door Jeroen Veldhuis | 15 nov 2018 | Incasso, Verbintenissenrecht
Als een debiteur je facturen niet betaalt, dan gebeurt het vaak dat je niet meteen actie onderneemt. Debiteuren achter de broek aanzitten, is niet leuk en heeft vaak geen prioriteit. En daarnaast kiest men er in het huidige economische klimaat er toch vaak voor om zo min mogelijk kosten te maken en kiest men er vaak voor om geen actie te ondernemen tegen debiteuren. Dit brengt echter wel een risico met zich mee.
Zit je te lang stil, dan verjaart je vordering. Dit betekent niet dat je vordering vervalt, maar dat je je vordering niet bij de rechter kan afdwingen.
Een belangrijke verjaringstermijn is de termijn die ziet op de betaling van geldsommen, dividend, rente, huur, pacht en verder alles wat per jaar of kortere termijn moet worden betaald. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.[1]
Ook voor vorderingen gebaseerd op onverschuldigde betaling, schadevorderingen, vorderingen tot nakoming van verbintenissen en vorderingen die gaan over een tekortkoming in de nakoming en ontbinding van verbintenissen verjaren na vijf jaar.[2]
Begin verjaring
De verjaring begint in principe te lopen op de dag die volgt op de dag waarop onmiddellijke nakoming kan worden gevorderd.[3] Als bijvoorbeeld een geldlening op 1 januari 2019 opeisbaar wordt, dan begint de verjaringstermijn te lopen op 2 januari 2019.
Voor de verjaring van vakantiedagen geldt een aparte regeling. Daarvoor verwijs ik naar mijn blog over dat onderwerp.
Stuiting
Het is mogelijk om de verjaring te stoppen (in jargon: het stuiten van de verjaring). Als je dat doet, dan begint de verjaringstermijn weer opnieuw te lopen.
Stuiten kan door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Voorwaarde is wel dat de aanmaning/mededeling de schuldenaar moet hebben bereikt.[4] Als de ontvangst van de aanmaning wordt betwist, dan moet de schuldeiser aantonen dat de aanmaning/mededeling door de schuldenaar is ontvangen.[5]
Men neemt vaak aan dat het sturen van een aangetekende brief de oplossing is. Maar ook dit is niet zonder risico’s. Wat nu als de postbode de aangetekende brief niet kan overhandigen aan de schuldenaar en deze haalt de aangetekende brief vervolgens niet af. Vervolgens verweert de schuldenaar zich met de stelling dat de vordering verjaard is en dat hij geen afhaalbericht van de postbode heeft ontvangen. In dat geval moet de schuldeiser aantonen dat (i) hij de brief aangetekend heeft verzonden en (ii) de brief (tijdig) aan de schuldenaar is aangeboden.[6] Dit probleem kan je voorkomen door de deurwaarder de aanmaning te laten betekenen (sommatie-exploot). Dan weet je zeker dat de sommatie de schuldenaar bereikt. Deurwaarders mogen zelf bepalen hoeveel ze in rekening brengen voor een sommatie-exploot. De prijs varieert tussen ongeveer € 55 en € 100 per sommatie-exploot. Neem gerust contact met me op als je een suggestie wilt voor een goedkope deurwaarder.
Een andere manier om de verjaring te stuiten, is door beginnen van een gerechtelijke procedure waarin je betaling van de onbetaald gelaten facturen vordert.
Ook de schuldenaar kan er – al dan niet bewust – voor zorgen dat de verjaring wordt gestuit, namelijk door de vordering te erkennen.[7] De erkenning kan bestaan uit het doen van een aanbod tot betaling, het doen van een deelbetaling of het vragen om uitstel van betaling of het vragen om een betalingsregeling.[8] Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Ook hiervoor geldt dat de schuldeiser moet aantonen dat de vordering door de schuldenaar is erkend.[9] Dus vraag altijd of de schuldenaar zijn verzoek om uitstel of om een regeling schriftelijk of per e-mail wil doen. Dit versterkt je bewijspositie in een eventuele gerechtelijke procedure aanmerkelijk.
[2] Artikelen 3:309, 310 en 311 BW.
[5] Artikel 150 Rv en Gerechtshof Arnhem 8 mei 2012, ECLI:NL:GHARN:BW5311. Weliswaar zag de casus waarover het Gerechtshof Leeuwarden oordeelde op de vraag of de gedaagde in verzuim was komen te verkeren, maar de onderliggende regel over het aantonen dat de aangetekende brief is aangeboden, geldt ook voor verjaring.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 20 mrt 2016 | Advocatuur
UPDATE 23 maart 2016
Per 1 januari 2016 blijkt de Veegverordening 2015 in werking te zijn getreden. Deze verordening heeft de Voda op een aantal punten aangepast. Eén van wijzigingen is dat aan artikel 6.22 lid 6 sub b is toegevoerd “of bij een advocaat”. Deze wijziging is – logischerwijs – nog niet opgenomen in het Vademecum 2015.
Tot 1 januari 2016 zat de NOvA er inderdaad naast, maar per 1 januari 2016 is de opgelegde beperking volgens het boekje. De reden van deze beperking is dat de bestuurder er als gevolg van de gezagsverhouding met zijn/haar werkgever mogelijk niet volledig onafhankelijk is. Dit gaat naar mijn mening wel erg ver. Temeer daar dit voor een andere vrije beroepsbeoefenaren en accountants volgens mij niet geldt. Deze mogen volgens mij wel toetreden als bestuurder, terwijl in loondienst. Daar speelt dan toch ook het ‘gevaar’ van de gezagsverhouding. Dit laatste heb ik aan de NOvA voorgelegd en het antwoord volgt hopelijk spoedig.
Inleiding
Iedere advocaat moet aangesloten zijn bij een stichting derdengelden. De achterliggende gedacht hiervan is dat namens een cliënt geïncasseerde gelden zich niet vermengen met de financiën van het advocatenkantoor.
De Nederlandse Orde van Advocaten (‘NOvA’) stelt – terecht – hoge eisen aan de stichting derdengelden. Het gaat immers om gelden die de cliënt toekomen. Deze eisen zijn neergelegd in artikel 6.22 Verordening op de advocatuur (‘Voda’).
Het bestuur
Ook aan de bestuurders van de stichting derdengelden worden de nodige eisen gesteld. Zo wordt bepaald wie er bestuurder kunnen worden[1], maar ook welke personen géén bestuurder kunnen worden. Dit laatste staat in artikel 6.22 lid 6 Voda:
“Tot bestuurder van een stichting kunnen niet worden benoemd:
a. degene die onder verantwoordelijkheid werkt van of ondergeschikt is aan een bestuurder van de stichting;
b. degene die in dienst is bij het kantoor van een bestuurder van de stichting.”
De Algemene Raad van de NOvA heeft de bevoegdheid om modelstatuten vast te stellen voor de stichting derdengelden.[2] Dit heeft zij gedaan in artikel 33 van de Regeling op de advocatuur (‘Roda’):
-
De algemene raad stelt als het model voor de statuten vast, het model in bijlage 5.
-
Het in het eerste lid bedoelde model geldt voor stichtingen die worden opgericht en statuten die anderszins worden gewijzigd na inwerkingtreding van dit artikel. [3]
Artikel 4.5 Modelstatuten luidt:
“Alleen zij die over de volgende hoedanigheid beschikken kunnen optreden als bestuurslid: Advocaat en degenen die een ander vrij beroep beoefenen met wie het ingevolge artikel 5.4 van de Verordening op de advocatuur is toegestaan een samenwerkingsverband aan te gaan, alsmede een accountant, zulks met inachtneming van het hierna in dit lid bepaalde.
Degenen die onder verantwoordelijkheid werken van of ondergeschikt zijn aan een andere bestuurder van de stichting kunnen niet als bestuurslid optreden.
Degenen die in dienstbetrekking werkzaam zijn bij het kantoor van een bestuurslid van de stichting of bij een Advocaat kunnen niet als bestuurslid van de stichting optreden [vet, JV]. Evenmin kan als bestuurslid van de stichting waarvan de patroon bestuurslid is, optreden de stagiaire als bedoeld in artikel 9b, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Advocatenwet. Ten minste de helft van de leden van het bestuur dient over de hoedanigheid van Advocaat te beschikken.”
Wat opvalt, is dat dit model c.q. de Roda strenger is dan de Voda voor wat betreft de personen die geen bestuurslid kunnen worden. Uit de Voda volgt dat de strekking van het verbod is, dat een bestuurder niet onder invloed van de andere bestuurder mag staan door bijvoorbeeld een gezagsverhouding of een patroon-stagiaire verhouding. Dat is op zich logisch, omdat het om gelden van cliënten gaat en de bestuurders onafhankelijk van elkaar moeten zijn.
De Roda gaat een stap verder en bepaalt dat geen enkele advocaat in loondienst bij een andere advocaat bestuurder mag zijn bij een stichting derdengelden. Mij is bekend dat de orde van dearrondissement Midden-Nederland en Breda-Middelburg de modelstatuten c.q. de Roda laten prevaleren boven de Voda. De vraag is of dit terecht is. Ik meen van niet.
Voda versus Roda
De Roda is gebaseerd op c.q. afgeleid van de Voda. Dit blijkt uit de aanhef van de Roda:
“De algemene raad;
Gelet op artikel 4, eerste lid, onderdeel c, en artikel 60, tweede lid, van de Advocatenwet,
Gelet op artikel 2.27, artikel 2.28, artikel 2.29, artikel 2.30, tweede lid, artikel 2.35, artikel 2.36, artikel 3.5, artikel 3.14, artikel 3.25, vijfde lid, artikel 4.3, vijfde lid, artikel 4.8, tweede lid, artikel 4.10, tweede lid, artikel 4.12, tweede lid, artikel 4.14, tweede lid, artikel 6.2, tweede lid, artikel 6.4, tweede lid, artikel 6.6, tweede lid, artikel 6.16, tweede lid, artikel 6.21, vijfde lid, en artikel 6.24, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;
stelt de volgende regeling vast:” [4]
Nu de Roda is gebaseerd op de Voda, lijkt me dat de Roda geen strengere eisen kan stellen dan de Voda toestaat. Er is dus geen grondslag voor deze strengere regel.
Daarnaast is de aanvullende bepaling in de Roda c.q. de modelstatuten niet in lijn met de strekking van de Voda. Er is immers geen sprake van een gezagsverhouding tussen de advocaat ten behoeve waarvan de stichting derdengelden is opgericht en een advocaat in loondienst bij een ander advocatenkantoor. Daarmee is de aanvullende beperking ook niet logisch.
Conclusie
De NOvA en in dit specifieke geval de lokale orden van de arrondissementen Midden-Nederland en Breda-Middelburg beperken advocaten onnodig en zonder goede reden in de keuze voor wat betreft bestuursleden van hun stichting derdengelden.
=====
[1] Artikel 6.22 lid 5 Voda.
[2] Artikel 6.22 lid 10 Voda.
[3] Artikel 33 Roda en bijlage 5 bij Roda.
[4] Ook al wordt het hier relevante artikel 6.22 lid 6 Voda niet genoemd in de aanhef van de Roda. Enkele in de aanhef genoemde artikelen c.q. artikelleden bestaan niet. Het gaat hier om de artikelen 6.6 lid 2 Voda, 6.21 lid 5 Voda (is bedoeld artikel 6.22 lid 5 Voda?)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 24 jun 2015 | Procesrecht
Aan procederen kleven risico’s. De rechter kan je vordering afwijzen, dan heb je kosten gemaakt voor je advocaat of gemachtigde en sta je alsnog met lege handen. Daarbij komt dat je meestal ook nog wordt veroordeeld in de proceskosten van je wederpartij.
In dit blog licht ik toe hoe de regeling van de proceskosten in elkaar zit.
Kostendekkend?
Een veel voorkomend misverstand is dat de wederpartij alle kosten vergoedt als je een procedure wint.
Volledig vergoed
De kosten die in principe volledig vergoed worden zijn:
- kosten voor betekening van de dagvaarding;
- kosten die samenhangen met gelegde beslagen;
- kosten van een deskundige.
Niet volledig vergoed
Voor advocaatkosten geldt dit niet. Deze kosten worden niet volledig vergoed. Behalve in intellectuele eigendomszaken, zoals een geschil over een handelsnaam of een merkrecht. De kosten van juridische bijstand worden vergoed conform een staffel. Hoeveel aan proceskosten moet worden betaald, is afhankelijk van de hoogte van de vordering, het aantal en type verrichte proceshandelingen. In Nederland moet je er vanuit gaan dat een procedure je altijd geld kost.
Voorbeeld proceskosten
Je dagvaardt iemand bij de rechtbank, omdat die persoon een lening van € 50.000 niet terugbetaalt. Nadat verweer is gevoerd, volgt een comparitie van partijen en uiteindelijk wijst de rechter een vonnis. Je wordt helemaal in het gelijk gesteld. Bij een vordering van € 50.000 geldt een tarief van € 849 per procespunt.
De twee proceshandelingen die je hebt verricht (dagvaarding en comparitie) worden elk gewaardeerd met 1 punt. Dat betekent dat je wederpartij aan jou € 1.698 (2*€ 849) aan proceskosten en de kosten van het betekenen van de dagvaarding moet betalen.
Lijst met bedragen
De volledige regeling met de bedragen per categorie vind je hier.
Ieder draagt de eigen proceskosten
Het gebeurt geregeld dat beide partijen deels gelijk krijgen. In dat geval zie je vaak dat beide partijen de eigen proceskosten dragen. Hetzelfde geldt in procedures tussen familieleden. Dan is de hoofdregel dat de rechter geen proceskostenveroordeling uitspreekt ten gunste van degene die (grotendeels) gelijk krijgt.
Meer over proceskosten
Misschien vind je mijn andere blogs over proceskosten ook interessant. De andere delen zijn:
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 20 mei 2015 | Advocatuur, Procesrecht, Rechtspraak
Tot de herziening van het burgerlijk procesrecht in 2002 konden advocaten, procureurs en deurwaarders worden veroordeeld in de proceskosten en tot schadevergoeding als zij de hun toevertrouwde belangen verwaarloosden. Dit noemde men een ‘eigen beursje’.
De wettelijke regeling
Het eigen beursje was geregeld in artikel 58 Rv (oud):
“De advokaten, procureurs en deurwaarders, die zich in hunne bedieningen te buiten mogten gaan, en alle diegenen, welke de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd verwaarlozen, zullen persoonlijk en uit hunne eigene beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen mogen worden, en zelfs tot vergoeding van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn, zonder die op hunne principalen te kunnen verhalen.”
In 2002 is de oude regeling vervangen door een nieuwe regeling (artikel 245 lid 1 Rv):
“Indien blijkt dat een partij niet bestaat, of dat zij niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde voor haar is opgetreden of tot het voeren van een geding opdracht heeft gegeven, geschiedt een veroordeling in de kosten, wanneer daartoe aanleiding is, in plaats van ten laste van de partij in naam van wie in rechte is opgetreden, ten laste van de gemachtigde of advocaat van die partij, of van degene die tot het voeren van het geding opdracht heeft gegeven, in het eerste geval onverminderd het verhaal van die advocaat of gemachtigde op zijn opdrachtgever.”
Het oude artikel 58 Rv was alles behalve makkelijk leesbaar, maar hetzelfde kan worden gezegd van de nieuwe regeling. De nieuwe regeling is beperkter dan de oude. Kort gezegd, kan een rechter een advocaat of gemachtigde in de proceskosten veroordelen als:
- de procespartij die hij/zij vertegenwoordigt niet bestaat;
voorbeeld: de schuldeiser voor wie je een vordering instelt, bestaat juridisch niet (meer).[1]
- de procespartij is niet rechtsgeldig in de procedure verschenen, omdat deze partij door een onbevoegd persoon is vertegenwoordigd;
voorbeeld: een voogd of advocaat die zonder machtiging in rechte optreedt.[2]
- de procespartij is niet rechtsgeldig in de procedure verschenen, omdat deze de advocaat/gemachtigde geen opdracht heeft gegeven om namens haar op te treden.
voorbeeld: een advocaat wordt enkel om advies gevraagd over een dagvaarding die een B.V. heeft ontvangen en de advocaat dient ook een conclusie van antwoord in.
Soms kan de advocaat geen verwijt worden gemaakt, terwijl hij bijvoorbeeld wel optrad voor een niet meer bestaande partij. De rechter kan in dat geval de opdrachtgever van de advocaat (= de voormalig bestuurder) veroordelen in de proceskosten.[3]
Hoor en wederhoor
Voordat een rechter besluit een eigen beursje toe te kennen, moet hij de advocaat of gemachtigde eerst in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over dit voornemen (artikel 245 lid 2 Rv). Dit in het kader van hoor en wederhoor. Dit laatste gebeurde niet onder het oude recht en in al 1966 merkten Westerouen en Reinhold hierover op:
“Bedenkelijk is dat in deze gevallen veroordelingen uit de lucht kunnen vallen ten lasten van derden, die niet partij zijn in de procedure, zonder dat althans die derden vooraf in hun belang zijn gehoord.” [4]
Veroordeelt de rechter een advocaat of gemachtigde in de proceskosten, dan wordt de advocaat of gemachtigde met betrekking tot de proceskostenveroordeling partij in de procedure. De advocaat of gemachtigde kan hoger beroep of cassatie instellen tegen de proceskostenveroordeling.
Gemis
Helaas komt het anno 2015 ook voor dat iemand een volkomen kansloze procedure begint. Maar omdat dit niet valt onder de situaties van artikel 245 Rv, kan de rechter de advocaat of gemachtigde niet veroordelen in de proceskosten.
Vindt een rechtbank of gerechtshof dat de advocaat er een puinhoop van heeft gemaakt, dan adviseert de rechter de advocaat om de proceskosten toch voor zijn/haar rekening te nemen:
“8. Het hof ziet aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten in beroep. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de procedure volstrekt nodeloos gevoerd en is de man bij herhaling verzocht het hoger beroep in te trekken teneinde te voorkomen dat de vrouw onnodig kosten zou maken. Het hof hecht er in dat kader aan op te merken dat het de advocaat van de man ten zeerste zou sieren als hij deze door de man te betalen proceskosten uit eigen middelen voor zijn rekening zou nemen.” [5]
Op die momenten mist de rechtspraak toch de mogelijkheid om een eigen beursje toe te kennen. Toch is de rechterlijke macht niet eenduidig over of het eigen beursje zou moeten terugkeren, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Sluijter uit 2011.[6] Kennelijk behoorden de raadsheren die het arrest van 18 februari 2015 wezen tot de groep waarvan de “handen in sommige gevallen toch wel zouden jeuken om zo’n eigen beursje toe te passen”. En dat kan ik me heel goed voorstellen.
=====
[1] Rechtbank Overijssel 11 februari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:702 en Rechtbank Amsterdam 20 februari 2013, ECLI:NL:RBAMS:BZ3576.
[2] Gerechtshof Leeuwarden, 17 november 2004, ECLI:NL:GHLEE:2004:AR6440.
[3] Gerechtshof Leeuwarden, 1 maart 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0013 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 juni 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4325.
[4] F.M. Westerouen en C.B. Reinhold, Mr. J.A.H.Coops, Grondtrekken van het Nederlands Burgerlijk Procesrecht, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1966, p. 93.
[5] Gerechtshof Den Haag 18 februari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:378.
[6] P. Sluijter, Sturen met proceskosten: Wie betaalt de prijs van verstorend procesgedrag?, N.N. 2011, § 5.4.4.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 29 apr 2015 | Procesrecht
In 2014 zijn er ruim 1,3 miljoen nieuwe procedures gevoerd bij de burgerlijke rechter.[1] Een procedure kan beginnen met een verzoekschrift of met een dagvaarding.
In dit blog bespreek ik het verloop van de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 27 mrt 2014 | Advocatuur, Algemeen, Gedragsrecht, Opinie, Tuchtrecht
Gisteren zag ik op rechtspraak.nl het volgende in een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:576)
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 23 dec 2013 | Advocatuur, Deurwaarder, Procesrecht
In de wet staat dat processtukken moeten worden ondertekend. In procedure bij het gerechtshof Amsterdam constateerde ik dat een processtuk van de wederpartij was ondertekend met een handtekeningstempel. Dat leek mij niet juist en ik heb bezwaar gemaakt tegen dat processtuk. Vorige week deed het gerechtshof Amsterdam uitspraak.
Voordat ik de uitspraak bekend maak, zal ik eerst kort uiteenzetten wat de regels over het ondertekenen van processtukken luiden. Deze regels zijn opgenomen in artikel 83 Rv:
1. In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, worden de conclusies en akten, wanneer zij niet mondeling worden genomen, ondertekend door de partij van wie het stuk afkomstig is of door haar gemachtigde.
2. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, worden deze stukken ondertekend door de advocaat.
Processtukken moeten dus worden ondertekend door een advocaat. Dit is een uitvloeisel van het beginsel van verplichte procesvertegenwoordiging. Is een processtuk niet correct ondertekend, dan mag de rechter geen acht slaan op dat processtuk (HR 10 september 2010, NJ 2010, 485).
Uit de rechtspraak blijkt dat ondertekening “i/o” door een secretaresse niet kan worden aangemerkt als ondertekening door een advocaat. Als je wel met stempel mag ondertekenen, dan is de regel inhoudsloos. Immers, veelal zal de secretaresse de stempel zetten. Waarom zou zij wel de stempel mogen zetten, maar niet ondertekenen. Het lijkt me dat de strekking juist is dat de advocaat het processtuk zelf ondertekent d.m.v. zijn handtekening.
Het gerechtshof Amsterdam oordeelt als volgt:
“Het hof ziet in dit stadium van het geding ontoereikende grond om de memorie van antwoord terzijde te leggen, omdat deze niet is ondertekend. Het komt het hof voor dat het door X geconstateerde mankement, wat daar verder van zij, in elk geval kan worden hersteld. Hetgeen X heeft betoogd, geeft verder geen aanleiding te veronderstellen dat hier zodanig belang van X in het geding is dat geen gelegenheid voor hetstel zou moeten worden geboden.”
Het hof oordeelt dus dat processtukken die zijn ondertekend met een handtekeningstempel worden aangemerkt als niet ondertekende processtukken. Wel wordt de wederpartij in de gelegenheid gesteld om dit te herstellen. Dit laatste past in de trend van deformalisering van het burgerlijk procesrecht.
Wat mij opvalt, is dat het Gerechtshof Amsterdam het feit dat de memorie niet is ondertekend, kennelijk niet zo relevant vindt (“wat daar verder van zij”). Dit lijkt me strijdig met de achterliggende gedachte van de regel dat een conclusie/akte/memorie door een advocaat moet worden ondertekend.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 20 dec 2013 | Advocatuur, Gedragsrecht, Tuchtrecht
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden.
In dit vierde blog over deze gedragsregels zal ik het hebben over de manier waarop een advocaat zich mag uitlaten.
Hoe een advocaat zich zou moeten gedragen, is sinds jaar en dag onderwerp van discussie. Van der Linden schreef in zijn “Redevoeering” uit 1824:[1]
“Van hoonen en schelden moet men zich altijd onthouden. Want indien iemand zoo vermetel is, dat hij zijne zaak niet door goede redeneringen, maar door scheldwoorden meent te moeten goed maken, brengt hij zich in de verdenking van eene kwade zaak voor te hebben.”
Het ligt nogal voor de hand dat schelden niet behoort tot de gereedschapskist van de advocaat. Maar wat mag dan wel? Gedragsregel 31 omschrijft dit als volgt:
“De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten.”
Het is kort en bondig, maar heel erg veel duidelijker wordt het niet. Wat moet je verstaan onder “niet onnodig grievend”?
Een advocaat is partijdig, omdat hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Een advocaat mag zijn cliënt bijstaan op een manier die hem goeddunkt. Maar deze vrijheid is niet onbeperkt, zo blijkt uit vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline. De advocaat moet rekening houden met de belangen van de wederpartij, maar de belangen van zijn eigen cliënt zijn leidend.[2]
Of een advocaat over de schreef gaat, is afhankelijk van de situatie waarin hij zijn uitlatingen doet. Mag een advocaat melding maken van strafrechtelijke vervolging van de wederpartij wegens poging tot moord in procedure tot verkrijging van een straatverbod? Dat achtte het Hof van Discipline gezien de aard van de procedure (straatverbod)begrijpelijk en niet onnodig grievend.[3] Daartegenover staat het geval waarin de advocaat aan de grootvader van zijn cliënte schreef “cliënte is door u in haar jeugd regelmatig sexueel misbruikt”. Omdat de advocaat de lezing van zijn cliënte als vaststaand presenteerde zonder dat hij de juistheid heeft vastgesteld, was de klacht gegrond.[4]
Een belangrijk richtsnoer hierbij is dat de uitlating begrijpelijk is in het kader van de procedure of discussie die wordt gevoerd.
Eén advocate maakte het dermate bont, dat het Hof van Discipline – al dan niet met het de Redevoeering van Van der Linden in het achterhoofd – overwoog:[5]
“Het zou verweerster inmiddels duidelijk moeten zijn dat zij mag opkomen voor haar rechten, maar dat zij dat als advocaat behoort te doen met inhoudelijke argumenten en niet op een wijze zoals zij dat tot nu toe doet.”
Deze advocate gebruikte termen als “insinuerend en intimiderend optreden”, “valse aantijgingen”, “uw aanhoudende leugens”, “ù bent de gifbeker die dient te worden gestopt”, “het door u in de tuchtrechtprocedures gepleegd bedrog”, “u voortdurend aparte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert”, “door u (..) gedane lasterlijke uitspraken” en “het smaadschrift”, “laster”, “stalking” en “hun lasterlijke aanklachten (268 Sr)” en “chantage”. Dit is allemaal onnodig grievend.
Op de website tuchtrecht-updates.nl kan je zoeken in tuchtrechtelijke uitspraken.
[1] J. van der Linden, Redevoeering, Amsterdam: P. den Hengst en Zoon, p. 38.
[3] Hof van Discipline 23 februari 2001, 3054.
[4] Hof van Discipline 21 september 1992, 1663; Advocatenblad 1993, p. 320.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 3 nov 2013 | Advocatuur, Gedragsrecht, Procesrecht, Tuchtrecht
Ben je niet tevreden over je advocaat, dan kan je een klacht indienen. In dit blog zal ik de verschillende stappen / procedures kort uiteenzetten.
Het ligt voor de hand dat je je ongenoegen eerst kenbaar maakt aan je advocaat. Veel klachten worden op deze manier naar tevredenheid opgelost. Kom je er toch niet uit, dan kan je een officiële klacht indienen. Veel kantoren hebben een interne klachtenregeling. Blijf je ontevreden, dan kan je je wenden tot de deken.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 28 sep 2013 | Advocatuur, Gedragsrecht, Tuchtrecht
[LET OP!] Dit blog is gebaseerd op de Gedragsregels 1992. Inmiddels gelden de Gedragsregels 2018. Mijn nieuwe blog over de geheimhoudingsplicht lees je hier.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. In dit tweede blog over de gedragsregels zal ik het hebben over de geheimhoudingsplicht.
Fundamenteel beginsel
De geheimhoudingsplicht is één van de fundamentele beginselen voor de uitoefening van het beroep van advocaat. Het is van het grootste belang dat iedere cliënt hierop onvoorwaardelijk kan vertrouwen.
De geheimhouding vloeit voort uit de kernwaarde vertrouwelijkheid. Dit is één van de vijf kernwaarden van de advocatuur (zie mijn vorige blog).
Geheimhoudingsplicht
De geheimhoudingsplicht is vastgelegd in Gedragsregel 6 van de Gedragsregels 1992:
- De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
- Indien een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak naar zijn oordeel een gebruik maken van zijn verkregen kennis naar buiten eist, staat dat de advocaat vrij, voor zover de cliënt daartegen geen bezwaar heeft en voor zover dit in overeenstemming is met een goede beroepsuitoefening.
- De advocaat legt zijn medewerkers en personeel de inachtneming van een gelijke geheimhouding op.
- De geheimhoudingsplicht duurt voort na de beëindiging van de relatie met de cliënt.
- Indien de advocaat aan een wederpartij vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, zal de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen.
De onder 1 genoemde situatie is de algemene norm die geldt voor het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim geldt niet alleen voor de inhoud van de zaken die de advocaat behandelt, maar het gaat om alle informatie over de cliënt. Hierbij is niet van belang hoe de advocaat die informatie heeft verkregen.
De geheimhouding ziet ook op ‘de persoon van de cliënt’. Dit houdt in dat je in beginsel niet bekend maakt wie je cliënt is. Ook verkapte mededelingen zijn niet toegestaan als daaruit te herleiden valt wie je cliënt is.
In lid 2 is een belangrijke uitzondering opgenomen van de geheimhoudingsplicht. Indien het voor een zaak noodzakelijk is dat de advocaat kenbaar maakt wie zijn cliënt is en de cliënt heeft daartegen geen bezwaar, mag de advocaat de geheimhoudingsplicht doorbreken. De behandeling van een zaak maakt dit natuurlijk vaak noodzakelijk en in zoverre is het een logische uitzondering.
Einde zaak = einde geheimhoudingsplicht?
De geheimhoudingsplicht eindigt niet op het moment dat de cliënt overstapt naar een andere advocaat of als de zaak afgelopen is. Zelfs in het geval dat de cliënt overlijdt, blijft de geheimhoudingsplicht bestaan. Alleen bij zwaarwegende belangen kan hier een uitzondering op worden gemaakt.[1]
Tuchtrecht
Dient de cliënt een klacht in, dan geldt de geheimhoudingsplicht niet onverkort in de tuchtrechtprocedure. Zou dat anders zijn, dan wordt de advocaat bemoeilijkt in zijn verweer tegen de klacht van zijn cliënt en dat is niet de bedoeling.[2]
[1] HvD 14 juli 2000, 2936; Adv.bl. 2001, p.396.
[2] HvD 30 mei 1988, 1108 en HvD 6 november 1989, 1173.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 22 sep 2013 | Advocatuur, Gedragsrecht, Tuchtrecht
Vanaf nu zal ik van tijd tot tijd een blog wijden aan de gedragsregels voor advocaten. In dit eerste blog een inleiding in het gedragsrecht voor advocaten.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. Doet een advocaat dat niet dan kan hij daarvoor een tik op de vingers krijgen. Dit kan een lichte tik zijn (een waarschuwing) tot een zeer zware tik (schrapping van het tableau; denk aan Moszkowicz).
De gedragsregels zijn een uitvloeisel van de vijf kernwaarden van de advocatuur, te weten:
- onafhankelijk;
- partijdig;
- deskundig;
- integer;
- vertrouwelijk;
en van artikel 46 Advocatenwet:
“De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.”
Er zijn in totaal 39 gedragsregel waar advocaten zich aan moeten houden. De 39 gedragsregels zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, zoals ‘verhouding tot de cliënt’, ‘optreden in rechte’, ‘betrekkingen tussen advocaten’ en ‘financiële regels’.
De gedragsregels kunnen worden gezien als een uitwerking van de twee vet en cursief gedrukte zinnen. Het zijn normen die advocaten in acht moeten nemen. Het zijn geen strikte regels, maar een leidraad voor de advocaat bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.
De gedragsregels kan je hier nalezen.
Op de website tuchtrecht-updates.nl kan je zoeken in tuchtrechtelijke uitspraken.
In volgende blogs zal ik inhoudelijk ingaan op de gedragsregels. Als jullie een voorkeur hebben voor een bepaald onderwerp, laat dan een bericht achter (zie hieronder) en dan zal ik daar rekening mee houden.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 3 jul 2013 | Advocatuur, Algemeen, Procesrecht
Afgelopen week zijn in een omvangrijke operatie alle Landelijke Jurisprudentienummer (LJN) van de uitspraken op www.rechtspraak.nl omgezet naar European Case Law Indentifier (ECLI).
ECLI is een Europese standaard voor het uniek nummeren van rechterlijke uitspraken. De standaard is eind 2010 vastgesteld door de Raad van Ministers van de Europese Unie.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 23 mei 2013 | Opinie, Procesrecht, Rechtspraak
Nadat de voorgenomen kostendekkende griffierechten terecht niet zijn doorgegaan, zullen de griffierechten toch worden verhoogd. Binnenkort zal hiervoor een wetsvoorstel in consultatie gaan.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 25 apr 2013 | Procesrecht, Rechtspraak
Vandaag werd bekend dat de rechtbanken Den Haag en Rotterdam per 1 mei 2013 een pilot starten om hoger beroep in eenvoudige zaken te versnellen d.m.v. een second opinion procedure. Deze procedure dient als alternatief voor de reguliere hoger beroepprocedure.
Hierna zal ik betogen dat deze procedure mooier lijkt dan zij in werkelijkheid is.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 22 apr 2013 | Advocatuur, Tuchtrecht
Vandaag is het doek gevallen voor Bram Moszkowicz. het Hof van Discipline oordeelde dat hij het vertrouwen in de Advocatuur ernstig heeft geschaad – en daar hebben ze een punt.
Hieronder de integrale tekst van één van de zeven uitspraken.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 31 jan 2013 | Beslagrecht, Deurwaarder, Incasso, Procesrecht
In het Advocatenblad dat vandaag bij alle advocaten in Nederland op de mat ploft, staat in de rubriek “Even opfrissen’ een artikel van mij. Deze rubriek heeft als insteek – de naam zegt het al – het opfrissen van juridische kwesties die zijn weggezakt.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 23 okt 2012 | Advocatuur, Beslagrecht, Incasso, Procesrecht
Recent nam een collega advocaat contact over het volgende. De voorzieningenrechter had zijn verzoek om beslag op een woning te mogen leggen, afgewezen omdat de vordering waarvoor beslag zou worden gelegd nog niet opeisbaar was. Hij vroeg zich af of dat juist was.
In dit blog beantwoord ik deze vraag en tevens zal aan bod komen wat je er tegen kan doen.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
Recente reacties