d.d. 10 april 2018.

[2] Brief Raad van State d.d. 14 januari 2014.

 

Digitaal beslagrekesten indienen in Amsterdam

De second opinion procedure: een update

De second opinion procedure startte in mei 2013 als pilot bij het gerechtshof Den Haag. Inmiddels is de pilot afgelopen en is het een vast onderdeel van het aanbod van het Haagse hof. Kort gezegd houdt deze procedure in dat het vonnis in eerste aanleg door het Haagse hof wordt herbeoordeeld op basis van de stukken in eerste aanleg.

 

Analyse in 2016

Vorig jaar analyseerde ik in een artikel voor het tijdschrift BER de second opinion procedure op zowel procesrechtelijk vlak als cijfermatig.[1] Mijn conclusie was dat het, vanuit procesrechtelijk oogpunt, een vreemde eend in de bijt is. De Rechtspraak faciliteert deze procedure, maar het is geen volwaardige procedure.

In eerste instantie hield de Rechtspraak opvallend genoeg geen cijfers bij over de second opinion procedure. De beschikbare cijfers zagen op de periode 2014-2016. In 2014 werden zes verzoeken tot toelating tot de second opinion procedure ingediend, in 2015 waren dat er vijf en in 2016 steeg het aantal verzoeken tot 12. Een stijging van maar liefst 240% ten opzichte van het voorgaande jaar.

De vraag is of de second opinion procedure deze groei kan vasthouden en dus alle reden voor een analyse van de second opinion procedure in 2017 en het eerste kwartaal van 2018.

 

2017

In  2017 is slechts vier maal toegang tot de procedure verzocht en in alle vier de gevallen is toegang verleend. Dit is een afname van 66,7% ten opzicht van 2016. Daarmee ligt het aantal aanvragen tot toelating weer op het niveau van 2014.

Desgevraagd deelde het gerechtshof Den Haag mee dat in de vier in 2017 toegelaten zaken in drie gevallen een eindarrest en in één zaak is op 3 oktober 2017 een tussenarrest is gewezen. Twee uitspraken zijn gepubliceerd: één eindarrest[2] en het tussenarrest.[3]

In het tussenarrest wordt afgeweken van de regel dat de zaak moet worden verwezen naar de reguliere appelprocedure, als er behoefte is aan nader feitenonderzoek, nadere inlichtingen of verder partijdebat.[4] In plaats van de zaak te verwijzen, gelast het gerechtshof dat de betrokken werknemer alsnog gehoord wordt als getuige. Het Haagse hof weigerde in 2016 om twee zaken door te verwijzen naar de reguliere procedure; kennelijk deed men de zaak liever zelf af.[5] Dit is geen goede ontwikkeling. Het is zowel strijdig met de grondgedachte van de second opinion procedure, namelijk enkel en alleen het beoordelen van het procesdossier in eerste aanleg. Daarnaast doorkruist het gerechtshof eenzijdig de door partijen gemaakte contractuele afspraak dat enkel het procesdossier in eerste aanleg zal worden beoordeeld.

 

2018

Op 6 maart 2018 is een arrest gepubliceerd op rechtspraak.nl. In die kwestie was op 9 januari 2018 toegang verzocht tot de second opinion procedure en het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd. Daarnaast was er, volgens het gerechtshof Den Haag, op 20 maart 2018 nog één aanvraag tot toelating tot de second opinion procedure in behandeling.

 

Oorzaken

De explosieve stijging in 2016 – 12 verzoeken tot toelating – lijkt een incident te zijn geweest. In 2017 werden immers maar vier aanvragen ingediend. Dit is het laagste aantal sinds 2014. In het eerste kwartaal van 2018 waren er twee verzoeken tot toelating.

Naar de oorzaak van de aanzienlijke daling in 2017 is het gissen. Opvallend is wel dat in alle zaken uit 2016, 2017 en 2018 die op rechtspraak.nl zijn gepubliceerd, het initiatief niet bij partijen (of hun advocaten) lag. Het initiatief lag bij de raadsheren; zij stelden telkens voor om de procedure te verwijzen naar de second opinion procedure. Het kan zijn dat een aantal raadsheren die pro second opinion procedure zijn, zijn vertrokken bij het gerechtshof Den Haag. Het zou ook kunnen dat het aantal zaken waarin het gerechtshof Den Haag oppert om te over te stappen naar de second opinion procedure ongeveer gelijk is gebleven, maar dat procespartijen de voorkeur geven aan de reguliere appelprocedure.

Uiteraard heb ik het gerechtshof Den Haag gevraagd naar de oorzaak van de daling in 2017. Mocht ik antwoord krijgen op die vraag, dan laat ik het jullie uiteraard weten.

 

Toekomst?

Partijen zelf hebben de afgelopen vijf jaar, voor zover bekend, nog nooit om toelating tot de second opinion procedure verzocht. Het was steeds het gerechtshof die het initiatief nam. Daarbij komt dat in drie van de 16 gepubliceerde zaken (18,75%) in 2016 en 2017 ten onrechte niet is doorverwezen naar de reguliere appelprocedure. Het aantal geschikte zaken ligt dus lager dan het aantal toelatingen tot de second opinion procedure.

Mocht 2018 geen (grote) stijging laten zien van het aantal verzoeken tot toelating, dan zou de Rechtspraak serieus moeten overwegen om de second opinion procedure te schrappen.

 

=====

[1] J.M. VeldhuisDe second opinion procedure: een analyse, BER 2017, afl. 3, p. 24-29.

[2] Hof Den Haag 28 november 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3268.

[3] Hof Den Haag 3 oktober 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2744.

[4] Considerans, artikel 2.7 en artikel 3.6 Second opinion reglement.

[5] Hof Den Haag 16 februari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:263 en Hof Den Haag 25 oktober 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3102. Deze arresten bespreek ik in mijn artikel in het tijdschrift BER.

Digitaal beslagrekesten indienen in Amsterdam

Algemene voorwaarden opvragen voortaan gratis!

In een eerder blog constateerde ik dat er bij de elf Nederlandse rechtbanken geen eenduidig tarief wordt gehanteerd en ook blijkt er geen eenduidige handelwijze te zijn.

Het lijkt me veel praktischer en handiger om één uniforme landelijke regeling te hebben over het opvragen van algemene voorwaarden bij de Nederlandse rechtbanken.

Dit legde ik voor aan de Rechtspraak en het het landelijk overleg van civiele en kantonrechters (het LOVCK&T (=toezicht)) achtte dit ook ongewenst en er is besloten om de kosten voor het opvragen van de algemene voorwaarden landelijk vast te stellen op nihil. Op Rechtspraak.nl is dit ook al aangepast.

Het is mooi dat het opvragen gratis wordt bij alle rechtbanken. Rest nog de te volgen procedure om algemene voorwaarden op te vragen. Op dit moment is nog onduidelijk is of de Rechtspraak de aanvraagprocedure ook gaat uniformeren. Wordt vervolgd…

KEI: drama in veel bedrijven

Landelijke invoering digitaal procederen vertraagd

Afgelopen 1 september startte de eerste pilotfase van het digitaal procederen en het nieuwe procesrecht (civiel 1.0). De pilot loopt alleen bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland en geldt alleen voor schuldvorderingen van meer dan € 25.000.

Streven

Het streven was dat de pilot vanaf december zou worden geëvalueerd en dat het digitaal procederen voor deze vorderingen in het voorjaar van 2018 landelijk zou worden ingevoerd. Dit lijkt niet te gaan lukken, zo bericht het Advocatenblad.

De Nederlandse Orde van Advocaten (‘NOvA’) vindt dat er meer tijd moet worden vrijgemaakt voor de evaluatie van de pilot Civiel 1.0 en de Rechtspraak zou daarvoor open staan. Meer concreet zouden er eerst een aantal procedures volledig moet zijn doorlopen voordat er wordt geëvalueerd.

Hoeveel vertraging wordt opgelopen, is mij niet bekend.

Een beetje vreemd…

Dit uitstel krap drie weken na de start van de eerste pilot bevreemdt mij wel een beetje, omdat dit ook van tevoren kon worden bedacht en de NOvA steeds nauw betrokken is bij het programma KEI, de wijze van invoering en de planning.

Fases

De andere fases van het Programma KEI zijn voor wat betreft de civiele procedures:

 

Civiel 2.0 vorderingszaken in hoger beroep

Civiel 3.0 vorderingszaken zonder verplichte procesvertegenwoordiging (kantonzaken)

Civiel 4.0 verzoekprocedures in alle instanties

Civiel 5.0 kort gedingzaken

Als een pilot naar behoren werkt, dan wordt die fase landelijk ingevoerd. Vervolgens wordt gestart met de pilot van de volgende fase.

Animatie digitale procedure

Binnenkort start de eerste pilot waarbij partijen verplicht digitaal moeten procederen. Deze pilot vindt plaats bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en duurt (minimaal) vijf maanden. De pilot geldt enkel voor zaken waarvoor je een advocaat moet inschakelen (kort gezegd: vorderingen van meer dan € 25.000).

De Rechtspraak heeft een animatiefilmpje op haar website gezet waarin het verloop van de procedure wordt uitgelegd. Het is een aardig filmpje, maar het gaat wel uit van een eenvoudige procedure waarin alles op de zitting helder is en de rechter doet direct mondeling uitspraak. Dit laatste is straks inderdaad mogelijk, maar ik denk niet dat dit de standaard zal worden. Andere kanttekening is dat zaken voor de kantonrechter, zoals in de animatie, niet voor de zomer van 2018 digitaal gevoerd zullen worden.

Het animatiefilmpje zie je hier.

KEI: drama in veel bedrijven

Digitaal procederen in civiele zaken per 1 september 2017

De Rechtspraak hoopt op 1 september 2017 te starten met verplicht digitaal procederen in civiele handelsvorderingszaken van meer dan € 25.000. Dit is de pilot civiel 1.0 die gaat lopen bij twee rechtbanken, te weten de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Hiervoor is inmiddels het verplichte Koninklijk besluit aangevraagd.

De Nederlandse Orde van Advocaten (‘NOvA’) adviseert positief over deze stap en algemeen deken mr. Bart van Tongeren zegt dat vanwege de gemaakte vorderingen “heeft de NOvA vertrouwen dat gestart kan worden met de uitrol van de eerste verplichte fase voor civiel en bestuur.” [1]

Momenteel is digitaal procederen in civiele zaken nog vrijwillig bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland (de zgn. ‘prepilot’). In de prepilot zijn slechts drie zaken ingediend. Als redenen hiervoor wordt aangegeven dat behalve de nieuwe wijze van indiening van stukken ook geprocedeerd moet worden volgens het procesrecht. Daarbij komt dat beide partijen akkoord moeten gaan met digitaal procederen volgens het nieuwe procesrecht. Voor het digitaal procederen in hoger beroep loopt bij het gerechtshof Amsterdam inmiddels ook een prepilot.

Het gebrek aan animo was eerder al reden om voor civiele zaken af te zien van de eis dat pas gestart wordt met de pilot civiel 1.0 als voldoende ervaring is opgedaan in de prepilot. Zie mijn blog “Digitaal procederen wederom uitgesteld” en de reactie van De Rechtspraak onder dit blog.

De Rechtspraak verwacht dat de pilot civiel 1.0 tot het voorjaar van 2018 zal duren en dat dan het digitaal procederen dan ook bij de overige negen rechtbanken verplicht wordt voor handelszaken van meer dan € 25.000.

Komend najaar zal de Rechtspraak meer informatie over de planning voor de langere termijn bekend maken.

—–

[1] Bronnen: https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Nieuws/Paginas/Verplicht-digitaal-procederen-van-start.aspx en https://www.advocatenorde.nl/nieuws/positief-advies-nova-op-volgende-fase-kei.

[Column] Principes verhogen de werkdruk

[Column] 2017: Wat staat ons te wachten?

In het meest recente nummer van het Tijdschrift voor beslag en executie & rechtsvordering in de praktijk (BER), dat met enige vertraging verscheen, kijk ik vooruit op hetgeen ons in 2017 te wachten staat. Onderwerpen die aan bod komen zijn: digitaal procederen (KEI), het Netherlands Commercial Court (NCC), de beslagvrije voet, het wettelijk moratorium en de Klare Taal Bokaal.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, 2017: Wat staat ons te wachten?, BER 2017-1, p. 26-27.

Digitaal procederen wederom uitgesteld

Digitaal procederen wederom uitgesteld

De eerste officiële stap van het digitaal procederen in civiele zaken is de pilot voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging (vorderingen van meer dan € 25.000) bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland.

Eerder werd de invoering al uitgesteld van 1 februari 2017 naar 1 april 2017, maar ook deze datum is niet haalbaar. Dit was in de wandelgangen al langer bekend, maar vandaag bevestigt de Rechtspraak dit in een interview met Monique Commelin, directeur Programma KEI.[1]

Redenen uitstel

Commelin geeft aan dat pas wordt gestart “als de techniek zich heeft bewezen”. Dat blijkt nog niet het geval te zijn. Men wacht op de uitslagen van een aantal tests, maar met name de snelheid van de digitale werkomgeving voor de medewerkers van de Rechtspraak blijkt een probleem te zijn.

Voordat de eerste officiële pilot kan beginnen, moet een Koninklijk Besluit worden aangevraagd. Dat wordt volgens Commelin pas gedaan als de hiervoor genoemde tests een positief resultaat hebben. Na de aanvraag duurt het nog minimaal twee maanden voordat de eerste officiële pilot van start kan gaan. Commelin hoopt dat het Koninklijk Besluit voor de zomer kan worden aangevraagd.

Vrijwillig digitaal procederen

Advocaten kunnen al wel vrijwillig digitaal procederen in vorderingszaken van meer dan € 25.000 (de prepilot), maar dit is vooralsnog niet populair. Tot op heden zijn er slechts drie digitale procedures gevoerd.

Als redenen hiervoor voert Commelin aan dat de drempel hoog is, omdat de digitale werkwijze nieuw is, het nieuwe procesrecht onbekend is en beide partijen in een procedure akkoord moeten gaan. Ook zal niet meehelpen dat de advocatuur niet de meest vooruitstrevende beroepsgroep is.

Opvallend

Commelin zegt over het ervaring opdoen in de prepilot: “Wat civiele zaken betreft is het dus echt wachten op de verplichte fase om meer ervaring op te kunnen doen.”

Dit is opvallend, omdat het gebrek aan animo voor het vrijwillig digitaal procederen (de prepilot) de reden was van het vorige uitstel. De Nederlandse Orde van Advocaten en de Rechtspraak durfden het niet aan om de eerste officiële pilot te starten zonder voldoende ervaringen te hebben opgedaan in de prepilot. Advocaten werden daarom opgeroepen mee te doen met de prepilot. Mochten er desondanks toch niet voldoende zaken worden aangemeld, dan wordt bezien in hoeverre de eerste pilot van start kan gaan.[2]

Dit strookt niet met de hiervoor geciteerde opmerking van Commelin. Of men moet hebben besloten dat ervaringen met de prepilot niet meer relevant zijn voor het starten van de officiële pilot. Maar dat lijkt me, gezien het vorenstaande, sterk en daarover vind ik niets terug op de websites van de Nederlandse Orde van Advocaten, de Rechtspraak en de Tweede Kamer.

Nieuw procesrecht

Behalve de manier van procederen, verandert ook de civiele procedure zelf. Meer informatie over de nieuwe civiele procedure lees je in mijn artikel Programma KEI: de nieuwe basisprocedure onder de loep en in mijn blogs KEI: oproepen verweerder en Termen in het nieuwe burgerlijk procesrecht.

=====

[1] ‘Pas verplicht digitaal procederen als we helemaal zeker zijn’, Rechtspraak.nl 15 februari 2017.

[2] Kamerstukken I 2016/17, 34059, L, p. 4 en 5.

Digitaal procederen wederom uitgesteld

Gerechtshof Amsterdam start prepilot KEI

Naast de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland is ook het gerechtshof Amsterdam, afdeling civiel recht en belastingrecht begonnen met een prepilot digitaal procederen. Dit om ervaring op te doen met het digitaal procederen.

De pilot voor digitaal procederen in hoger beroep (de fase civiel 2.0) staat momenteel gepland voor komend najaar (zie tijdlijn versie november 2016).

De prepilot heeft een beperkte omvang. Er zullen slechts enkele zaken worden geselecteerd voor digitaal procederen. De behandelend advocaten van die zaken zullen een verzoek krijgen van het gerechtshof om mee te werken aan het digitaal procederen. Deelname is aan deze prepilot geschiedt op vrijwillige basis. Bij de start van de pilot (najaar 2017) is digitaal procederen wel verplicht.

Het digitaal procederen ziet niet alleen op het digitaal indienen van de processtukken, maar de procedure volgt de regels van het nieuwe procesrecht. Dit betekent onder andere dat er andere (strengere) termijnen gelden. Voor deze zaken geldt het Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI.

Digitaal beslagrekesten indienen in Amsterdam

Griffierechten 2017

Ook per 1 januari van komend jaar worden de griffierechten in burgerlijke zaken weer geïndexeerd. De griffierechten zijn gekoppeld aan de consumentenprijsindex en deze is in de periode 31 juli 2015 tot en met 31 juli 2016 gedaald met 0,24%. Omdat de griffierechten op hele euro’s worden afgerond, blijven sommige tarieven gelijk.

De hoogte van het te betalen griffierecht is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de aard van de zaak en of je als natuurlijke persoon of als bedrijf procedeert. Hieronder een overzicht van de griffierechten 2017:

griffierecht 2017

       bron: Staatscourant 13 december 2016, nr. 67519
Digitaal procederen wederom uitgesteld

Return of the Vrederechter?

Als voorloper van het kantongerecht kende Nederland de vrederechter. De Franse bezetter voerde in 1811 in het voormalige Koninkrijk Holland de Vrederechter in en in 1838 werd de vrederechter weer afgeschaft.

Wellicht ingegeven door het initiatief Spreekuurrechter van de rechtbank Noord-Nederland of de burenrechter van de rechtbanken Midden-Nederland en Oost-Brabant om een laagdrempelige goedkope en snelle procedure in het leven te roepen, diende de ChristenUnie op 1 december jl. de volgende motie:

“overwegende dat het van belang is dat burgers op een laagdrempelige manier toegang hebben tot de rechtspraak;

voorts overwegende dat in onder andere België en Frankrijk initiatieven bestaan om rechtspraak in de wijken, dorpen en steden terug te brengen, waarbij de focus niet alleen ligt op juridische maar ook op maatschappe- lijke geschillenbeslechting;

constaterende dat de rechtspraak komend jaar een pilot start met burenrechters, waarbij buren voor een bedrag van onder de € 40 hulp kunnen krijgen om hun burenruzie te laten oplossen;

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de haalbaarheid, (maatschappelijke) kosten en baten en inpasbaarheid in de reguliere rechtspraak van een vrederechter, die:

  • regelmatig in iedere gemeente zitting heeft;
  • een klein bedrag aan griffiekosten rekent;
  • zich richt op juridisch gezien eenvoudige zaken van zowel civiele alsbestuursrechtelijke en strafrechtelijke aard;
  • bestaat uit (kanton)rechters die ook in de gewone rechtspraakwerkzaam zijn of waren;
  • zich waar mogelijk richt op finale geschillenbeslechting”

Bij brief van 5 december jl. reageerde minister Van der Steur positief op dit verzoek:

“Ik heb in reactie op de motie aangegeven dat ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) vraag om te onderzoeken wat de ontwikkelingen in België en Frankrijk zijn en wat bruikbaar zou kunnen zijn voor het Nederlandse rechtsbestel. Ik heb daarbij tevens aangegeven dat het onderzoek in nauw overleg met de Raad voor rechtspraak wordt vormgegeven en verbinding kan worden gelegd met de verdere ontwikkeling van de digitalisering van de rechtspraak. Op de vraag naar het mogelijke tijdpad van een onderzoek heb ik gezegd dat ik uw Kamer daarover voor de stemming over de motie zal informeren.

Het onderzoek zal door het WODC worden opgepakt. Een eindrapport is medio 2018 te verwachten.”

Op 6 december jl. nam de Tweede Kamer de motie aan. Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, reageerde verheugd:

“Wij zijn daar erg blij mee, want laagdrempelige toegang is een belangrijk doel van ons vernieuwingsprogramma Maatschappelijk Effectieve Rechtspraak’. ‘Veel zaken bereiken ons nu niet, terwijl alleen de rechter de knoop kan doorhakken als het niet lukt het samen eens te worden. Met die duidelijkheid is uiteindelijk iedereen gebaat.”

Een eerste aanzet is gegeven, maar we moeten dus nog ruim anderhalf jaar wachten op het eindrapport. En bij een positieve uitkomst zal het vervolgens nog wel een aantal jaar duren voordat de Vrederechter daadwerkelijk terugkeert in Nederland.

Digitaal procederen wederom uitgesteld

Invoering digitaal procederen wederom vertraagd

Het plan was om in februari 2017 te starten met de pilot voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland (fase Civiel 1.0). Maar er blijkt niet voldoende te zijn getest en daarom wordt de pilot uitgesteld tot april 2017. Een vertraging dus van twee maanden.

Mocht de komende periode toch niet voldoende getest worden en niet alle kinderziektes worden verholpen, dan ligt een verder uitstel voor de hand. De huidige planning ziet er als volgt uit:

KEI digitaal procederen rechtspraak

In dit kader is het misschien veelzeggend dat de nieuwe planning van Civiel 1.0 (zie hieronder) niet meer rept over specifieke maanden, maar over “voorjaar 2017”  en “zomer 2017”. Bij de onderdelen Civiel 2.0 t/m civiel 5.0 staat al helemaal geen startdatum pilot en landelijke invoeringsdatum meer vermeld. De vorige planning c.q. tijdlijn vind je hier.

Niet alleen moeten we verplicht digitaal gaan procederen, maar ook de civiele procedure zelf verandert. Hoe de veranderde procedure er uit komt te zien, lees je in mijn artikel Programma KEI: de nieuwe basisprocedure onder de loep en mijn blogs KEI: oproepen verweerder en Termen in het nieuwe burgerlijk procesrecht.

KEI: drama in veel bedrijven

KEI: oproepen verweerder

Begin 2017 treedt het nieuwe burgerlijk procesrecht en het digitaal procederen (Programma KEI) stapsgewijs in werking. Dit is reden voor een serie van blogs over verschillende onderdelen van het procederen in de civiele procedure. In dit blog bespreek ik de verschillende manieren waarop de verweerder kan worden opgeroepen.

Eén van de dingen die verandert, is de dagvaardingsprocedure. Deze wordt onder Programma KEI vervangen door de basisprocedure en de dagvaarding wordt vervangen door de procesinleiding en een oproepingsbericht. Onder het huidige procesrecht wordt een gedaagde door de deurwaarder opgeroepen door middel van het betekenen van de dagvaarding. Het procesrecht onder KEI kent niet de verplichting dat de deurwaarder de procesinleiding eerst aan de wederpartij betekent. Wel moet de verweerder bekend worden met de vordering, zodat hij zich kan verweren. Er komen drie manieren waarop de verweerder kan worden opgeroepen:

  1. informele oproeping na indienen procesinleiding;
  2. oproeping bij exploot na indienen procesinleiding;
  3. oproeping bij exploot voor indienen procesinleiding.

Ad 1. Informele oproeping na indienen procesinleiding

Eiser of zijn advocaat of gemachtigde stelt een procesinleiding op met daarin de vordering met onderbouwing en de bewijsstukken, zoals een kopie van de overeenkomst waar hij zich op beroept. De (advocaat of gemachtigde van) eiser dient de procesinleiding in bij de rechtbank. De rechtbank verstrekt (digitaal of per post) een oproepingsbericht, waarin staat wanneer en op welke wijze de verweerder uiterlijk moet verschijnen. De procesinleiding maakt onderdeel uit van het oproepingsbericht.

Informele oproeping houdt in dat de eiser de verweerder op een door hem te kiezen wijze oproept. Bijvoorbeeld door het oproepingsbericht per e-mail aan de verweerder toe te sturen of persoonlijk aan hem te overhandigen.

De eiser heeft niet de plicht aan de rechtbank mee te delen op welke wijze hij de verweerder heeft opgeroepen. Dit zal ermee te maken hebben dat de rechter, als de verweerder niet verschijnt, geen verstek kan verlenen. Dit kan namelijk alleen als het oproepingsbericht door een deurwaarder is betekend. Wat dan te doen? Het oproepingsbericht moet dan alsnog door een deurwaarder aan verweerder worden betekend. Dit moet uiterlijk twee weken na de laatste dag waarin de verweerder in het geding kon verschijnen. Doet de eiser dit niet (tijdig), dan wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Ad. 2 Formele oproeping na indienen procesinleiding

Een andere mogelijkheid is om, na ontvangst van het oproepingbericht, dit oproepingsbericht meteen door een deurwaarder te laten betekenen. Het voordeel hiervan is dat de rechter wel meteen verstek kan verlenen als de verweerder niet verschijnt. Het betekeningsexploot moet uiterlijk de dag voor de dag waarop verweerder ten laatste kan verschijnen, zijn ingediend bij de rechtbank.

Ad. 3 Oproeping voor indienen procesinleiding

De derde mogelijkheid is dat de eiser de procesinleiding niet eerst indient bij de rechtbank, maar de deurwaarder een oproepingsbericht laat opstellen en deze aan verweerder laat betekenen. Deze manier is vergelijkbaar met de huidige dagvaardingspraktijk. De (advocaat of gemachtigde van) eiser dient het betekeningsexploot (met oproepingsbericht incl. procesinleiding) vervolgens binnen vijf werkdagen na betekening in bij de rechtbank. Deze termijn is kort en deurwaarders zullen hier rekening mee moeten houden met het verwerken van de exploten.

 

Digitaal procederen wederom uitgesteld

De Spreekuurrechter

De rechter gaat spreekuur houden. Nou ja, niet iedere rechter. Een aantal kantonrechters bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen werkt mee aan het experiment De Spreekuurrechter. In dit blog leg ik uit wat het doel is en hoe deze procedure verloopt.

 

Aard procedure

De spreekuurrechter is geen gerechtelijke procedure zoals we nu kennen. Het is een zogenaamde ‘artikel 96 Rv procedure’. Dit betekent dat partijen zich gezamenlijk tot een kantonrechter wenden en dat de kantonrechter bepaalt hoe het geding verloopt. Wil één van beide partijen niet naar de Spreekuurrechter, dan houdt het op en moet de gewone kantonprocedure gevolgd worden.

De insteek is een laagdrempelige, snelle en goedkope procedure, waarin partijen zelf uitleggen wat het probleem is en hoe het probleem volgens hen moet worden opgelost. Er wordt in principe niet schriftelijk geprocedeerd, maar enkel mondeling en er is geen eis en geen verweer. De Spreekuurrechter zal proberen de waarheid boven tafel te krijgen en zal proberen een praktische oplossing te vinden waarmee beide partijen akkoord zijn. De Spreekuurrechter is gebaseerd op de Vrederechter, zoals we die vroeger kenden (1811 – 1838) en zoals ze nu nog steeds kennen in België.[1]

 

Selectie

Alleen met een verwijzing van het Juridisch Loket Assen, DAS of Univé Rechtshulp kan je je tot de Spreekuurrechter wenden. Het Bureau Spreekuurrechter beoordeelt vervolgens of zaak geschikt is. Hierbij wordt gekeken naar het soort procedure, onder andere arbeidszaken, huurzaken, consumentenzaken, schades, geldvorderingen en burenruzies komen in aanmerking. Verder moet het een geschil zijn tussen twee partijen. Misschien dat in de toekomst geschillen tussen meer partijen ook in aanmerking komen. Komt een zaak in aanmerking, dan wordt een mondelinge behandeling (het spreekuur) gepland.

 

Kosten

Partijen zijn het griffierecht voor kantonzaken verschuldigd, met dien verstande dat beide partijen de helft van het voor hen geldende griffierecht betalen. In tegenstelling tot in kantonzaken is de verweerder nu wel griffierecht verschuldigd. Het griffierecht moet voorafgaand aan het spreekuur zijn betaald.

 

Het spreekuur

De procedure vindt in principe enkel mondeling plaats en het spreekuur wordt opgenomen (audio), zodat het later terug kan worden geluisterd. Partijen voeren zelf het woord. Als één van partijen een advocaat heeft, gaat het spreekuur alleen door als de andere partij daarmee instemt.

Het spreekuur zal niet altijd eindigen in een minnelijke schikking. Is dat het geval, dan zijn er drie opties:

  1. de rechter geeft partijen advies en daarmee is de procedure voor partijen afgelopen;
  2. partijen krijgen de gelegenheid hun standpunten met onderbouwing op papier te zetten, waarna de rechter bepaalt hoe de procedure wordt voortgezet; of
  3. de rechter wijst een mondeling of schriftelijk vonnis. Wordt een vonnis gewezen, dan volgt geen proceskostenveroordeling.

 

Looptijd

De Spreekuurrechter zal vanaf 1 oktober 2016 zaken in behandeling nemen en het experiment zal uiterlijk tot 1 oktober 2017 duren zolang nog geen 100 zaken aanhangig zijn.

 

UPDATE: Resultaten

Op 24 september 2018 berichtte de Rechtspraak dat de proef met de Spreekuurrechter succesvol is verlopen. Van de geselecteerde zaken is 91% geschikt. Minpunt bleek het aantal zaken dat uiteindelijk door de Spreekuurrechter in behandeling is genomen, dit was slechts 40% van het aantal aangemelde zaken. Dit lage percentage komt vooral doordat beide partijen akkoord moeten gaan met de behandeling door de Spreekuurrechter.

 

=====

[1] Mijn blog over de Vrederechter lees je hier.

 

Week van de Rechtspraak 2016

De Week van de Rechtspraak wordt jaarlijks georganiseerd door de Rechtspraak en vindt plaats in de tweede week van september.  De Week van de Rechtspraak wordt dit jaar voor de vierde keer georganiseerd en zal plaatsvinden van 5 – 11 september.

Doel en thema

Het doel van de Week van de Rechtspraak is het onder de aandacht brengen van het belang van de rechtspraak in Nederland. Dit gebeurt aan de hand van een specifiek thema. Vorig jaar was het thema “De keuze tussen vrijheid en veiligheid. Een dag op de stoel van de rechter”. Het thema dit jaar is “de rechter tussen staat en straat”.

Publieksactiviteiten

Om dit te bereiken worden bij de rechtbank en gerechtshoven verschillende publieksactiviteiten georganiseerd. Jongeren kunnen bijvoorbeeld bij het gerechtshof Den Haag een bijeenkomst over cybercrime bijwonen en in Arnhem worden bijeenkomsten georganiseerd over de onderwerpen “ondernemer en misdaad” en “wat zijn mijn rechten als (ver)huurder”.

Dag van de Rechtspraak

Een vast onderdeel van de Week voor de Rechtspraak is de Dag van de Rechtspraak. De Dag van de Rechtspraak wordt georganiseerd voor rechters, raadsheren, bestuurders en opinie- en beleidsmakers van binnen en buiten de Rechtspraak.

Rechtspraak magazine

Het Rechtspraak magazine staat deze keer in het teken van het thema “de rechter tussen staat en straat” en bevat veel leuke artikelen en interviews. Je kan het tijdschrift (en oudere edities) hier downloaden.

Digitaal procederen wederom uitgesteld

Programma KEI: de planning

In juli 2016 ging de Eerste Kamer akkoord met de vier wetsvoorstellen van Programma KEI en werden deze wetsvoorstellen in de Staatscourant gepubliceerd. Kortom, het digitale procederen gaat er echt komen! Maar niet in één keer, zoals ik al eerder meldde.

Voor de procedures bij de civiele rechter is de invoering van het digitaal procederen opgedeeld in vijf etappes.

Civiel 1.0

In februari 2017 begint de pilot voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. Als de pilot naar wens verloopt, zal in deze zaken het landelijk procederen in juli 2017 landelijk worden ingevoerd.

Voorafgaand aan de pilot start op 1 september a.s. een proeffase bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland, waarbij een klein aantal advocatenkantoren al kan experimenteren met het digitaal procederen.

Civiel 2.0

Civiel 2.0 ziet op het hoger beroep in vorderingszaken en de pilot begint op het moment dat civiel 1.0 landelijk wordt ingevoerd: juli 2017. Verwacht wordt dat het digitaal procederen in hoger beroepzaken in december 2017 landelijk zal worden ingevoerd.

Civiel 3.0

De volgende etappe is het digitaal procederen in vorderingszaken zonder verplichte procesvertegenwoordiging (kantonzaken). De pilot zal lopen van juni 2018 tot en met oktober 2018. Dit betekent dat er een uitloopmogelijkheid is van vijf maanden voor civiel 1.0 en 2.0.

In november 2018 wordt digitaal procederen in deze zaken landelijk verplicht gesteld. Een uitzondering geldt voor natuurlijke personen die zonder vertegenwoordiging procederen. Zij kunnen, als ze dat willen, op papier blijven procederen.

Civiel 4.0 en 5.0

Civiel 4.0 ziet op verzoekprocedures (de huidige verzoekschriftprocedure) civiel 5.0 is de kort geding procedure.

De pilot in loopt in zowel civiel 4.0 als civiel 5.0 van februari 2019 tot en met juni 2019. In juli 2019 wordt verplicht digitaal procederen in verzoekprocedures en in kort geding landelijk ingevoerd.

Niet alleen moeten we verplicht digitaal gaan procederen, maar ook de civiele procedure zelf verandert. Hoe de veranderde procedure er uit komt te zien, lees je in mijn artikel Programma KEI: de nieuwe basisprocedure onder de loep.

 

Tijdlijn-KEI juli 2016.pdf

 

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Netherlands Commercial Court (NCC) komt er!

Netherlands Commercial Court (NCC) komt er!

De kogel is door de kerk. Na Londen, Dublin, Delaware, Dubai en Singapore krijgt Amsterdam nu ook een commercial court, het Netherlands Commercial Court!

(meer…)

Vanaf vandaag geen “In naam des Konings” meer!

Vanaf vandaag geen “In naam des Konings” meer!

Eerder blogde ik al over het voornemen om de aanhef van vonnissen, grossen en dwangbevelen die een executoriale titel verschaffen te moderniseren. Het ouderwetse “In naam des Konings” wordt vervangen door “in naam van de Koning”.

En vandaag is het zover!

(meer…)

KEI: drama in veel bedrijven

Het ‘eigen beursje’ voor advocaten nader bezien

Tot de herziening van het burgerlijk procesrecht in 2002 konden advocaten, procureurs en deurwaarders worden veroordeeld in de proceskosten en tot schadevergoeding als zij de hun toevertrouwde belangen verwaarloosden. Dit noemde men een ‘eigen beursje’.

De wettelijke regeling

Het eigen beursje was geregeld in artikel 58 Rv (oud):

“De advokaten, procureurs en deurwaarders, die zich in hunne bedieningen te buiten mogten gaan, en alle diegenen, welke de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd verwaarlozen, zullen persoonlijk en uit hunne eigene beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen mogen worden, en zelfs tot vergoeding van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn, zonder die op hunne principalen te kunnen verhalen.”

In 2002 is de oude regeling vervangen door een nieuwe regeling (artikel 245 lid 1 Rv):

“Indien blijkt dat een partij niet bestaat, of dat zij niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde voor haar is opgetreden of tot het voeren van een geding opdracht heeft gegeven, geschiedt een veroordeling in de kosten, wanneer daartoe aanleiding is, in plaats van ten laste van de partij in naam van wie in rechte is opgetreden, ten laste van de gemachtigde of advocaat van die partij, of van degene die tot het voeren van het geding opdracht heeft gegeven, in het eerste geval onverminderd het verhaal van die advocaat of gemachtigde op zijn opdrachtgever.”

Het oude artikel 58 Rv was alles behalve makkelijk leesbaar, maar hetzelfde kan worden gezegd van de nieuwe regeling. De nieuwe regeling is beperkter dan de oude. Kort gezegd, kan een rechter een advocaat of gemachtigde in de proceskosten veroordelen als:

  • de procespartij die hij/zij vertegenwoordigt niet bestaat;

voorbeeld: de schuldeiser voor wie je een vordering instelt, bestaat juridisch niet (meer).[1]

  • de procespartij is niet rechtsgeldig in de procedure verschenen, omdat deze partij door een onbevoegd persoon is vertegenwoordigd;

voorbeeld: een voogd of advocaat die zonder machtiging in rechte optreedt.[2]

  • de procespartij is niet rechtsgeldig in de procedure verschenen, omdat deze de advocaat/gemachtigde geen opdracht heeft gegeven om namens haar op te treden.

voorbeeld: een advocaat wordt enkel om advies gevraagd over een dagvaarding die een B.V. heeft ontvangen en de advocaat dient ook een conclusie van antwoord in.

Soms kan de advocaat geen verwijt worden gemaakt, terwijl hij bijvoorbeeld wel optrad voor een niet meer bestaande partij. De rechter kan in dat geval de opdrachtgever van de advocaat (= de voormalig bestuurder) veroordelen in de proceskosten.[3]

Hoor en wederhoor

Voordat een rechter besluit een eigen beursje toe te kennen, moet hij de advocaat of gemachtigde eerst in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over dit voornemen (artikel 245 lid 2 Rv). Dit in het kader van hoor en wederhoor. Dit laatste gebeurde niet onder het oude recht en in al 1966 merkten Westerouen en Reinhold hierover op:

“Bedenkelijk is dat in deze gevallen veroordelingen uit de lucht kunnen vallen ten lasten van derden, die niet partij zijn in de procedure, zonder dat althans die derden vooraf in hun belang zijn gehoord.” [4]

Veroordeelt de rechter een advocaat of gemachtigde in de proceskosten, dan wordt de advocaat of gemachtigde met betrekking tot de proceskostenveroordeling partij in de procedure. De advocaat of gemachtigde kan hoger beroep of cassatie instellen tegen de proceskostenveroordeling.

Gemis

Helaas komt het anno 2015 ook voor dat iemand een volkomen kansloze procedure begint. Maar omdat dit niet valt onder de situaties van artikel 245 Rv, kan de rechter de advocaat of gemachtigde niet veroordelen in de proceskosten.

Vindt een rechtbank of gerechtshof dat de advocaat er een puinhoop van heeft gemaakt, dan adviseert de rechter de advocaat om de proceskosten toch voor zijn/haar rekening te nemen:

“8. Het hof ziet aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten in beroep. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de procedure volstrekt nodeloos gevoerd en is de man bij herhaling verzocht het hoger beroep in te trekken teneinde te voorkomen dat de vrouw onnodig kosten zou maken. Het hof hecht er in dat kader aan op te merken dat het de advocaat van de man ten zeerste zou sieren als hij deze door de man te betalen proceskosten uit eigen middelen voor zijn rekening zou nemen.” [5]

Op die momenten mist de rechtspraak toch de mogelijkheid om een eigen beursje toe te kennen. Toch is de rechterlijke macht niet eenduidig over of het eigen beursje zou moeten terugkeren, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Sluijter uit 2011.[6] Kennelijk behoorden de raadsheren die het arrest van 18 februari 2015 wezen tot de groep waarvan de “handen in sommige gevallen toch wel zouden jeuken om zo’n eigen beursje toe te passen”. En dat kan ik me heel goed voorstellen.

=====

[1] Rechtbank Overijssel 11 februari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:702 en Rechtbank Amsterdam 20 februari 2013, ECLI:NL:RBAMS:BZ3576.

[2] Gerechtshof Leeuwarden, 17 november 2004, ECLI:NL:GHLEE:2004:AR6440.

[3] Gerechtshof Leeuwarden, 1 maart 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0013 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 juni 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4325.

[4] F.M. Westerouen en C.B. Reinhold, Mr. J.A.H.Coops, Grondtrekken van het Nederlands Burgerlijk Procesrecht, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1966, p. 93.

[5] Gerechtshof Den Haag 18 februari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:378.

[6] P. Sluijter, Sturen met proceskosten: Wie betaalt de prijs van verstorend procesgedrag?, N.N. 2011, § 5.4.4.

KEI: drama in veel bedrijven

Hoe verloopt een dagvaardingsprocedure?

In 2014 zijn er ruim 1,3 miljoen nieuwe procedures gevoerd bij de burgerlijke rechter.[1] Een procedure kan beginnen met een verzoekschrift of met een dagvaarding.

In dit blog bespreek ik het verloop van de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg.

(meer…)

KEI: drama in veel bedrijven

Mag je procederen voor enkel de incassokosten?

Het komt geregeld voor dat een schuldeiser een vordering instelt voor enkel de rente en de incassokosten. Soms bedraagt de rente slechts een paar cent en de incassokosten slechts het laagste tarief van € 40.

Uit twee recente gerechtelijke uitspraken zou je kunnen afleiden dat er kantonrechters zijn die vinden dat je geen recht hebt op vergoeding van deze kosten.

Begin maart 2015 veroordeelden twee kantonrechters (één in Haarlem en één in Amsterdam) onafhankelijk van elkaar dat de eisende partij haar eigen proceskosten moet betalen, ondanks dat de incassokosten van € 40 werden toegewezen. Bij een dergelijke vordering bedragen de kosten voor de dagvaarding € 77,84 (excl. BTW) en het griffierecht € 116 voor een bedrijf. Per saldo is de eiser dus voor zo’n € 150 de bietenbrug opgegaan.

De overwegingen van de twee kantonrechters waren als volgt:

“De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een dusdanige proportionaliteit tussen het gevorderde – vier eurocent rente en veertig euro buitengerechtelijke incassokosten – enerzijds en de (te verwachten) proceskosten anderzijds, waarvan de dagvaardingskosten alleen al tweemaal zo hoog als het gevorderde belopen, dat de beslissing van [eiseres] om naar het middel van een gerechtelijke procedure te grijpen – welke beslissing haar op zichzelf bezien vrij staat – tot gevolg dient te hebben dat [eiseres] de eigen proceskosten draagt. De proceskosten zullen dan ook worden gecompenseerd.”

en

“Gelet op de wanverhouding tussen de gevorderde som en de proceskosten, alsmede de omstandigheid dat uit de tekst van de dagvaarding nauwelijks valt op te merken dat het hier alleen nog een geschil betreft over de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten, worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.”

Nu kan je je natuurlijk afvragen of je voor een vordering van € 40 moet gaan procederen. Maar interessanter is de vraag of deze twee rechters het bij het rechte eind hebben. Beide vorderingen zijn te laag om hoger beroep in te stellen (blog hoger beroep), dus deze principiële vraag kan niet aan een gerechtshof worden voorgelegd.

Een kantonrechter in Den Haag oordeelde in een soortgelijke situatie in februari 2015 overigens anders en veroordeelde gedaagde ‘gewoon’ in de proceskosten. Navraag bij De Rechtspraak leerde voorts dat het geen beleid is om dergelijke vorderingen af te wijzen. Kennelijk zijn er twee rechters ‘rogue’ gegaan.

Naar mijn mening doen deze twee rechters het niet goed. Er is in casu geen reden om de proceskosten te compenseren.

De rechter mag de proceskosten compenseren in de in artikel 327 lid 1 Rv genoemde gevallen. Beide rechters noemen de proceskosten disproportioneel c.q. spreken van een wanverhouding tussen gevorderde som en proceskosten. Dit zou dan vallen onder de laatste zin van artikel 237 lid 1 Rv:

“Ook kan de rechter de kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte.”

In beide gevallen erkent de rechter dat de eisende partij betaling in rechte kan afdwingen. Dan is er mijns inziens geen sprake van nodeloos veroorzaakte kosten. Van onnodige kosten is bijvoorbeeld sprake als meerdere procedures worden aangespannen, terwijl de vorderingen in één procedure hadden kunnen worden opgenomen.[1] Ook zijn geen buitensporige bedragen gevorderd aan incassokosten[2] of is gedaagde niet in de gelegenheid gesteld om in den minne te betalen.[3] Van deze gevallen is geen sprake en er is juridisch bezien geen reden om de proceskosten te compenseren.

Een tweede argument is dat het hele systeem van incassokosten tot doel heeft om wanbetaling tegen te gaan. Dit volgt ook uit de Europese richtlijn ter bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties.[4] Door de incassokosten toe te wijzen, maar de proceskosten niet wordt dit stelsel ondergraven. Immers, het loont om de incassokosten bij lage vorderingen onbetaald te laten. Ondanks dat de schuldeiser kosten moet maken en volledig in zijn recht staat, zal de rechter de schuldeiser de rekening presenteren. Hiermee wordt een verkeerd signaal afgegeven. Het wordt problematisch als je bijvoorbeeld een dierenkliniek hebt en het overgrote merendeel van je vorderingen uit lage bedragen bestaat. Soms moet je een signaal afgeven dat men gewoon moet betalen, ook al is de vordering laag. Dit miskennen deze rechters. Ook maken beide rechters niet duidelijk wanneer er dan wel sprake zou zijn van een normale verhouding tussen de vordering en de kosten. De griffierechten zijn bij mijn weten überhaupt niet kostendekkend, dus dit kan geen argument zijn.

Bijkomend argument is dat in geen van beide gevallen een partij procedeerde op basis van gefinancierde rechtsbijstand (‘toevoeging’). Er is dus geen sprake van misbruik van toevoegingsgelden, zoals in de kwestie van konijn Punkie of de veelbesproken ‘zandbakruzie’. [5]

Graag hoor ik of je vindt of de twee kantonrechters gelijk hebben. Hieronder kan je je mening achterlaten.

 

UPDATE: lees mijn blog “Vallen incassokosten onder de regeling van artikel 6:44 BW” over de vraag of je na een deelbetaling procedeert voor de incassokosten of de restant hoofdsom.

 

 

=====

[1] Bijvoorbeeld: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BX1386.

[2] Bijvoorbeeld: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBALK:2009:BJ6773.

[3] Bijvoorbeeld: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBSHE:2010:BM1521.

[4] Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011. Lees mijn artikel Handelstransacties: incasseren anno 2013 voor meer informatie over deze richtlijn.

[5] Http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBHAA:2010:BM4040 en http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2013:2966.

%d bloggers liken dit: