Sinds 1 januari 2015 zijn in de Advocatenwet de vijf kernwaarden van de advocatuur opgenomen.[1] In dit blog bespreek ik wat kernwaarden zijn en besteed ik extra aandacht aan de kernwaarde onafhankelijkheid.
Wat zijn kernwaarden?
De kernwaarden waren in 2015 geen nieuw fenomeen. In de Advocatenwet is slechts opgeschreven wat al bestaande waarden en normen waren. Het formuleren van de kernwaarden is dan ook wel omschreven als“goeddeels oude wijn in nieuwe zakken”.[2]
De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel omschrijft de kernwaarden als volgt:
“Zij zijn de professionele standaard, vormen richtlijnen bij het optreden van de advocaat en zijn een toetssteen voor de tuchtrechter.”[3]
De kernwaarden vormen dus het uitgangspunt van de manier waarop een advocaat zich gedraagt en zijn werkzaamheden verricht. Dit is ook de reden dat je de kernwaarden terug vindt in de Gedragsregels voor advocaten.
De vijf kernwaarden voor de advocatuur zijn:
onafhankelijkheid
partijdigheid
deskundigheid
integriteit
vertrouwelijkheid
Hierna zal ik de eerste kernwaarde bespreken. De andere vier kernwaarden zal ik in toekomstige blogs bespreken.
Kernwaarde onafhankelijkheid
Zoals gezegd, komen de kernwaarden ook voor in de Gedragsregels 2018. De kernwaarde onafhankelijkheid vind je in regel 2 lid 1:
“De advocaat vermijdt dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zou kunnen komen.”
Gedragsregel 2 staat onder het kopje “De maatschappelijke rol van de advocaat” en dat geeft het belang van deze regel en kernwaarde onafhankelijkheid weer. Het beschikbaar zijn van onafhankelijke, partijdige, deskundige, integere en vertrouwelijke rechtsbijstand is noodzakelijk voor het goede functioneren van de rechtsbedeling.[4]
Een advocaat moet namelijk onafhankelijk zijn ten opzichte van alles en iedereen.
De kernwaarde onafhankelijkheid wordt wel gezien als de belangrijkste kernwaarde. Onafhankelijkheid is een wezenskenmerk van de advocatuur en een essentiële voorwaarde voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Een advocaat moet namelijk onafhankelijk zijn ten opzichte van alles en iedereen. Dit betekent onafhankelijk ten opzichte van de wederpartij, de overheid, de rechterlijke macht en de cliënt.[5] Men zegt ook wel dat de advocaat dominus litis (meester van het proces) is.
De onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt brengt ook mee dat een advocaat de zaak van de cliënt met enige afstand benadert. Als tussen advocaat en cliënt een onoverkoombaar verschil van inzicht is over de behandeling van de zaak, dan zal de advocaat zijn werk moeten neerleggen.[6]
Geld lenen
Twee voorbeelden uit de praktijk waaruit blijkt dat het lenen van geld van of aan de cliënt de onafhankelijkheid in het nauw brengt.
Geld lenen aan cliënt
Het eerste voorbeeld gaat over een kwestie waarin Hof van Discipline – de hoogste tuchtrechter – oordeelt over de situatie dat een advocaat geldt leent aan zijn cliënt. De advocaat werd dus de schuldeiser van de cliënt.[7]
“Het hof stelt voorop dat het in beginsel ontoelaatbaar is dat een advocaat aan een cliënt voor wie hij zaken in behandeling heeft, een (aanzienlijk) geldbedrag leent. Een dergelijke handelwijze kan er immers toe leiden dat tussen de advocaat en zijn cliënt belangentegenstellingen ontstaan, die afbreuk doen aan de voor een behoorlijke beroepsuitoefening tussen hen noodzakelijke vertrouwensbasis. Door zich ten opzichte van een cliënt in de positie van schuldeiser te plaatsen tast dit ook de vereiste onafhankelijkheid van de advocaat aan. Dit is in Gedragsregel 2 lid 1 tot uitdrukking gebracht.”
In deze zaak had de advocaat zekerheid voor de terugbetaling van de lening bedongen in de vorm van een recht van hypotheek op de woning van de cliënt en de advocaat behandelde een procedure die ging over deze woning. Het Hof van Discipline oordeelde:
“Het effect van een dergelijke belangenverstrengeling wordt nog versterkt indien de advocaat bovendien zekerheid bedingt op de onroerende zaak die voorwerp is van de procedure die hij voor zijn cliënt behandelt, zoals in het geval van verweerder en de door hypotheek verzekerde lening aan zijn cliënt P.”
Geld lenen van cliënt
In het tweede voorbeeld leende de advocaat in totaal € 183.000 van cliënten met wie de advocaat ook bevriend was. Het Hof van Discipline vond dat dit niet door de beugel kon:
“ Vaststaat dat verweerder geldleningen is aangegaan met cliënten, met wie hij tevens bevriend was. Het verweer dat het om vrienden ging en dat er daarom geen afhankelijkheidsrelatie in de zakelijke sfeer zou ontstaan, verwerpt de raad. Ook het argument dat het geen privé-leningen van vrienden betrof maar leningen, die via vennootschappen van vrienden liepen, maakt dit niet anders. Verweerder heeft zich door deze leningen in een afhankelijke positie gemanoeuvreerd waardoor een behoorlijke beroepsuitoefening in gevaar is gekomen.”[8]
Persoonlijke relatie
Tot slot een voorbeeld uit de relationele sfeer. Een advocaat treedt namens zijn zoon op tegen zijn voormalige ‘schoondochter’.[9]
Na een relatie van zes jaar gaan de zoon en de vriendin uit elkaar. De vader van de zoon legt onder andere beslag en start een gerechtelijke procedure. In de procedure vliegen de verwijten en beschuldigingen over en weer. De zoon wordt er onder andere van beschuldigd van vreemd gaan, hij zou verslaafd zijn aan wiet, hij zou een narcistische persoonlijkheidsstoornis hebben en hij zou zijn ex-vriendin ’s nachts lastig vallen met telefoontjes en sms-berichten. De ex-vriendin wordt neergezet als iemand die de ene dag heel lief voor de zoon was en de volgende dag zeer agressief kon doen tegen de zoon. Ook zou de ex-vriendin – zonder met de zoon te overleggen – een abortus hebben laten plegen om wraak te nemen voor het beëindigen van de relatie. Kortom, er wordt over en weer met modder gegooid.
Het Hof van Discipline overweegt dat een advocaat in zaken die samenhangen met een (verbroken) relatie ervoor moeten waken dat het niet escaleert. Hierbij hoort onder andere het zich onthouden van uitlatingen die de wederpartij naar redelijke verwachting als kwetsend zou ervaren.
Daarnaast kan een persoonlijke relatie met de cliënt de onafhankelijkheid van de advocaat in gevaar brengen. Dat was hier het geval:
“Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden blijkt in meer algemene zin dat de rechtsstrijd tussen partijen in hoge mate werd gekleurd door emoties, waarbij verweerder niet alleen werd gezien in de rol van advocaat, maar ook in die van vader van zijn zoon. […] Verweerder had in de omstandigheden van dit geval direct noch indirect de behartiging van de belangen van zijn zoon op zich moeten nemen.”
[Column] Minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming staat er niet om bekend feeling te hebben met de rechtsstaat, de advocatuur of de Rechtspraak. Zijn hart lijkt te liggen bij de rechtsbijstandsverzekeraars en dan met name bij Achmea. Gezien zijn streven om de mensen weg te houden van de gefinancierde rechtsbijstand en de rechtspraak – kostenbesparing! – is dit misschien verklaarbaar.
Maar de gevolgen van het beleid van minister Dekker (en zijn voorgangers) begint haar wrange vruchten af te werpen. Advocaten en rechters springen op de barricaden, de Nederlandse Orde van Advocaten heeft de staat van de rechtsstaat als topprioriteit aangemerkt.[1] Er is zelfs een rechter die zijn ontslag indiende vanwege de alsmaar voortdurende bezuinigen op de rechtspraak.[2] Een luisterend oor krijgen zij niet van minister Dekker.
Minister Dekker blijkt een bestuurder die vaart op cijfers en productienormen. Hij lijkt te weten wat rechtsbescherming inhoudt en wat het belang daarvan is. Eerder ondervond het onderwijs de negatieve gevolgen van deze benadering al. De minister bestuurt vanuit de visie van new public management. Deze besturingsfilosofie in de jaren 80 van de vorige eeuw voet aan de grond bij de Nederlandse overheid. Centraal staat dat de overheid moet functioneren, zoals de markt functioneert. Dit betekent dat efficiency en effectiviteit centraal staan en er moet bedrijfsmatig gedacht worden.
Mak (in 2008[3]) en Loth (in 2015[4]) schreven al dat new public management een belangrijk instrument is bij het meten van de kwaliteit van de Rechtspraak, maar dat dit niet dominant mag zijn. Beiden constateren dat dit wel het geval is. Ook het in maart 2019 verschenen Rapport visitatie gerechten 2018[5] benoemt dit expliciet. De new public management benadering past niet bij de aard van de rechtspraak, gelet op de rechtsstatelijke en maatschappelijke taken van de rechtspraak. De visitatiecommissie meent dan ook dat de besturingsfilosofie new public management moet worden heroverwogen.[6]
Zit iemand die enkel en alleen uitgaat van getallen, productienormen en bezuinigingen op de juiste plek als minister voor rechtsbescherming? De vraag stellen, is hem beantwoorden.
Ik heb niet de illusie dat deze column zal leiden tot afschaffing of vermindering van new public management binnen de rechtspraak of tot de benoeming van een nieuwe minister voor rechtsbescherming. Wel is inmiddels duidelijk dat niet iedereen geschikt is voor de functie van minister voor rechtsbescherming. Het functieprofiel van de minister voor rechtsbescherming moet dan ook worden uitgebreid met de competentie ‘enig benul van de rechtsstaat en de rechtspraak’. Misschien dat het dan toch nog goed komt met de rechtsstaat en de rechtspraak.
Citeertitel: J.M. Veldhuis, Enig benul, BER 2019-3, p. 30.
Iets later dan aangekondigd, zijn vanochtend dan eindelijk de Gedragsregels 2018 gepubliceerd.
Er is het nodige veranderd aan de gedragsregels en de toelichting daarop. Onder andere is het aantal gedragsregels is afgenomen van 39 naar 29. De opvallendste wijzigingen zijn op het eerste gezicht het afschaffen van de confraternele correspondentie en de mogelijkheid om nieuwe cliënten te werven via koppelsites.
In plaats van een statische toelichting, is dit keer gekozen voor een ‘levende toelichting’. Dit betekent dat de toelichting op de gedragsregels – dus niet de gedragsregels zelf! – kunnen worden aangepast als daar aanleiding toe bestaat.
De Gedragsregels 2018 gelden per direct en de Gedragsregels 1992 kunnen de prullenbak in.
De Gedragsregels 2018 met toelichting lees je hieronder, maar je kan ze ook downloaden om op een later moment rustig te lezen.
Ladies and gentlemen, we got them: nieuwe gedragsregels!
Op valentijnsdag stelde de commissie Loorbach, na enig uitstel, de nieuwe gedragsregels voor de advocatuur (‘Gedragsregels 2018’) vast.
Je zou verwachten dat de Nederlandse Orde van Advocaten de Gedragsregels 2018 met trots ronddeelt en meteen op haar website zet. Maar nee, tot op heden staan enkel nog de oude regels online:
Volgens een nieuwsbericht van het Advocatenblad worden de Gedragsregels 2018 pas komende maandag 19 februari a.s. gepubliceerd. Wel gelden ze vanaf 14 februari. Later deze maand verschijnen de gedragsregels ook in het Advocatenblad.
Opvallend is dat, voor wat betreft de toelichting op de gedragsregels, wordt gekozen voor een ‘levende toelichting’ (wie heeft die term bedacht?). Dit betekent dat de toelichting – dus niet de gedragsregels – tussentijds kan worden aangepast naar de gewijzigde opvattingen of naar aanleiding van tuchtrechtelijke uitspraken die verduidelijken wat de strekking is van een bepaalde gedragsregel.
Het is dus nog even afwachten hoe de precieze gedragsregels luiden. Wordt vervolgd.
Naast de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland is ook het gerechtshof Amsterdam, afdeling civiel recht en belastingrecht begonnen met een prepilot digitaal procederen. Dit om ervaring op te doen met het digitaal procederen.
De pilot voor digitaal procederen in hoger beroep (de fase civiel 2.0) staat momenteel gepland voor komend najaar (zie tijdlijn versie november 2016).
De prepilot heeft een beperkte omvang. Er zullen slechts enkele zaken worden geselecteerd voor digitaal procederen. De behandelend advocaten van die zaken zullen een verzoek krijgen van het gerechtshof om mee te werken aan het digitaal procederen. Deelname is aan deze prepilot geschiedt op vrijwillige basis. Bij de start van de pilot (najaar 2017) is digitaal procederen wel verplicht.
Het digitaal procederen ziet niet alleen op het digitaal indienen van de processtukken, maar de procedure volgt de regels van het nieuwe procesrecht. Dit betekent onder andere dat er andere (strengere) termijnen gelden. Voor deze zaken geldt het Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI.
Om als advocaat te worden beëdigd, moet je aan verschillende voorwaarden voldoen. De meest voor de hand liggende is dat je meester in de rechten moet zijn. Dit betekent dat je met succes een rechtenstudie aan een universiteit in de EU hebt afgerond.
Rondde je met succes een rechtenstudie af aan een universiteit buiten de EU, dan moet je eerst een bachelor en master halen aan een Nederlandse universiteit. Ook moet je diploma voldoen aan het Besluit beroepsvereisten advocatuur (civiel effect).
Verzoekschrift
Voordat de beëdiging plaats kan vinden, moet je een verzoekschrift indienen bij de Raad van de Orde van Advocaten (‘Raad’) in het arrondissement waar de advocaat kantoor wil gaan houden. Als alle benodigde stukken zijn ingediend, zal de Raad het verzoek doorsturen aan de rechtbank. In het verzoekschrift verzoek je de rechtbank om je te beëdigen als advocaat. Voldoe je aan alle eisen, dan wordt je uitgenodigd voor de beëdigingszitting.
De advocateneed
Tijdens de beëdigingszitting draag je als toekomstig advocaat een toga met bef. De officier van justitie draagt je tijdens de zitting formeel voor om te worden beëdigd. Aansluitend leg je de advocateneed af. De eed (belofte) luidt:
“Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.”
Het is ook mogelijk om de eed (belofte) in het Fries af te leggen, omdat het Fries een officiële taal is:
“Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening, it neilibjen fan ’e Grûnwet, earbied foar de rjochterlike autoriteiten, en dat ik gjin saak oanrikkemandearje of ferdigenje sil, dêr’t ik ynderlik fan oertsjûge bin dat dy net rjochtfeardich is.”
Deze eed is gebaseerd op de bij keizerlijk decreet uit 1810 door Napoleon voorgeschreven advocateneed.
Ben je christen, dan kan je de eed afleggen en ben je geen christen dan leg je de belofte af. Je staat op, steekt de wijs- en middelvinger van je rechterhand op en zegt “zo waarlijk helpe mij God almachtig” of je zegt “dat beloof ik”.
In de praktijk vinden vaak beëdigingen tegelijkertijd plaats. In dat geval leest de rechter de eed/belofte voor en vraagt vervolgens of je de eed of de belofte af wilt leggen. In augustus worden traditioneel veel advocaten beëdigd.
En dan ben je advocaat.
En nu?
Ben je eenmaal beëdigd, dan wordt je ingeschreven op het tableau. Je bent volwaardig advocaat, maar gedurende je advocaatstage – in principe drie jaar – onder supervisie van een patroon. Een patroon is een ervaren advocaat die je begeleidt. Dit kan aan de hand van een door de Orde opgestelde checklist best practice patroons en het door de orde uitgegeven portfolio.
Ook moet je de beroepsopleiding advocaten volgen. Op de website van de beroepsopleiding advocaten vind je praktische informatie over de beroepsopleiding, maar ook blogs van advocaat-stagiaires die de beroepsopleiding volgen. De beroepsopleiding is ook actief op Twitter.
In de digitale nieuwsbrief “De 5 voor advocaten” van WoltersKluwer die vandaag uitkwam, worden acht twitteraars genoemd die het volgen waard zijn. Dit zijn (klik op de naam om naar het Twitteraccount te gaan):
PLEIT is de kennisdag over ICT voor juridische professionals. Dit jaar was ik één van de gelukkigen die is gevraagd om een blog te schrijven in aanloop van PLEIT 2015 dat op 6 oktober a.s. plaats vindt in Utrecht.
Afgelopen week ontstond op Twitter de nodige commotie over een vonnis van 27 februari 2015 van een Almelose rechter.[1] Deze rechter las de betrokken advocaten op niet mis verstane wijze de les:
“Hier is een rol voor de serieuze advocaat (immers dominus litis en niet His Master’s Voice) weggelegd om zijn/haar cliënt(e) zich er van te laten doordringen dat een dergelijke pesterij met een miniem belang geen inzet van (nog) een juridische procedure kan zijn.”
Dominus litis
Dominus litis betekent letterlijk ‘meester van het proces’. De rechter bedoelt met zijn opmerking dat een advocaat onafhankelijk moet zijn. Niet alleen ten opzichte van de wederpartij, maar ook ten opzichte van zijn cliënt.
Onafhankelijk
Onafhankelijkheid is één van de vijf kernwaarden van de advocatuur en staan sinds begin dit jaar in artikel 10a van de Advocatenwet. In regel 9 lid 1 Gedragsregels 1992 is de onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt vastgelegd:
“De advocaat draagt volledige verantwoording voor de behandeling van de zaak. De advocaat kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Hij mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt.”
De tekst is helder. Een advocaat kan zich niet verschuilen achter een opdracht van zijn cliënt. Mocht de cliënt iets willen dat de advocaat pertinent niet wil, dan zullen advocaat en cliënt in overleg moeten treden. Komen ze er niet uit, dan moet de advocaat zich terugtrekken en de opdracht aan de cliënt teruggeven (regel 9 lid 2 Gedragsregels 1992). De advocaat mag dus niet ‘His Master’s Voice’ zijn, maar heeft een eigen verantwoordelijkheid.
UPDATE 2: Per 14 februari 2018 zijn de gedragsregels voor de advocatuur geüpdatet en sindsdien gelden de Gedragsregels 2018. Regel 9 Gedragsregels 1992 is overgenomen en is te vinden in regel 14 1 Gedragsregels 2018.
In de wet staat dat processtukken moeten worden ondertekend. In procedure bij het gerechtshof Amsterdam constateerde ik dat een processtuk van de wederpartij was ondertekend met een handtekeningstempel. Dat leek mij niet juist en ik heb bezwaar gemaakt tegen dat processtuk. Vorige week deed het gerechtshof Amsterdam uitspraak.
Voordat ik de uitspraak bekend maak, zal ik eerst kort uiteenzetten wat de regels over het ondertekenen van processtukken luiden. Deze regels zijn opgenomen in artikel 83 Rv:
1. In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, worden de conclusies en akten, wanneer zij niet mondeling worden genomen, ondertekend door de partij van wie het stuk afkomstig is of door haar gemachtigde.
2. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, worden deze stukken ondertekend door de advocaat.
Processtukken moeten dus worden ondertekend door een advocaat. Dit is een uitvloeisel van het beginsel van verplichte procesvertegenwoordiging. Is een processtuk niet correct ondertekend, dan mag de rechter geen acht slaan op dat processtuk (HR 10 september 2010, NJ 2010, 485).
Uit de rechtspraak blijkt dat ondertekening “i/o” door een secretaresse niet kan worden aangemerkt als ondertekening door een advocaat. Als je wel met stempel mag ondertekenen, dan is de regel inhoudsloos. Immers, veelal zal de secretaresse de stempel zetten. Waarom zou zij wel de stempel mogen zetten, maar niet ondertekenen. Het lijkt me dat de strekking juist is dat de advocaat het processtuk zelf ondertekent d.m.v. zijn handtekening.
Het gerechtshof Amsterdam oordeelt als volgt:
“Het hof ziet in dit stadium van het geding ontoereikende grond om de memorie van antwoord terzijde te leggen, omdat deze niet is ondertekend. Het komt het hof voor dat het door X geconstateerde mankement, wat daar verder van zij, in elk geval kan worden hersteld. Hetgeen X heeft betoogd, geeft verder geen aanleiding te veronderstellen dat hier zodanig belang van X in het geding is dat geen gelegenheid voor hetstel zou moeten worden geboden.”
Het hof oordeelt dus dat processtukken die zijn ondertekend met een handtekeningstempel worden aangemerkt als niet ondertekende processtukken. Wel wordt de wederpartij in de gelegenheid gesteld om dit te herstellen. Dit laatste past in de trend van deformalisering van het burgerlijk procesrecht.
Wat mij opvalt, is dat het Gerechtshof Amsterdam het feit dat de memorie niet is ondertekend, kennelijk niet zo relevant vindt (“wat daar verder van zij”). Dit lijkt me strijdig met de achterliggende gedachte van de regel dat een conclusie/akte/memorie door een advocaat moet worden ondertekend.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden.
In dit vierde blog over deze gedragsregels zal ik het hebben over de manier waarop een advocaat zich mag uitlaten.
Hoe een advocaat zich zou moeten gedragen, is sinds jaar en dag onderwerp van discussie. Van der Linden schreef in zijn “Redevoeering” uit 1824:[1]
“Van hoonen en schelden moet men zich altijd onthouden. Want indien iemand zoo vermetel is, dat hij zijne zaak niet door goede redeneringen, maar door scheldwoorden meent te moeten goed maken, brengt hij zich in de verdenking van eene kwade zaak voor te hebben.”
Het ligt nogal voor de hand dat schelden niet behoort tot de gereedschapskist van de advocaat. Maar wat mag dan wel? Gedragsregel 31 omschrijft dit als volgt:
“De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten.”
Het is kort en bondig, maar heel erg veel duidelijker wordt het niet. Wat moet je verstaan onder “niet onnodig grievend”?
Een advocaat is partijdig, omdat hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Een advocaat mag zijn cliënt bijstaan op een manier die hem goeddunkt. Maar deze vrijheid is niet onbeperkt, zo blijkt uit vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline. De advocaat moet rekening houden met de belangen van de wederpartij, maar de belangen van zijn eigen cliënt zijn leidend.[2]
Of een advocaat over de schreef gaat, is afhankelijk van de situatie waarin hij zijn uitlatingen doet. Mag een advocaat melding maken van strafrechtelijke vervolging van de wederpartij wegens poging tot moord in procedure tot verkrijging van een straatverbod? Dat achtte het Hof van Discipline gezien de aard van de procedure (straatverbod)begrijpelijk en niet onnodig grievend.[3] Daartegenover staat het geval waarin de advocaat aan de grootvader van zijn cliënte schreef “cliënte is door u in haar jeugd regelmatig sexueel misbruikt”. Omdat de advocaat de lezing van zijn cliënte als vaststaand presenteerde zonder dat hij de juistheid heeft vastgesteld, was de klacht gegrond.[4]
Een belangrijk richtsnoer hierbij is dat de uitlating begrijpelijk is in het kader van de procedure of discussie die wordt gevoerd.
Eén advocate maakte het dermate bont, dat het Hof van Discipline – al dan niet met het de Redevoeering van Van der Linden in het achterhoofd – overwoog:[5]
“Het zou verweerster inmiddels duidelijk moeten zijn dat zij mag opkomen voor haar rechten, maar dat zij dat als advocaat behoort te doen met inhoudelijke argumenten en niet op een wijze zoals zij dat tot nu toe doet.”
Deze advocate gebruikte termen als “insinuerend en intimiderend optreden”, “valse aantijgingen”, “uw aanhoudende leugens”, “ù bent de gifbeker die dient te worden gestopt”, “het door u in de tuchtrechtprocedures gepleegd bedrog”, “u voortdurend aparte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert”, “door u (..) gedane lasterlijke uitspraken” en “het smaadschrift”, “laster”, “stalking” en “hun lasterlijke aanklachten (268 Sr)” en “chantage”. Dit is allemaal onnodig grievend.
[LET OP!] Dit blog is gebaseerd op de Gedragsregels 1992. Inmiddels gelden de Gedragsregels 2018. Mijn nieuwe blog over de geheimhoudingsplicht lees je hier.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. In dit tweede blog over de gedragsregels zal ik het hebben over de geheimhoudingsplicht.
Fundamenteel beginsel
De geheimhoudingsplicht is één van de fundamentele beginselen voor de uitoefening van het beroep van advocaat. Het is van het grootste belang dat iedere cliënt hierop onvoorwaardelijk kan vertrouwen.
De geheimhouding vloeit voort uit de kernwaarde vertrouwelijkheid. Dit is één van de vijf kernwaarden van de advocatuur (zie mijn vorige blog).
Geheimhoudingsplicht
De geheimhoudingsplicht is vastgelegd in Gedragsregel 6 van de Gedragsregels 1992:
De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
Indien een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak naar zijn oordeel een gebruik maken van zijn verkregen kennis naar buiten eist, staat dat de advocaat vrij, voor zover de cliënt daartegen geen bezwaar heeft en voor zover dit in overeenstemming is met een goede beroepsuitoefening.
De advocaat legt zijn medewerkers en personeel de inachtneming van een gelijke geheimhouding op.
De geheimhoudingsplicht duurt voort na de beëindiging van de relatie met de cliënt.
Indien de advocaat aan een wederpartij vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, zal de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen.
De onder 1 genoemde situatie is de algemene norm die geldt voor het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim geldt niet alleen voor de inhoud van de zaken die de advocaat behandelt, maar het gaat om alle informatie over de cliënt. Hierbij is niet van belang hoe de advocaat die informatie heeft verkregen.
De geheimhouding ziet ook op ‘de persoon van de cliënt’. Dit houdt in dat je in beginsel niet bekend maakt wie je cliënt is. Ook verkapte mededelingen zijn niet toegestaan als daaruit te herleiden valt wie je cliënt is.
In lid 2 is een belangrijke uitzondering opgenomen van de geheimhoudingsplicht. Indien het voor een zaak noodzakelijk is dat de advocaat kenbaar maakt wie zijn cliënt is en de cliënt heeft daartegen geen bezwaar, mag de advocaat de geheimhoudingsplicht doorbreken. De behandeling van een zaak maakt dit natuurlijk vaak noodzakelijk en in zoverre is het een logische uitzondering.
Einde zaak = einde geheimhoudingsplicht?
De geheimhoudingsplicht eindigt niet op het moment dat de cliënt overstapt naar een andere advocaat of als de zaak afgelopen is. Zelfs in het geval dat de cliënt overlijdt, blijft de geheimhoudingsplicht bestaan. Alleen bij zwaarwegende belangen kan hier een uitzondering op worden gemaakt.[1]
Tuchtrecht
Dient de cliënt een klacht in, dan geldt de geheimhoudingsplicht niet onverkort in de tuchtrechtprocedure. Zou dat anders zijn, dan wordt de advocaat bemoeilijkt in zijn verweer tegen de klacht van zijn cliënt en dat is niet de bedoeling.[2]
Vanaf nu zal ik van tijd tot tijd een blog wijden aan de gedragsregels voor advocaten. In dit eerste blog een inleiding in het gedragsrecht voor advocaten.
Alle Nederlandse advocaten zijn lid van de Nederlandse Orde van Advocaten en zij moeten zich aan bepaalde gedragsregels houden: de Gedragsregels 1992. Doet een advocaat dat niet dan kan hij daarvoor een tik op de vingers krijgen. Dit kan een lichte tik zijn (een waarschuwing) tot een zeer zware tik (schrapping van het tableau; denk aan Moszkowicz).
De gedragsregels zijn een uitvloeisel van de vijf kernwaarden van de advocatuur, te weten:
onafhankelijk;
partijdig;
deskundig;
integer;
vertrouwelijk;
en van artikel 46 Advocatenwet:
“De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.”
Er zijn in totaal 39 gedragsregel waar advocaten zich aan moeten houden. De 39 gedragsregels zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, zoals ‘verhouding tot de cliënt’, ‘optreden in rechte’, ‘betrekkingen tussen advocaten’ en ‘financiële regels’.
De gedragsregels kunnen worden gezien als een uitwerking van de twee vet en cursief gedrukte zinnen. Het zijn normen die advocaten in acht moeten nemen. Het zijn geen strikte regels, maar een leidraad voor de advocaat bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.
In volgende blogs zal ik inhoudelijk ingaan op de gedragsregels. Als jullie een voorkeur hebben voor een bepaald onderwerp, laat dan een bericht achter (zie hieronder) en dan zal ik daar rekening mee houden.
Recente reacties