Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden.
In dit vierde blog over deze gedragsregels zal ik het hebben over de manier waarop een advocaat zich mag uitlaten.
Hoe een advocaat zich zou moeten gedragen, is sinds jaar en dag onderwerp van discussie. Van der Linden schreef in zijn “Redevoeering” uit 1824:[1]
“Van hoonen en schelden moet men zich altijd onthouden. Want indien iemand zoo vermetel is, dat hij zijne zaak niet door goede redeneringen, maar door scheldwoorden meent te moeten goed maken, brengt hij zich in de verdenking van eene kwade zaak voor te hebben.”
Het ligt nogal voor de hand dat schelden niet behoort tot de gereedschapskist van de advocaat. Maar wat mag dan wel? Gedragsregel 31 omschrijft dit als volgt:
“De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten.”
Het is kort en bondig, maar heel erg veel duidelijker wordt het niet. Wat moet je verstaan onder “niet onnodig grievend”?
Een advocaat is partijdig, omdat hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Een advocaat mag zijn cliënt bijstaan op een manier die hem goeddunkt. Maar deze vrijheid is niet onbeperkt, zo blijkt uit vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline. De advocaat moet rekening houden met de belangen van de wederpartij, maar de belangen van zijn eigen cliënt zijn leidend.[2]
Of een advocaat over de schreef gaat, is afhankelijk van de situatie waarin hij zijn uitlatingen doet. Mag een advocaat melding maken van strafrechtelijke vervolging van de wederpartij wegens poging tot moord in procedure tot verkrijging van een straatverbod? Dat achtte het Hof van Discipline gezien de aard van de procedure (straatverbod)begrijpelijk en niet onnodig grievend.[3] Daartegenover staat het geval waarin de advocaat aan de grootvader van zijn cliënte schreef “cliënte is door u in haar jeugd regelmatig sexueel misbruikt”. Omdat de advocaat de lezing van zijn cliënte als vaststaand presenteerde zonder dat hij de juistheid heeft vastgesteld, was de klacht gegrond.[4]
Een belangrijk richtsnoer hierbij is dat de uitlating begrijpelijk is in het kader van de procedure of discussie die wordt gevoerd.
Eén advocate maakte het dermate bont, dat het Hof van Discipline – al dan niet met het de Redevoeering van Van der Linden in het achterhoofd – overwoog:[5]
“Het zou verweerster inmiddels duidelijk moeten zijn dat zij mag opkomen voor haar rechten, maar dat zij dat als advocaat behoort te doen met inhoudelijke argumenten en niet op een wijze zoals zij dat tot nu toe doet.”
Deze advocate gebruikte termen als “insinuerend en intimiderend optreden”, “valse aantijgingen”, “uw aanhoudende leugens”, “ù bent de gifbeker die dient te worden gestopt”, “het door u in de tuchtrechtprocedures gepleegd bedrog”, “u voortdurend aparte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert”, “door u (..) gedane lasterlijke uitspraken” en “het smaadschrift”, “laster”, “stalking” en “hun lasterlijke aanklachten (268 Sr)” en “chantage”. Dit is allemaal onnodig grievend.
Op de website tuchtrecht-updates.nl kan je zoeken in tuchtrechtelijke uitspraken.
[1] J. van der Linden, Redevoeering, Amsterdam: P. den Hengst en Zoon, p. 38.
[2] Raad van Discipline Arnhem 15 november 2013, 252, ECLI:NL:TADRARN:2013:88.
[3] Hof van Discipline 23 februari 2001, 3054.
[4] Hof van Discipline 21 september 1992, 1663; Advocatenblad 1993, p. 320.
[5] Hof van Discipline 20 april 2012, nr. 5769, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4456.
Interessant om nog te vermelden dat het hof van discipline twee keer is ‘teruggefloten’ door het EHRM, omdat veroordelingen wegens onnodige grievendheid de vrijheid van meningsuiting aantastten. Onder invloed daarvan en van de algehele verzakelijking en verruwing kan er nu meer worden gezegd dan eerder.
Verder mag de grap van de pinguin van Van Manen niet ontbreken: de advocaat die tegen zijn confrère of collega meedeelt dat hij hem graag onnodig wil grieven maar niets onnodigs kan verzinnen.
Geachte heer, mevrouw,
Gaarne zou ik een beroep willen doen op uw expertise. Wij hebben door een advocaat een mail gekregen met daarin het verzoek om onze medewerking te verlenen aan een nieuwe poging tot aanpassing van alimentatie. Dit om een nieuwe gerechtelijke procedure te voorkomen. Nu is de ex van mijn partner zoals hij stelt niet vermogend genoeg en heeft dit als reden opgegeven. Helaas is de advocaat direct erop bezig geweest om middels de rechtbank een nieuw verzoek in te dienen. Inmiddels hebben wij aangegeven dat wij bereidwillig zijn om onze medewerking te verlenen, zodra de ex inzage geeft in het inkomen wat hij heeft. Het inkomen is vanuit het verleden nog nooit getoond en blijven de bedragen gis werk. Nu onze vraag, mag een advocaat van de tegenpartij (wij hebben nog geen advocaat) zomaar verzoeken doen tot medewerken met vals redenen. Het verzoek aan de rechtbank was reeds onderweg en toch verzoeken om buiten de rechtbank medewerking te vragen. In het verzoekschrift worden wederom geen financiële gegevens weergegeven wat aanleiding kan geven om de alimentatie aan te passen. Het is buiten de waarden en normen waar wij voor staan. Wij komen hierdoor in de financiële problemen, omdat ons inkomen boven de wettelijke norm valt voor toevoeging en wij verplicht zijn om de advocaatskosten (erg veel geld) te gaan dragen. Hier is ook wederom de ex van mijn partner die elke maal opnieuw een familierechtzaak aanspant, zonder geldige redenen. Gewoon omdat hij het kan. Waar is hier recht en waar is deze aan onze zijde.
Gaarne zijn wij bereid een en ander mondeling toe te lichten.
Met een vriendelijke groet,
Hoogachtend,
Siegmund Hulzebos