In 2011 is de competentiegrens verhoogd van € 5.000 naar € 25.000. Dit betekent dat geldvorderingen tot € 25.000 door de kantonrechter worden beslecht. Bij de kantonrechter is bijstand door een advocaat niet verplicht (voor meer informatie klik hier).
Destijds is veel zorg geuit over de mogelijke (negatieve) gevolgen van de kwaliteit van de rechtshulp. In de Tweede Kamer vroeg men zich onder andere af of mensen die zonder advocaat procederen eenvoudig hun zaak verliezen als gevolg van een gebrek aan kennis en ervaring.
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (www.wodc.nl) voert momenteel een uitgebreid landelijk evaluatieonderzoek uit naar de gevolgen van deze competentieverhoging. Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek ziet op de mogelijke negatieve gevolgen van het zichzelf in rechte vertegenwoordigen of vertegenwoordiging door een gemachtigde die geen advocaat is. Dit onderzoeksonderdeel ziet zowel op de schriftelijke processtukken als op het optreden van advocaten, gemachtigden en procespartijen in persoon (“doe-het-zelvers”) ter zitting.
In het onderzoeksonderdeel naar de kwaliteit van rechtshulp zullen van ongeveer 250 zaken de dagvaarding en de conclusie van antwoord onderzocht worden (in totaal dus 500 processtukken). En aan zes rechtbanken is gevraagd om elk in 50 comparities het optreden van advocaten, gemachtigden en doe-het-zelvers te beoordelen. Bovendien hebben begin 2015 ongeveer 600 procespartijen deelgenomen aan een enquête over onder andere de kwaliteit van rechtshulp waarvan gebruik was gemaakt in een zaak die was afgedaan tussen 2013 en medio 2014. Op basis hiervan kan een gefundeerde conclusie worden getrokken of de kwaliteit systematisch verschilt al naar gelang het type ingeschakelde gemachtigde en of de verhoging van de competentiegrens gevolgen heeft gehad voor de kwaliteit van de processtukken en de juridische bijstand.
Vorige maand werd ik benaderd om mee te werken aan het onderzoeksonderdeel dat ziet op het beoordelen van processtukken. Samen met een aantal andere advocaten, rechters en griffiemedewerkers vond deze week een panelbijeenkomst plaats bij de rechtbank Amsterdam. Afgelopen juli vond een soortgelijke bijeenkomst plaats voor advocaten uit de regio Utrecht. Onze taak was om een aantal (geanonimiseerde) processtukken te beoordelen op een aantal specifieke punten. Deze processtukken zijn afkomstig van o.a. advocaten, deurwaarders, rechtsbijstandverzekeraars en doe-het-zelvers. Het waren geen zaken van rechtbanken uit de regio en ook was niet bekend wie de processtukken hadden opgesteld.
Wat mij met name opviel in de processtukken die ik heb beoordeeld, is dat het bewijsaanbod in bijna alle processtukken (veel) te algemeen was. Vaak wordt volstaan met de mededeling om “alle stellingen te bewijzen door alle middelen rechtens”. Een bewijsaanbod moet afdoende gespecificeerd zijn, anders zal de rechter er aan voorbij gaan en dat kan ertoe leiden dat je de zaak verliest. Dit is voor alle gemachtigden en doe-het-zelvers, maar ook voor een aantal advocaten, een punt van aandacht.
Het onderzoek eindigt eind maart 2016 en het eindrapport wordt naar verwachting in de zomer van 2016 gepubliceerd. De resultaten zullen worden vergeleken met een vergelijkbaar onderzoek dat in 2011 is uitgevoerd voor de verhoging van de competentiegrens. Wordt dus vervolgd.
Interessant Jeroen. Ik zal het rapport tzt met grote belangstelling lezen