door Jeroen Veldhuis | 8 mrt 2018 | Consument, Incasso
Bestuursorganen kunnen sinds 2009 bij de executie van dwangbevelen ook aanspraak maken op redelijke buitengerechtelijke kosten.[1]
Oude regeling
Tot voor kort gold de regel dat enkel redelijke buitengerechtelijke kosten in rekening konden worden gebracht met een maximum van 15% van de hoofdsom.[2] Voor hoge(re) bedragen slechts de redelijke kosten, omdat 15% in die gevallen onredelijk is.
Praktijk onredelijk
In de praktijk bleek dat bestuursorganen vaak standaard 15% in rekening brachten, dus ook bij (hele) hoge vorderingen. Dat was de aanleiding om de regeling aan te passen.[3]
Nieuwe regeling
In de nieuwe regeling worden de incassokosten berekend volgens een staffel die gelijk is aan de staffel van het op 1 juli 2012 in werking getreden Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (‘Besluit Incassokosten’), behorend bij de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (‘Wet incassokosten’). Dit betekent dat de maximaal in rekening te brengen incassokosten volgens een staffel worden berekend en dat de maximale incassokosten € 6.775 bedragen.[4]
| |
---|
15% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de eerste € 2500 | maximum € 375 |
10% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 2500 | maximum € 250 |
5% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 5000 | maximum € 250 |
1% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 190.000 | maximum € 1.900 |
0,5% over het meerdere van de hoofdsom | maximale kosten € 6.775 |
Verschil met de Wet incassokosten is dat bij het Besluit buitengerechtelijke kosten geen minimum bedrag van € 40 geldt.
Daadwerkelijke kosten
Doel van de Wet incassokosten is onder andere om discussie over de hoogte van incassokosten te voorkomen. Daarom is in het Besluit incassokosten uitgegaan van een vaste vergoeding voor incassokosten waarbij geabstraheerd is van de daadwerkelijk door de schuldeiser gemaakte kosten voor verrichte incassohandelingen.[5] Voor dwangbevelen geldt dit niet, hierbij blijft de regel dat alleen incassokosten gevorderd kunnen worden als deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en als deze kosten de redelijkheidstoets kunnen doorstaan.[6]
Het verplichte gebruik van de staffel heeft dus enkel tot doel te voorkomen dat bij omvangrijke geldschulden standaard 15% buitengerechtelijke kosten wordt berekend, waardoor dat bedrag niet in verhouding staat tot de kosten die in het kader van de betekening en tenuitvoerlegging van een dwangbevel daadwerkelijk zijn gemaakt.[7]
=====
[1] Artikel 4:120 lid 2 Awb juncto artikel 1 Besluit buitengerechtelijke kosten (oud), Staatsblad 2009, nr. 268.
[2] Artikel 1 Besluit buitengerechtelijke kosten (Staatsblad 2009, nr. 268).
[3] Besluit van 25 oktober 2017, houdende wijziging van het Besluit buitengerechtelijke kosten in verband met de nadere normering van de regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen. Staatsblad 2017, 419.
[4] Artikel 1 lid 1 Besluit buitengerechtelijke kosten.
[5] Staatsblad 2012, 141, p. 3.
[6] Staatsblad 2017, 419, p. 4.
[7] Staatsblad 2017, 419, p. 4.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
door Jeroen Veldhuis | 19 dec 2017 | Geen categorie, Incasso
Voor het Advocatenblad dat vandaag verschijnt, schreef ik een ‘opfrisser’ met als onderwerp buitengerechtelijke incassokosten. Een ‘opfrisser’ is een artikel over juridische kwesties die zijn weggezakt.
De afgelopen jaren beantwoordde de Hoge Raad hierover vele prejudiciële vragen en daaraan wijdde ik meerdere blogs. Het leek me goed om de regels omtrent de buitengerechtelijke incassokosten eens op een rijtje te zetten, zodat een ieder zijn of haar kennis kan opfrissen.
Download artikel
Consumenten en kleine bedrijven beschermen tegen onredelijke incassokosten en onduidelijkheid over de verschuldigdheid en de hoogte van incassokosten wegnemen. Dat waren de doelen van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (de ‘WIK’) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het ‘Besluit’), die op 1 juli 2012 in werking traden. Het Besluit werkt uit voor welke vorderingen de WIK geldt en hoe de incassokosten worden berekend. In plaats dat de discussie over incassokosten met de WIK tot een einde kwam, leek het wel of die juist werd aangewakkerd. De afgelopen jaren zijn maar liefst twaalf prejudiciële vragen gesteld over dit onderwerp.
Om beide doelen van de wet te bereiken zijn de incassokosten geabstraheerd van de daadwerkelijk verrichte incassohandelingen. Het is niet meer relevant wie welke incassohandelingen verricht.[1] De WIK geldt enkel voor geldvorderingen uit overeenkomst, omdat de omvang van die vorderingen (de hoofdsom) eenvoudig is vast te stellen. Voor vorderingen uit hoofde van schadevergoeding geldt de WIK niet, tenzij deze zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of de verbintenis tot betaling van een geldsom is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.[2]
Bij zakelijke incasso’s is de WIK aanvullend recht. Partijen kunnen dus afwijkende afspraken maken. Er hoeft geen aanmaning te worden verzonden voordat de debiteur incassokosten verschuldigd is. De zakelijke debiteur is altijd 40 euro aan incassokosten verschuldigd als de wettelijke of contractuele betalingstermijn is verstreken; hiervan kan niet worden afgeweken.[3]
Bij consumentenincasso’s ligt dit anders. Hier is de WIK dwingend recht en afwijken ten nadele van de consument kan niet; afwijken ten voordele wel. Voordat een consument incassokosten verschuldigd is, moet de schuldeiser twee hordes nemen. Ten eerste moet de consument in verzuim geraken. De tweede horde is dat de in verzuim verkerende consument nog veertien dagen de tijd wordt gegund om alsnog te betalen. Dit moet schriftelijk gebeuren middels de zogeheten veertiendagenbrief. Hierin moeten de gevolgen van niet betaling worden aangegeven, waaronder het bedrag dat aan incassokosten verschuldigd zal zijn (artikel 6:96 lid 5 Burgerlijk Wetboek). Dit is om consumenten te waarschuwen, zodat ze niet verrast worden door de incassokosten.
De veertiendagentermijn start op ‘de dag na aanmaning’. Wanneer dit precies is, was niet duidelijk. De Hoge Raad bepaalde dat deze termijn aanvangt op de dag nadat de schuldenaar de aanmaning ontvangt.[4] In de praktijk blijkt dat consumenten lang niet altijd de volledige termijn van veertien dagen wordt gegund. Nog steeds wordt bijvoorbeeld gesommeerd tot betaling ‘binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief’. Dat is dus niet juist en dan zijn geen incassokosten verschuldigd. Dit gebrek kan worden hersteld door alsnog een correcte veertiendagenbrief te sturen.[5] Leidt een correcte veertiendagenbrief niet tot tijdige en volledige betaling, dan zijn incassokosten verschuldigd zonder dat verdere incassohandelingen nodig zijn.[6]
In juli 2015 bepaalde de Hoge Raad desgevraagd dat incassokosten onder het begrip kosten van artikel 6:44 lid 1 BW vallen.[7] Dit betekent dat een (deel)betaling eerst in mindering strekt op de kosten (waaronder incassokosten), vervolgens op de rente en tenslotte op de hoofdsom en de lopende rente.
Citeertitel: J.M. Veldhuis, Buitengerechtelijk incassokosten, Adv.bl. 2017-10, p. 69.
Download artikel
=====
[1] Staatsblad 2012, nr. 141, p. 3. Zo ook: HR 13 juni 2014, NJ 2014, 405, r.o. 3.6.
[2] Artikel 1 Besluit, Kamerstukken II 2009/10, 32418, nr. 3, p. 2 en Staatsblad 2012, nr. 141, p. 1.
[3] Artikel 6 lid 1 Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1).
[4] HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704, r.o 3.4.
[5] Idem, r.o 3.6.2.
[6] HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405.
[7] HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
Recente reacties