De Rotterdamse regelrechter

De Rotterdamse regelrechter

Sinds deze maand kent de rechtbank Rotterdam een echte Rotterdamse regelrechter; een experiment waaraan partijen vrijwillig kunnen deelnemen.

Experimenteren

De afgelopen jaren ontplooide De Rechtspraak de nodige initiatieven op het gebied van alternatieve procedures. Bijna altijd vanuit de gedachte dat het goedkoper en laagdrempeliger moest dan een gewone gerechtelijke procedure. Voorbeelden hiervan zijn de Spreekuurrechteren de eKantonrechter.

Deze experimenten vinden meestal plaats bij de kantonrechter.[1] De reden hiervan is dat in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een artikel staat dat regelt dat partijen hun geschil gezamenlijk aan de kantonrechter van hun keuze kunnen voorleggen. In dat geval bepaalt de kantonrechter hoe de procedure zal verlopen.[2] Dit artikel biedt dus de mogelijkheid om alternatieve procedures te ontwikkelen en uit te proberen.

Voorwaarde is wel dat de procespartijen akkoord moeten gaan met het volgen van deze nieuwe procedure. Gaat één van partijen niet akkoord, dan moet de reguliere dagvaardingsprocedure worden gevolgd.

De procedure bij de regelrechter

De procedure begint met het indienen van het formulier “Zaak voor de regelrechter”. Dit formulier kunnen partijen (of hun gemachtigden) gezamenlijk indienen, maar dat hoeft niet.

Gezamenlijk verzoek

Dienen partijen het formulier gezamenlijk in, dan beslist de regelrechter of de zaak geschikt is voor de regelrechter. Als de regelrechter vindt dat de zaak geschikt is, dan worden partijen uitgenodigd voor een goed gesprek met de rechter. Partijen mogen zich laten bijstaan door een advocaat of gemachtigde, maar dit hoeft niet. Vindt de regelrechter de zaak niet geschikt, dan bericht hij dit aan partijen en legt hij uit waarom hij dat vindt.

Eenzijdig verzoek

Stuurt één van de partijen het formulier aan de regelrechter, dan beoordeelt de regelrechter of de zaak zich leent voor dit experiment. Meent de regelrechter dat dit niet het geval is, dan wordt de aanvrager daarover geïnformeerd.

Doorstaat de aanvraag de toets der kritiek, dan zal de rechtbank bij de andere partij informeren of die bereid is mee te werken aan een procedure bij de regelrechter. Stemt deze partij in, dan zullen partijen bij de rechter hun geschil gaan bespreken. Stemt deze partij niet in, dan komt er geen gesprek bij de rechter en zullen partijen worden gewezen om de mogelijkheid via de normale procedure aan de kantonrechter voor te leggen.

Het gesprek

Als alle partijen instemmen met behandeling van hun geschil door de regelrechter, dan volgt op korte termijn een gezamenlijk gesprek met de rechter. Het doel van dit gesprek is om te kijken of er een oplossing (schikking) kan worden bereikt. Als dat het geval is, dan worden de gemaakte afspraken vastgelegd in een proces-verbaal dat beide partijen ondertekenen.

Komt er geen minnelijke schikking tot stand, dan kan de kantonrechter mondeling uitspraak doen. Deze mondelinge uitspraak wordt daarna vastgelegd in een proces-verbaal. Daarmee is de procedure ten einde.

Een derde optie is dat er geen schikking tot stand komt en de regelrechter geen mondelinge uitspraak doet. In dat geval krijgen partijen op de zitting, maar in ieder geval binnen één week, te horen hoe de procedure zal worden voortgezet. Het is mogelijk dat de regelrechter aanvullende informatie of aanvullende stukken van één of beide partijen wil ontvangen.

Proceskosten

Uitzonderingen daargelaten, zal de rechter de proceskosten van partijen in het vonnis compenseren. Dit betekent dat de verliezende partij niet de proceskosten van de winnende partij hoeft te betalen. De reden hiervan is dat beide partijen vrijwillig hebben meegewerkt aan de experimentele procedure.

Termijnen

Op Twitter vroegen meerdere mensen zich af hoe het zit met lopende termijnen, zoals een verjaringstermijn, die in een normale procedure worden gestuit door de betekening van de dagvaarding.

 

 

De procedure is aanhangig op de datum dat het gezamenlijk verzoek op de griffie is ontvangen.

Is sprake van een eenzijdig verzoek, dan is de procedure aanhangig op de datum waarop de griffie het bericht van de wederpartij dat deze instemt met procedure bij de Rotterdamse regelrechter.

Hoger beroep

Hoger beroep is alleen mogelijk als partijen zich dat recht hebben voorbehouden.[3] Op het formulier waarmee de zaak wordt aangebracht, moeten partijen aangeven of ze de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan als er geen schikking wordt bereikt.

Zelfs als partijen hebben besloten dat ze de mogelijkheid van hoger beroep openhouden, dan betekent dat niet dat ze altijd in hoger beroep kunnen gaan. Ook hier geldt, net als bij de gewone dagvaardingsprocedure, de appelgrens. Dit betekent dat hoger beroep alleen mogelijk is als de vordering die aan de regelrechter is voorgelegd, hoger is dan €1.750. Meer over de appelgrens lees je in mijn blog “De appelgrens: wanneer kan je in hoger beroep?”.

Kosten

Het griffierecht bedraagt de helft van het laagste tarief bij de kantonrechter, tenminste als een consument bij de procedure betrokken is. In dat geval betaalt iedere partij een griffierecht van € 39,50 (tarief 2018).

Zijn beide partijen bedrijven, dan betalen ze allebei de helft van het normale tarief. Hoeveel is dit is, is afhankelijk is van de hoogte van de vordering.

Looptijd

Dit experiment loopt van september 2018 tot vooralsnog uiterlijk december 2019. Het kan dus zijn dat de stekker er eerder wordt uitgetrokken of dat eerder wordt besloten om de Rotterdamse Regelrechter tot het vaste arsenaal procedures van de Rotterdamse rechtbank te laten horen.

 

=====

[1] Ook in hoger beroep wordt geëxperimenteerd; zie de second opinionprocedurevan het gerechtshof Den Haag.

[2] Artikel 96 Rv.

[3] Artikel 333 Rv.

De Rotterdamse regelrechter

e-Court: verzoek prejudiciële vragen afgewezen

E-Court verzoekt om een verzoek tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis (exequatur) te verlenen en verzoekt daarbij ook om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. In een nogal curieuze zaak wijst de rechtbank Overijssel beide verzoeken af.

 

e-Court

Over e-Court is dit jaar al veel te doen geweest en voor het tijdschrift Beslag, executie en rechtsvordering in de praktijk wijdde ik een column aan die ophef.

De handelwijze van e-Court kon naar het oordeel van de Rechtspraak niet door de beugel en men was voornemens om prejudiciële vragen te stellen. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van de rechter aan de Hoge Raad. Dit kon toen niet, omdat e-Court al haar zaken had ingetrokken.

 

Curieus

Recent heeft e-Court dan toch een verzoek ingediend om een exequatur te verlenen op een arbitraal vonnis en daarbij verzocht zij ook om prejudiciële vragen te stellen. Omdat de Rechtspraak dit ook van plan was, leek dit laatste een formaliteit. Maar niets bleek minder waar. De rechtbank komt namelijk tot de conclusie dat niet is gebleken dat de arbiter onpartijdig en onafhankelijk is.

 

Wat was het geval?

Een arbiter van e-Court had in twee zaken een van zorgverzekeraar CZ een oordeel geveld. Het arbitrale vonnis was door e-Court aan de rechtbank Overijssel toegestuurd met het verzoek om een exequatur te verlenen en om prejudiciële vragen te stellen.

Gedaagde in één van de zaken was de oprichtster van e-Court, die nu directrice is van ITEC Services B.V., de administrateur van e-Court. Zij vertegenwoordigde, samen met de advocaat, e-Court op de mondelinge behandeling. De gedaagde van de andere arbitragezaak was niet aanwezig.

Tijdens de mondelinge behandeling erkende de oprichtster dat zij gedaagde was in het ene arbitrale geschil. Over het andere geschil kon zij geen mededeling doen. Wel werd namens e-Court aangevoerd dat vaker verzoeken bij de rechtbank Overijssel zijn ingediend in zaken waarbij deze twee dames gedaagden waren in de arbitrale procedure.

Dit vond de rechter opmerkelijk en was aanleiding om onderzoek te doen in de Basisregistratie Personen. Ongetwijfeld leidde dit onderzoek tot op zijn minst tot gefronste wenkbrauwen bij de rechter: de gedaagde in de andere zaak bleek namelijk de moeder te zijn van de oprichtster van e-Court!

Het is niet zo netjes van e-Court om dit te verzwijgen als de rechter daarnaar vraagt.

De nauwe band tussen e-Court en haar oprichtster en administrateur is voor de rechter aanleiding om te onderzoeken of de arbiter die de arbitrale vonnissen heeft gewezen onafhankelijk en onpartijdig is. Is dit niet het geval, dan kan het verlof tot tenuitvoerlegging (de exequatur) worden geweigerd.[1]

Arbiters zijn gebonden aan de gedragsregels van e-Court en hierin staat onder andere:

Geschilbeslechters van e-Court zijn aan de volgende gedragscode gebonden.

  1. Onafhankelijkheid en Onpartijdigheid

1.1 Geschilbeslechters accepteren geen zaken waarin hun onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid onderwerp van discussie kan zijn. (…)

1.2 Risico’s rond onafhankelijkheid en onpartijdigheid doen zich bijvoorbeeld voor indien:

  1. geschilbeslechters in een familierelatie staan tot een van de procespartijen of hun vertegenwoordigers;
  2. een van de procespartijen of hun vertegenwoordigers tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van Geschilbeslechters behoren;
  3. geschilbeslechters korter dan één (1) jaar geleden werkzaam zijn geweest bij een van de procespartijen, of deze als cliënt hebben geadviseerd of bijgestaan;
  4. partijen of hun vertegenwoordigers te dicht in relatie staan tot een levenspartner of directe familieleden van Geschilbeslechters;
  5. er andere omstandigheden zijn waardoor de schijn van partijdigheid wordt of kan worden gewekt.

De arbiter heeft weliswaar in het arbitraal vonnis overwogen dat het proces heeft plaatsgevonden tegenover een deskundige en onpartijdige arbiter. Maar de arbiter heeft niet geconstateerd dat één van de gedaagden de directeur is van de administrateur van e-Court en dat de ander haar moeder is. Ook blijkt niet uit het arbitraal vonnis dat de arbiter heeft overwogen of hij voldoende onafhankelijk en/of onpartijdig kon optreden in deze zaken.

Hier doet zich de situatie voor die staat in artikel 1.2 onderdeel d van de Gedragscode. De directrice van ITEC Services is nauw verbonden aan e-Court, de organisatie die de arbiter heeft benoemd, en haar moeder valt naar het oordeel van de rechter ook onder die beschrijving. Gelet hierop had de arbiter op grond van artikel 1.1 van de Gedragscode de zaak niet moeten accepteren dan wel hierover in ieder geval een inzichtelijke afweging moeten maken. Dat heeft de arbiter nagelaten.

Op grond hiervan oordeelt de rechter de arbiter niet onpartijdig of onafhankelijk is en dat hij deze zaak niet in behandeling had mogen nemen. De rechter wijst hierom het verzoek tot tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen af.

 

Geen prejudiciële vragen

De rechter wijst ook het verzoek af om prejudiciële vragen te stellen af en hij overweegt hierover:

De voorzieningenrechter hecht er aan te vermelden dat het bij het stellen van vragen aan de Hoge Raad zoals bedoeld in artikel 392 lid 2 Rv zou moeten gaan om een zaak waarbij de gedaagde partijen niet op enige manier zijn verbonden aan de verzoekende partij (hier: e-Court), zodat op een deugdelijke manier hoor en wederhoor kan plaatsvinden van alle betrokken belanghebbenden in deze verzoekschriftprocedure. Dit mede gelet op het feit dat e-Court in deze procedure op basis van haar procesreglement optreedt als privatieve lasthebber van beide arbitrale procespartijen. Eventueel te stellen prejudiciële vragen zullen met name betrekking hebben op de vraag wat onder summierlijk onderzoek moet worden verstaan in het kader van consumentrechtelijke bescherming.

 

De hele uitspraak van de rechtbank Overijssel lees je hier.

 

=====

[1] HR 18 februari 1994, NJ 1994/765.

 

[Column] e-Court: hetze of gebrekkig alternatief?

[Column] e-Court: hetze of gebrekkig alternatief?

Online geschillenbeslechter e-Court was de afgelopen periode veelvuldig in het nieuws. Alle reden dus om in het nieuwste nummer van het Tijdschrift voor beslag, executie & rechtsvordering in de praktijk (BER) met een kritische blik te kijken naar de ontwikkelingen en meningen rondom e-Court. Voert de Rechtspraak een hetze tegen e-Court of is e-Court een gebrekkig alternatief voor een procedure bij de kantonrechter?

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Klik hier om de column te downloaden

 

Citeertitel: J.M. Veldhuis, e-Court: hetze of gebrekkig alternatief?, BER 2018-3, p. 27-28.

 

UPDATE 15 juni 2018

In juni 2018 deed e-Court weer van zich spreken en ik blogde er over: e-Court: verzoek prejudiciële vragen afgewezen.

 

%d bloggers liken dit: