Ondanks de pas op de plaats van het Programma KEI gaan we op termijn allemaal digitaal procederen. Voor digitale procedures geldt een nieuw burgerlijk procesrecht en daarin staat dat de rechter mondeling een einduitspraak kan doen tijdens of na de mondelinge behandeling.
Waarom?
Op verzoek van de gerechten is de mogelijk om mondeling uitspraak te doen verruimd. Voorheen kon enkel in kort geding en in verzoekschriftzaken een mondelinge einduitspraak worden gedaan en in dagvaardingszaken kon alleen een mondelinge tussenuitspraak worden gedaan. Onder KEI is het ook mogelijk om een mondelinge einduitspraak te doen in civiele vorderingszaken.[1]
Dit past ook in het doel van de mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling moet het hart van de nieuwe basisprocedure worden, met als uitgangspunt dat na de mondelinge behandeling alle benodigde informatie over een zaak op tafel ligt en de rechter uitspraak kan doen.[2]
Wanneer
Niet alle zaken zijn geschikt om een mondelinge einduitspraak te doen. De wet zegt niet in welke gevallen een mondelinge uitspraak mag worden gedaan, maar uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat een mondelinge uitspraak bedoeld is voor relatief, eenvoudige, feitelijke zaken, waarbij betrokkenen gebaat zijn bij het snel verkrijgen van duidelijkheid.[3]
Voorwaarden
De rechter mag niet altijd mondeling uitspraak doen. De formele voorwaarden waaraan moet voldaan, staan in artikel 30p van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering (‘Rv nieuw’).
De eerste en belangrijkste voorwaarde is dat alle partijen op de mondelinge behandeling aanwezig moeten zijn. Ontbreekt één partij, dan mag de rechter niet mondeling uitspraak doen.
Daarnaast moet de rechter proces-verbaal opmaken van de mondelinge uitspraak. In dit proces-verbaal mogen alleen de beslissing en de gronden van die beslissing staan. Het procesverloop, de feiten en de standpunten van partijen worden niet in dit proces-verbaal opgenomen. Als de rechter een mondelinge einduitspraak heeft gedaan, dan mag hij alleen het proces-verbaal verstrekken. Het is niet toegestaan om ook nog een schriftelijke beslissing (vonnis of arrest) op te stellen.[4]
De rechter ondertekent het proces-verbaal en zorgt ervoor dat het binnen twee weken na de mondelinge behandeling aan partijen wordt toegestuurd. De partij die tot tenuitvoerlegging van de uitspraak kan overgaan, krijgt een in executoriale vorm opgemaakt exemplaar van het proces-verbaal.
De praktijk
De wettelijke voorwaarden lijken helder, maar dat betekent niet dat ze ook worden toegepast in de praktijk, zo blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof Den Haag.[5]
In hoger beroep was niet geklaagd over het doen van een mondelinge uitspraak en dat dit niet volgens de regels was gedaan, maar het Haagse hof koos ervoor om er in enkele overwegingen ten overvloede (‘obiter dictum’) aandacht aan te besteden.
Als eerste vroeg het gerechtshof zich af of het nieuwe procesrecht wel van toepassing was in deze zaak en dus of een mondelinge uitspraak überhaupt wel mogelijk was. De procedure bij de rechtbank was namelijk begonnen voordat het nieuwe procesrecht was ingevoerd op 1 september 2017.
Vervolgens stelt het hof vast dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat alle procespartijen op de mondelinge behandeling aanwezig waren of vertegenwoordigd waren.
Er was wel een proces-verbaal opgemaakt, maar daarin waren de mondelinge uitspraak en de gronden daarvan niet opgenomen. Ook was het proces-verbaal niet binnen 14 dagen aan procespartijen toegestuurd.
Verder verstrekte de rechter een uitgeschreven uitspraak aan partijen. Dit mag niet, omdat hij al een mondelinge uitspraak had gedaan.[6]
Omdat over al deze punten niet was geklaagd, verbond het gerechtshof hier geen gevolgen aan. Wel is duidelijk dat de rechter in eerste aanleg z’n dag niet had; hij deed werkelijk niets goed met betrekking tot de mondelinge uitspraak.
De eerste officiële stap van het digitaal procederen in civiele zaken is de pilot voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging (vorderingen van meer dan € 25.000) bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland.
Eerder werd de invoering al uitgesteld van 1 februari 2017 naar 1 april 2017, maar ook deze datum is niet haalbaar. Dit was in de wandelgangen al langer bekend, maar vandaag bevestigt de Rechtspraak dit in een interview met Monique Commelin, directeur Programma KEI.[1]
Redenen uitstel
Commelin geeft aan dat pas wordt gestart “als de techniek zich heeft bewezen”. Dat blijkt nog niet het geval te zijn. Men wacht op de uitslagen van een aantal tests, maar met name de snelheid van de digitale werkomgeving voor de medewerkers van de Rechtspraak blijkt een probleem te zijn.
Voordat de eerste officiële pilot kan beginnen, moet een Koninklijk Besluit worden aangevraagd. Dat wordt volgens Commelin pas gedaan als de hiervoor genoemde tests een positief resultaat hebben. Na de aanvraag duurt het nog minimaal twee maanden voordat de eerste officiële pilot van start kan gaan. Commelin hoopt dat het Koninklijk Besluit voor de zomer kan worden aangevraagd.
Vrijwillig digitaal procederen
Advocaten kunnen al wel vrijwillig digitaal procederen in vorderingszaken van meer dan € 25.000 (de prepilot), maar dit is vooralsnog niet populair. Tot op heden zijn er slechts drie digitale procedures gevoerd.
Als redenen hiervoor voert Commelin aan dat de drempel hoog is, omdat de digitale werkwijze nieuw is, het nieuwe procesrecht onbekend is en beide partijen in een procedure akkoord moeten gaan. Ook zal niet meehelpen dat de advocatuur niet de meest vooruitstrevende beroepsgroep is.
Opvallend
Commelin zegt over het ervaring opdoen in de prepilot: “Wat civiele zaken betreft is het dus echt wachten op de verplichte fase om meer ervaring op te kunnen doen.”
Dit is opvallend, omdat het gebrek aan animo voor het vrijwillig digitaal procederen (de prepilot) de reden was van het vorige uitstel. De Nederlandse Orde van Advocaten en de Rechtspraak durfden het niet aan om de eerste officiële pilot te starten zonder voldoende ervaringen te hebben opgedaan in de prepilot. Advocaten werden daarom opgeroepen mee te doen met de prepilot. Mochten er desondanks toch niet voldoende zaken worden aangemeld, dan wordt bezien in hoeverre de eerste pilot van start kan gaan.[2]
Dit strookt niet met de hiervoor geciteerde opmerking van Commelin. Of men moet hebben besloten dat ervaringen met de prepilot niet meer relevant zijn voor het starten van de officiële pilot. Maar dat lijkt me, gezien het vorenstaande, sterk en daarover vind ik niets terug op de websites van de Nederlandse Orde van Advocaten, de Rechtspraak en de Tweede Kamer.
Het project Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) is een ambitieus project met als doel dat iedereen – een enkele uitzondering daargelaten – verplicht digitaal gaat procederen. Behalve de verplichting om digitaal te procederen wordt ook een nieuwe basisprocedure ingevoerd als onderdeel van KEI. De invoering van beide onderdelen zijn aan elkaar gekoppeld.
Het lijkt er steeds meer op dat dit een project van de lange adem wordt. Op 1 april jl. meldde ik dat de invoering van het digitaal procederen in civiele zaken – en dus de invoering van de basisprocedure – opnieuw vertraging opliep.
Inmiddels reageerde de minister op 26 april jl. op deze vertraging en maakte hij de nieuwe tijdsplanning bekend.[1] Hieruit blijkt dat de vertraging vooralsnog meevalt. De vertraging ziet enkel op de begindatum van het digitaal procederen in eerste aanleg voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging (fase Civiel 1.0). In plaats van oktober 2016 is de start van deze pilot nu gepland voor januari 2017. De overige vier fasen lopen vooralsnog geen vertraging op.
De huidige planning is:
Fase
Soort procedure
Pilot
Invoering
Civiel 1.0
vordering met verplichte procesvertegenwoordiging
oktober 2016 – februari 2017
juni 2017
Civiel 2.0
vordering hoger beroep
juli 2017 – november 2017
december 2017
Civiel 3.0
vordering zonder verplichte procesvertegenwoordiging
juni 2018 – oktober 2018
november 2018
Civiel 4.0
verzoekprocedures
februari 2019 – juni 2019
juli 2019
Civiel 5.0
kort geding
februari 2019 – juni 2019
juli 2019
Figuur 1: planning KEI civiel, mei 2016
Uit figuur 1 blijkt dat in de planning strak is en dat in juli 2019 alles landelijk moet zijn ingevoerd. Er is geen ruimte voor verder uitstel van de eerste fase zonder dat de pilots en invoering overige vier fasen vertraging oplopen. Een volgende fase wordt namelijk pas gestart als de fase daarvoor goed werkt.[2] Het is dus nog maar zeer de vraag of het project KEI voor civiele zaken in juli 2019 zal zijn afgerond.
Klik op onderstaande afbeelding voor de actuele tijdsplanning van alle projecten binnen KEI en de bijbehorende data.
=====
[1]Kamerstukken I, 34 059, nr. D, p. 4 (memorie van antwoord).
[2]Kamerstukken I, 34 059, nr. D, p. 5 (memorie van antwoord) en Kamerstukken I, 34 059, nr. F, p. 17 (nadere memorie van antwoord).
Recente reacties