door Jeroen Veldhuis | 19 dec 2017 | Geen categorie, Incasso
Voor het Advocatenblad dat vandaag verschijnt, schreef ik een ‘opfrisser’ met als onderwerp buitengerechtelijke incassokosten. Een ‘opfrisser’ is een artikel over juridische kwesties die zijn weggezakt.
De afgelopen jaren beantwoordde de Hoge Raad hierover vele prejudiciële vragen en daaraan wijdde ik meerdere blogs. Het leek me goed om de regels omtrent de buitengerechtelijke incassokosten eens op een rijtje te zetten, zodat een ieder zijn of haar kennis kan opfrissen.
Download artikel
Consumenten en kleine bedrijven beschermen tegen onredelijke incassokosten en onduidelijkheid over de verschuldigdheid en de hoogte van incassokosten wegnemen. Dat waren de doelen van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (de ‘WIK’) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het ‘Besluit’), die op 1 juli 2012 in werking traden. Het Besluit werkt uit voor welke vorderingen de WIK geldt en hoe de incassokosten worden berekend. In plaats dat de discussie over incassokosten met de WIK tot een einde kwam, leek het wel of die juist werd aangewakkerd. De afgelopen jaren zijn maar liefst twaalf prejudiciële vragen gesteld over dit onderwerp.
Om beide doelen van de wet te bereiken zijn de incassokosten geabstraheerd van de daadwerkelijk verrichte incassohandelingen. Het is niet meer relevant wie welke incassohandelingen verricht.[1] De WIK geldt enkel voor geldvorderingen uit overeenkomst, omdat de omvang van die vorderingen (de hoofdsom) eenvoudig is vast te stellen. Voor vorderingen uit hoofde van schadevergoeding geldt de WIK niet, tenzij deze zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of de verbintenis tot betaling van een geldsom is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.[2]
Bij zakelijke incasso’s is de WIK aanvullend recht. Partijen kunnen dus afwijkende afspraken maken. Er hoeft geen aanmaning te worden verzonden voordat de debiteur incassokosten verschuldigd is. De zakelijke debiteur is altijd 40 euro aan incassokosten verschuldigd als de wettelijke of contractuele betalingstermijn is verstreken; hiervan kan niet worden afgeweken.[3]
Bij consumentenincasso’s ligt dit anders. Hier is de WIK dwingend recht en afwijken ten nadele van de consument kan niet; afwijken ten voordele wel. Voordat een consument incassokosten verschuldigd is, moet de schuldeiser twee hordes nemen. Ten eerste moet de consument in verzuim geraken. De tweede horde is dat de in verzuim verkerende consument nog veertien dagen de tijd wordt gegund om alsnog te betalen. Dit moet schriftelijk gebeuren middels de zogeheten veertiendagenbrief. Hierin moeten de gevolgen van niet betaling worden aangegeven, waaronder het bedrag dat aan incassokosten verschuldigd zal zijn (artikel 6:96 lid 5 Burgerlijk Wetboek). Dit is om consumenten te waarschuwen, zodat ze niet verrast worden door de incassokosten.
De veertiendagentermijn start op ‘de dag na aanmaning’. Wanneer dit precies is, was niet duidelijk. De Hoge Raad bepaalde dat deze termijn aanvangt op de dag nadat de schuldenaar de aanmaning ontvangt.[4] In de praktijk blijkt dat consumenten lang niet altijd de volledige termijn van veertien dagen wordt gegund. Nog steeds wordt bijvoorbeeld gesommeerd tot betaling ‘binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief’. Dat is dus niet juist en dan zijn geen incassokosten verschuldigd. Dit gebrek kan worden hersteld door alsnog een correcte veertiendagenbrief te sturen.[5] Leidt een correcte veertiendagenbrief niet tot tijdige en volledige betaling, dan zijn incassokosten verschuldigd zonder dat verdere incassohandelingen nodig zijn.[6]
In juli 2015 bepaalde de Hoge Raad desgevraagd dat incassokosten onder het begrip kosten van artikel 6:44 lid 1 BW vallen.[7] Dit betekent dat een (deel)betaling eerst in mindering strekt op de kosten (waaronder incassokosten), vervolgens op de rente en tenslotte op de hoofdsom en de lopende rente.
Citeertitel: J.M. Veldhuis, Buitengerechtelijk incassokosten, Adv.bl. 2017-10, p. 69.
Download artikel
=====
[1] Staatsblad 2012, nr. 141, p. 3. Zo ook: HR 13 juni 2014, NJ 2014, 405, r.o. 3.6.
[2] Artikel 1 Besluit, Kamerstukken II 2009/10, 32418, nr. 3, p. 2 en Staatsblad 2012, nr. 141, p. 1.
[3] Artikel 6 lid 1 Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1).
[4] HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704, r.o 3.4.
[5] Idem, r.o 3.6.2.
[6] HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405.
[7] HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 9 jan 2017 | Incasso
Op 1 juni 2016 stelde de rechter zes prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over incassokosten en de veertiendagenbrief bij consumentenincasso’s.[1] Inmiddels beantwoordde de Hoge Raad deze vragen.[2]
Veertiendagentermijn
De kern van al het gedoe rond de veertiendagenbrief is artikel 6:96 lid 6 BW, waarin staat dat een consument buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is als vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning.
De prejudiciële vragen zien op de start van de termijn, wie moet bewijzen dat een brief is ontvangen en wat is het uitgangspunt van het moment dat een brief bezorgd wordt?
Start termijn
De veertiendagentermijn begint te lopen op de dag nadat de consument de veertiendagenbrief heeft ontvangen. De achterliggende gedachte is dat een consument in ieder geval de volle 14 dagen de gelegenheid heeft om de vordering te betalen zonder buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.
Moment van bezorging
In zaken waarbij de schuldenaar niet in de procedure verschijnt (verstekzaken), is het niet onredelijk om als uitgangspunt te nemen dat de brief is bezorgd op de tweede dag na verzending. Een zondag, maandag of officiële feestdag tellen niet mee als tussenliggende dag of als dag van bezorging.
Hoe moet het?
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de sommatie “het verschuldigde bedrag moet binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief betaald zijn” niet afdoende is. Immers, de brief wordt niet ontvangen op de dag dat deze (per post) wordt verzonden. Hoe moet het dan wel?
De formulering dat incassokosten verschuldigd worden indien niet betaald is “binnen veertien dagen vanaf de dag nadat deze brief bij u is bezorgd” of “binnen vijftien dagen nadat deze brief bij u is bezorgd” voldoet dus wel aan de wettelijke eisen, aldus de Hoge Raad.
Verkeerde termijn
Stel, je stuurt een brief met de sommatie “het verschuldigde bedrag moet binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief betaald zijn”, wat zijn dan de gevolgen?
Het gevolg is dat je geen aanspraak kan maken op incassokosten. Maar je kan dit herstellen. Maar niet door een tweede brief te sturen met bijvoorbeeld een nieuwe sommatie om alsnog binnen 10 dagen te betalen om zodoende te termijn op te rekken en het gebrek te repareren. Je zult een nieuwe veertiendagenbrief moeten sturen die wel aan de wettelijke eisen voldoet.
Deelbetaling
Betaalt de consument de helft binnen de termijn gesteld in de (correcte) veertiendagenbrief, dan is hij incassokosten verschuldigd. De vraag is over welke hoofdsom? De gehele hoofdsom of over het onbetaalde gedeelte (de restant hoofdsom).
Het antwoord is: de consument is incassokosten verschuldigd over de restant hoofdsom.
Ambtshalve toetsing
Verschijnt de schuldenaar in de procedure, dan kan hij een beroep doen op het feit dat hem niet de juiste termijn is gegeven en dat hij geen incassokosten verschuldigd is. Maar ook als hij dit niet doet, staat het de rechter vrij om uit eigen beweging te controleren of aan de regels is voldaan.
In verstekzaken moet de rechter beoordelen of de schuldeiser voldoende gesteld heeft voor toewijzing van de gevorderde incassokosten en of de schuldeiser overeenkomstig die regels heeft gehandeld.
Bewijslast
Stel, de schuldenaar voert aan dat hij de brief niet heeft ontvangen of niet op de dag waarvan de schuldeiser zegt dat hij die heeft ontvangen. In dat geval moet de schuldeiser aantonen dat de brief ontvangen is.
=====
[1] Rb Midden-Nederland 23 maart 2016 1 juni 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:3054. Zie ook Rb Midden-Nederland 23 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1575.
[2] Hoge Raad 26 november 2016, ECLI:NL:HR:2704.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 7 aug 2015 | Incasso, Rechtspraak
Wordt een vordering niet betaald, dan is de schuldenaar (vaak) ook rente en incassokosten verschuldigd. Als een vervolgens (deel)betaling wordt gedaan, dan strekt die betaling in eerste instantie in mindering op “de kosten”, vervolgens in mindering op de rente en tenslotte in mindering op de hoofdsom en de lopende rente. Dit is geregeld in artikel 6:44 BW en wordt de “imputatieregel” genoemd.
Lange tijd was er discussie over de vraag of de buitengerechtelijke incassokosten ook onder het begrip “de kosten” vallen. Rechtbanken en gerechtshoven oordeelden hier verschillend over. In haar arrest van 10 juli 2015 maakt de Hoge Raad een eind aan deze discussie.
(meer…)
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
Recente reacties