De kernwaarde partijdigheid

De kernwaarde partijdigheid

Kernwaarden

Voor advocaten gelden vijf kernwaarden, namelijk: onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid. Deze kernwaarden vormen samen de professionele standaard voor advocaten en daarmee zijn ze het uitgangspunt van de manier waarop een advocaat zich gedraagt en zijn werkzaamheden verricht.

Eerder besprak ik wat kernwaarden zijn en de kernwaarde onafhankelijkheid en in dit blog bespreek ik de kernwaarde partijdigheid.

Kernwaarde partijdigheid

De kernwaarde partijdigheid staat in artikel 10a Advocatenwet:

“In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:

[…]

b)   partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt;”

en in regel 2 lid 2 Gedragsregels 2018:

“Het belang van de cliënt, geen enkel ander belang, bepaalt de wijze waarop de advocaat zijn zaken behandeld.”

Het uitgangspunt voor het handelen van een advocaat is dus het belang van zijn cliënt.

Een advocaat heeft een grote vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een manier die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbegrensd, omdat een advocaat ook rekening moet houden met de belangen van de wederpartij en derden.

Grenzen aan partijdigheid

De hieronder opgenomen waargebeurde casus is een duidelijk voorbeeld van een advocaat die over de grens gaat c.q. te ver gaat in z’n partijdigheid.

Dakterras

De casus

Een advocaat stond een vrouw bij die met een buurman een geschil had over de aanleg van een dakterras door de buurman. Dit was een langlopend geschil en partijen ruzieden over de manier waarop het dakterras vormgegeven moest worden (wel/geen glasplaat over de dakkoepel). De buurman kondigde via zijn advocaat aan om op vrijdag 26 maart het dakterras aan te gaan leggen. De advocaat zat op die vrijdagochtend om 7:00 uur in leren motorkleding op het dak van de buurman een dossier te lezen in één van de twee tuinstoelen die hij had neergezet. De advocaat weigerde om het dak van de buurman te verlaten. Toen de terrasleggers arriveerden, werd de advocaat nogmaals verzocht het dak van de buurman te verlaten. Hierop reageerde de advocaat niet. Vervolgens ontstonden er schermutselingen en de buurman belde de politie. Nadat de politie ter plekke was en na toezegging van de buurman om die dag geen glasplaat over de dakkoepel te leggen, vertrok de advocaat.

Het oordeel

Het Hof van Discipline meent terecht dat de advocaat veel te ver was gegaan door de buurman te belemmeren om het dakterras aan te leggen en door de directe confrontatie te zoeken met de buurman, terwijl de buurman werd bijgestaan door een advocaat. In plaats van de confrontatie te zoeken, had de advocaat zich tot de advocaat van de buurman moeten wenden.[1]

Ook is het optreden van de advocaat niet zoals een behoorlijk advocaat jegens zijn wederpartij betaamt. De advocaat vervult een wezenlijke rol in de rechtsbedeling. Weliswaar moet een advocaat zich daarbij primair door het belang van zijn cliënt te laten leiden, maar een zekere afstand wordt daarbij van de advocaat ook verwacht. Met zijn optreden heeft de advocaat elke afstand uit het oog verloren en daarmee het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsuitoefening geschaad, aldus het Hof van Discipline.[2]

De advocaat toonde geen inzicht toonde “in het laakbare van zijn handelen” en daarom krijgt hij een berisping.[3] Dit is een zwaardere straf dan de waarschuwing die de Raad van Discipline hem oplegde.

Niet onnodig grievend

De vrijheid van de advocaat wordt ook beperkt doordat hij zich niet onnodig grievend mag uitlaten aan het adres van de wederpartij. Hierover schreef ik het blog Gedragregels voor advocaten: ‘niet onnodig grievend’.


[1] Hof van Discipline 17 februari 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3225, r.o. 5.8.

[2] Hof van Discipline 17 februari 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3225, r.o. 5.11.

[3] Hof van Discipline 17 februari 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3225, r.o. 5.12.

De kernwaarde partijdigheid

Geheimhoudingsplicht voor advocaten

De geheimhoudingsplicht is één van de fundamentele beginselen voor het uitoefenen van het beroep van advocaat. Het is van het grootste belang dat een cliënt er onvoorwaardelijk op kan vertrouwen dat wat hij z’n advocaat vertelt tussen hen blijft.

In 2013 schreef ik al een blog over dit onderwerp, maar die is inmiddels wat achterhaald met de aanpassing van de Advocatenwet per 1 januari 2015 en de invoering van de Gedragsregels 2018. Alle reden om de geheimhoudingsplicht weer onder de loep te nemen.

Wettelijke basis

Sinds 1 januari 2015 is de geheimhoudingsplicht vastgelegd in de Advocatenwet en het is onderdeel van de kernwaarde vertrouwelijkheid (artikel 10a Advocatenwet):

In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:

[…]

e. vertrouwenspersoon en neemt hij geheimhouding in acht binnen de door de wet en het recht gestelde grenzen.

Hoe ver gaat de geheimhoudingsplicht?

In principe is een advocaat ten aanzien van alles waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Meer specifiek betekent dit dat een advocaat moet zwijgen over:

  • bijzonderheden van door hem behandelde zaken,
  • de persoon van zijn cliënt en
  • de aard en omvang van de belangen van de cliënt.

Niet alleen geldt dit tijdens de duur van de zaak, maar ook nadat de zaak is afgehandeld.

Naast de advocaat zijn medewerkers en personeel van de advocaat en andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening gebonden aan de geheimhoudingsplicht.

Ook als de advocaat de advocatuur vaarwel zegt of in dienst treedt bij een ander advocatenkantoor, blijft hij gebonden aan de geheimhoudingsplicht.

Uitzonderingen

De geheimhoudingsplicht is niet absoluut. Uitzonderingen zijn mogelijk.

Een eerste uitzondering is dat een advocaat vertrouwelijk verkregen kennis naar buiten toe mag gebruiken, maar alleen als is voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. een juiste uitvoering van de aan de advocaat opgedragen taak rechtvaardigt dit; en
  2. de cliënt heeft daartegen desgevraagd geen bezwaar; en
  3. het is in overeenstemming met de goede beroepsuitoefening.

De tweede uitzondering is dat de geheimhoudingsplicht niet geldt als een (voormalig) cliënt een procedure tegen de advocaat instelt. De advocaat moet zich namelijk wel kunnen verweren in een procedure. Hierbij geldt wel dat de advocaat de belangen van de (voormalig) cliënt niet onnodig of onevenredig mag schaden.

De kernwaarde partijdigheid

Gedragsregels voor advocaten: dominus litis

Afgelopen week ontstond op Twitter de nodige commotie over een vonnis van 27 februari 2015 van een Almelose rechter.[1] Deze rechter las de betrokken advocaten op niet mis verstane wijze de les:

“Hier is een rol voor de serieuze advocaat (immers dominus litis en niet His Master’s Voice) weggelegd om zijn/haar cliënt(e) zich er van te laten doordringen dat een dergelijke pesterij met een miniem belang geen inzet van (nog) een juridische procedure kan zijn.”

Dominus litis

Dominus litis betekent letterlijk ‘meester van het proces’. De rechter bedoelt met zijn opmerking dat een advocaat onafhankelijk moet zijn. Niet alleen ten opzichte van de wederpartij, maar ook ten opzichte van zijn cliënt.

Onafhankelijk

Onafhankelijkheid is één van de vijf kernwaarden van de advocatuur en staan sinds begin dit jaar in artikel 10a van de Advocatenwet. In regel 9 lid 1 Gedragsregels 1992 is de onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt vastgelegd:

“De advocaat draagt volledige verantwoording voor de behandeling van de zaak. De advocaat kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Hij mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt.”

De tekst is helder. Een advocaat kan zich niet verschuilen achter een opdracht van zijn cliënt. Mocht de cliënt iets willen dat de advocaat pertinent niet wil, dan zullen advocaat en cliënt in overleg moeten treden. Komen ze er niet uit, dan moet de advocaat zich terugtrekken en de opdracht aan de cliënt teruggeven (regel 9 lid 2 Gedragsregels 1992). De advocaat mag dus niet ‘His Master’s Voice’ zijn, maar heeft een eigen verantwoordelijkheid.

UPDATE 1: Op 7 april 2015 verscheen een column van Truduke Sillevis Smitt over de ‘zandbakaffaire’ en het feit dat advocaten dominus litis zijn: http://www.advocatie.nl/column-vechten-de-zandbak.

UPDATE 2: Per 14 februari 2018 zijn de gedragsregels voor de advocatuur geüpdatet en sindsdien gelden de Gedragsregels 2018. Regel 9 Gedragsregels 1992 is overgenomen en is te vinden in regel 14 1 Gedragsregels 2018.

=======

[1] Rechtbank Overijssel 27 februari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:1049.

%d bloggers liken dit: