Enig benul

Enig benul

[Column] Minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming staat er niet om bekend feeling te hebben met de rechtsstaat, de advocatuur of de Rechtspraak. Zijn hart lijkt te liggen bij de rechtsbijstandsverzekeraars en dan met name bij Achmea. Gezien zijn streven om de mensen weg te houden van de gefinancierde rechtsbijstand en de rechtspraak – kostenbesparing! – is dit misschien verklaarbaar.

Maar de gevolgen van het beleid van minister Dekker (en zijn voorgangers) begint haar wrange vruchten af te werpen. Advocaten en rechters springen op de barricaden, de Nederlandse Orde van Advocaten heeft de staat van de rechtsstaat als topprioriteit aangemerkt.[1] Er is zelfs een rechter die zijn ontslag indiende vanwege de alsmaar voortdurende bezuinigen op de rechtspraak.[2] Een luisterend oor krijgen zij niet van minister Dekker.

Minister Dekker blijkt een bestuurder die vaart op cijfers en productienormen. Hij lijkt te weten wat rechtsbescherming inhoudt en wat het belang daarvan is. Eerder ondervond het onderwijs de negatieve gevolgen van deze benadering al. De minister bestuurt vanuit de visie van new public management. Deze besturingsfilosofie in de jaren 80 van de vorige eeuw voet aan de grond bij de Nederlandse overheid. Centraal staat dat de overheid moet functioneren, zoals de markt functioneert. Dit betekent dat efficiency en effectiviteit centraal staan en er moet bedrijfsmatig gedacht worden.

Mak (in 2008[3]) en Loth (in 2015[4]) schreven al dat new public management een belangrijk instrument is bij het meten van de kwaliteit van de Rechtspraak, maar dat dit niet dominant mag zijn. Beiden constateren dat dit wel het geval is. Ook het in maart 2019 verschenen Rapport visitatie gerechten 2018[5] benoemt dit expliciet. De new public management benadering past niet bij de aard van de rechtspraak, gelet op de rechtsstatelijke en maatschappelijke taken van de rechtspraak. De visitatiecommissie meent dan ook dat de besturingsfilosofie new public management moet worden heroverwogen.[6]

Zit iemand die enkel en alleen uitgaat van getallen, productienormen en bezuinigingen op de juiste plek als minister voor rechtsbescherming? De vraag stellen, is hem beantwoorden.

Ik heb niet de illusie dat deze column zal leiden tot afschaffing of vermindering van new public management binnen de rechtspraak of tot de benoeming van een nieuwe minister voor rechtsbescherming. Wel is inmiddels duidelijk dat niet iedereen geschikt is voor de functie van minister voor rechtsbescherming. Het functieprofiel van de minister voor rechtsbescherming moet dan ook worden uitgebreid met de competentie ‘enig benul van de rechtsstaat en de rechtspraak’. Misschien dat het dan toch nog goed komt met de rechtsstaat en de rechtspraak.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, Enig benul, BER 2019-3, p. 30.

=====

[1] Algemene raad presenteert prioriteiten NOvA, https://www.advocatenorde.nl/nieuws/algemene-raad-presenteert-prioriteiten-nova.

[2] Bossche rechter is bezuinigingen beu en dient ontslag in, https://www.bd.nl/den-bosch-vught/bossche-rechter-is-bezuinigingen-beu-en-dient-ontslag-in~a129ff8b/.

[3] Mak, Rechtspraak & rechtspraak: een precaire balans, Rechtstreeks 2008, nr. 4, p. 11.

[4] M. Loth, Leren oordelen: Over de sturing op kwaliteit in de rechtspraak, Trema 38 (10), p. 332-339.

[5] Rapport visitatie gerechten 2018: Goede rechtspraak, sterke rechtsstaat, Den Haag, maart 2019.

[6] Rapport visitatie gerechten 2018: Goede rechtspraak, sterke rechtsstaat, Den Haag, maart 2019, p. 39 en 40.

Verkorte procedure bij rechtbank Amsterdam

Verkorte procedure bij rechtbank Amsterdam

De verkorte procedure is een nieuwe loot aan de alsmaar uitdijende stam van pilots bij de rechtspraak. Deze pilots hebben allemaal tot doel het versnellen en vereenvoudigen van procedures.

Vanaf juni 2019 loopt de verkorte procedure bij de rechtbank Amsterdam. In dit blog leg ik uit hoe deze verkorte procedure verloopt. Het is niet bekend hoe lang deze pilot zal duren en wanneer men deze pilot zal evalueren.

 

Verkorte procedure: wat is het?

Eigenlijk is de verkorte procedure een uitgeklede bodemprocedure die veel lijkt op een kort geding. Dit betekent dat uitgebreide getuigenverhoren of een deskundigenonderzoek niet zal plaatsvinden, waardoor niet iedere zaak geschikt is voor de verkorte procedure. Spoedeisendheid is, in tegenstelling tot een kort geding, niet vereist.

Een belangrijke voorwaarde is dat eiser en gedaagde vrijwillig meedoen. Wil de gedaagde partij niet meedoen, dan moet de eisende partij de gewone dagvaardingsprocedure volgen.

 

Niet geschikt

Niet alle soorten zaken kunnen via de verkorte procedure worden behandeld. De volgende zaken vindt de rechtbank Amsterdam ongeschikt voor de verkorte procedure:

  • kantonzaken met een belang van minder dan € 5.000;
  • aardzaken (dit zijn zaken die ongeacht het belang van de zaak door de kantonrechter worden behandeld, zoals huur- en arbeidszaken);
  • niet allebei de partijen worden bijgestaan door een advocaat of professioneel gemachtigde;
  • te ingewikkelde zaken; en
  • zaken met een zeer groot belang.

 

Verloop verkorte procedure

 

Aanvraag

Iedereen kan de verkorte procedure aanvragen. Het is dus niet nodig dat er een connectie is met Amsterdam, zoals bij de gewone dagvaardingsprocedure wel vereist is.

De verkorte procedure begint met het invullen, ondertekenen en indienen van een aanvraagformulier bij het Planningsbureau van de rechtbank Amsterdam. Hiermee verzoekt de eiser om toelating tot de verkorte procedure.

Bij het aanvraagformulier voegt de eiser de concept dagvaarding en eventuele verklaringen van getuigen of deskundigen.

Ook moet de eiser zijn verhinderdata voor de komende acht tot zestien weken opgeven. Na ontvangst beoordeelt de rechtbank of de zaak geschikt is voor toelating tot de verkorte procedure.

 

Uitnodigen gedaagde

Vindt de rechtbank de zaak geschikt voor de verkorte procedure, dan stuurt de rechtbank aan de gedaagde een brief. Hierin wordt gedaagde verzocht om binnen twee weken te laten weten of hij instemt met het volgen van de verkorte procedure. De concept dagvaarding en het procesreglement verkorte procedure zijn de bijlagen bij deze brief.

Reageert de gedaagde afwijzend of regeert hij niet, dan wordt de gewone dagvaardingsprocedure gevolgd. Als gedaagde akkoord gaat, dan moet hij zijn verhinderdata opgeven en zal de rechtbank een zitting plannen. De zitting zal tussen de zes en tien weken na het akkoord van gedaagde plaatsvinden.

 

Oproepen gedaagde

Is de zitting gepland, dan moet eiser de dagvaarding laten betekenen aan de gedaagde. Dit hoeft niet als de gedaagde aangeeft dat hij vrijwillig zal verschijnen.

 

Tegenvordering

De gedaagde kan ook een tegenvordering (eis in reconventie) indienen. Wil hij dit doen dan moet hij dit uiterlijk drie weken voor de zitting schriftelijk doen. Tegelijkertijd moet de gedaagde zijn verweren tegen de vordering van de eiser schriftelijk indienen. Uiterlijk één week voor de zitting mag de eiser schriftelijk reageren op de tegenvordering.

Wil gedaagde geen tegenvordering indienen, dan moet zijn conclusie van antwoord uiterlijk twee weken voor de zitting door de rechtbank zijn ontvangen.

 

Indienen stukken

De advocaten en professioneel gemachtigden mogen ook per e-mail corresponderen met de rechtbank en processtukken per e-mail indienen. Dit is opvallend, omdat de Rechtspraak het indienen per van stukken per e-mail te onveilig vindt. Toch is dit niet de eerste procedure waarbij stukken per e-mail mogen worden ingediend. Bij een aantal rechtbanken is dit bij kort gedingen ook al mogelijk.

 

Zitting en vonnis

Op de zitting al de rechter partijen vragen stellen, is er ruimte voor discussie en zal geprobeerd worden om tot een schikking te komen. Lukt dit niet, dan zal de rechter meteen mondeling vonnis wijzen. Is dit laatste niet mogelijk, dan zal de rechter binnen vier weken een schriftelijk vonnis wijzen.

 

Hoger beroep

Partijen doen geen afstand van hun recht op hoger beroep. Zolang de appelgrens wordt overschreden, kunnen partijen in hoger beroep gaan.

 

Verschil met andere pilots

Een opvallend verschil met andere pilots is dat de procespartijen in de verkorte procedure moeten worden bijgestaan door een advocaat of professioneel gemachtigde. Bij andere pilots probeert de rechtspraak de advocaten juist buiten de deur te houden. Zo mocht een advocaat bij de Spreekuurrechter, een pilot die liep bij de rechtbank Noord-Nederland, alleen aanwezig zijn als de wederpartij geen bezwaar had.

Het is terecht dat hier het nodige commentaar is. In het Advocatenblad van mei 2019 staat een interessant artikel over de verschillende pilots bij de rechtspraak.

 

Publicatie van uitspraken

Publicatie van uitspraken

De Rechtspraak publiceert dagelijks uitspraken op de website rechtspraak.nl. Maar lang niet alle uitspraken worden gepubliceerd.

Publicatie van uitspraken: niet alles

Het is niet mogelijk om alle rechterlijke uitspraken te publiceren. Dit komt onder andere omdat uitspraken niet 1-op-1 mogen worden gepubliceerd. Het overgrote deel van de uitspraken moet eerst worden geanonimiseerd. Daarnaast vindt de Rechtspraak het te kostbaar om alle uitspraken te publiceren.

De Rechtspraak moet dus een selectie maken van de uitspraken die zij wil publiceren. In dit blog leg ik uit wat de criteria voor publicatie zijn en welke regels gelden voor het anonimiseren van uitspraken.

Besluit selectiecriteria

Sinds 1999 publiceert de Rechtspraak uitspraken op rechtspraak.nl. De selectiecriteria bleken niet te voldoen en op 12 maart 2012 stelde de Rechtspraak het Besluit selectiecriteria uitsprakendatabank Rechtspraak.nl 2012 (‘Besluit’) vast. De basis van het Besluit is de Europese Aanbeveling R (95)11.

Rechtscolleges

Alle uitspraken van de hoogste rechtscolleges moeten worden gepubliceerd. Dit geldt dus voor uitspraken van:

  • de Hoge Raad;
  • Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
  • Centrale Raad van Beroep;
  • het College van Beroep voor het Bedrijfsleven;
  • de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam;
  • de Afdeling Intellectuele Eigendom van de sector civiel van de Rechtbank ‘s-Gravenhage; en
  • de Pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Deze verplichting geldt niet als de zaak kennelijk ongegrond is of niet-ontvankelijk is verklaard en/of met een standaardformulering is afgedaan.

Uitspraken van lagere rechtscolleges, zoals de rechtbanken en het gerechtshof, publiceert men dus niet allemaal.

Typen uitspraak

Het Besluit geeft aan welk type uitspraken altijd gepubliceerd moeten worden. Dit zijn onder andere uitspraken waarin het Europees Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing is verzocht en uitspraken die gaan over het Verdrag van Lugano 2007.

Daarnaast publiceert de Rechtspraak alle uitspraken over wraking van rechters. Publiceert men een tussenuitspraak, dan publiceert men ook de einduitspraak. Ook zaken met veel media-aandacht publiceert de Rechtspraak op haar website. Net als uitspraken die zijn besproken in of gepubliceerd op een ‘medium gericht op de juridische beroepsgroep’. Hierbij kan je denken aan vaktijdschriften of blogs, zoals www.debloggendeadvocaat.nl ;).

Publicatietermijn

Het streven is om geselecteerde uitspraken binnen een maand na de dag van de uitspraak te publiceren op rechtspraak.nl.

Uitspraken in zaken waarvoor mediabelangstelling bestaat, publiceert men op de dag van de uitspraak.

Publicatiegraad

De publicatiegraad is het aantal gepubliceerde uitspraken per duizend zaken. De laatste jaren laat de publicatiegraad een stijgende lijn zien:

Anonimiseren

De manier waarop uitspraken worden geanonimiseerd, staat in de Anonimiseringsrichtlijnen. Het doel is om aan te geven welke personen en gegevens geanonimiseerd moeten worden bij publicatie van een uitspraak om de privacy van deze personen te beschermen.

Hoofdregel

Het uitgangspunt is: anonimiseer alle gegevens die een natuurlijk persoon, natuurlijk persoon bij een rechtspersoon of samenwerkingsverband direct kunnen identificeren. Dit geldt ook voor overleden personen.

Uitzonderingen

Maar niet van iedere persoon anonimiseert de Rechtspraak de gegevens. Onder andere de gegevens van rechters, advocaten, tolken, deskundigen en gerechtsdeurwaarders anonimiseert men niet. Al gaat dit niet altijd goed. Soms is men iets te enthousiast met anonimiseren, zoals uit onderstaande uitspraak van het gerechtshof Arnhem uit 2010 blijkt.

Zwart balkje?

Het anonimiseren gebeurt niet door de gegevens te zwart te maken, maar door de gegevens te vervangen door neutrale termen. Deze termen geven aan welke rol die persoon in het proces had.

Om duidelijk te maken dat de originele tekst van de uitspraak is gewijzigd, worden de neutrale termen tussen blokhaken gezet. Voorbeelden hiervan zijn [eiseres] of [verdachte].

Juist niet anonimiseren

Op 27 mei 2019 legde de rechtbank Amsterdam niet alleen een gevangenisstraf op. Ook bepaalde de rechtbank dat het ongeanonimiseerde vonnis wordt gepubliceerd:

De rechtbank zal tevens als bijkomende straf de openbaarmaking van dit vonnis gelasten. Hierbij weegt mee, gelet op aard en de ernst van de bewezen strafbare feiten en de gewoonte van verdachte dergelijke misdrijven te plegen, zoals in de strafmotivering weergegeven, dat de maatschappij tegen verdachte moet worden beschermd. De openbaarmaking zal dienen te geschieden door middel van publicatie van dit ongeanonimiseerde vonnis op www.rechtspraak.nl. De kosten van openbaarmaking zal de rechtbank bepalen op nihil.

Het publiceren van de ongeanonimiseerde uitspraak gebeurt pas als het vonnis onherroepelijk is geworden (kracht van gewijsde heeft). Op het moment dat dit blog wordt gepubliceerd, staat dit vonnis nog geanonimiseerd op rechtspraak.nl.

Misschien ook interessant

Als je dit blog interessant vindt, ben ik misschien ook wel geïnteresseerd in mijn blog Code zaakstoedeling.

Enig benul

Digitalisering rechtspraak is niet het grootste probleem

[Column] De Raad voor de Rechtspraak heeft sinds 1 januari 2019 een nieuwe voorzitter in de persoon van Henk Naves. Het afgelopen jaar is er veel gezegd en geschreven over de geldverslindende poging tot digitalisering van de rechtspraak, maar dat is volgens Jeroen Veldhuis niet de grootste uitdaging voor Henk Naves.

 

Bij de rechtbanken in Amsterdam en Breda is het mogelijk om stukken die spoed hebben voor een kort geding per e-mail in te dienen. Dit is een voorzichtige stap naar digitalisering en afschaffing van de fax. In 2015 ondernam de rechtbank Limburg en al een poging, maar die was van korte duur.[1]

De voorgenomen digitalisering bij de Rechtspraak is uitgedraaid op een ramp. Vele miljoenen euro’s in een bodemloze put gestort en tegen beter weten in blijven doorgaan. In een afscheidsinterview in de Volkskrant erkent voormalig voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak Frits Bakker:

‘Op dat moment’, zegt Bakker, ‘hadden we als raad moeten zeggen: als het zo ingewikkeld blijft, lukt het automatiseren niet, we stoppen ermee. Maar we waren al drie jaar bezig met het programma Kwaliteit en Innovatie, dan raak je in een soort tunnelsyndroom. Ik zag toen niet: dit is onmogelijk. Maar ik had het wel moeten zien.’ [2]

Inmiddels is het Programma KEI stopgezet. Er gaat wel gedigitaliseerd worden, maar dat betreft het berichtenverkeer met de gerechten. Hiervoor is een Basisplan digitalisering opgesteld.

Maar de digitalisering lijkt niet het grootste probleem te worden voor Henk Naves, de nieuwe voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak. De toegang tot de rechter lijkt een groter probleem te worden door de veel te hoge griffierechten en bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand.

Er worden voorstellen gedaan om het systeem van griffierechten aan te passen, maar de minister van rechtsbescherming Sander Dekker ziet de noodzaak niet.[3] Ook weigert de minister de bezuinigingen op de rechtsbijstand (deels) terug te draaien. Dit en het feit dat de minister van rechtsbescherming het begrip rechtsbescherming überhaupt niet in de vingers heeft, is een groot probleem.

De Raad voor de Rechtspraak moet zich er, naast haar huidige taken[4], sterk voor maken dat de rechtspraak voor iedereen bereikbaar blijft en dit moet zij ook expliciet naar buiten toe uitdragen.

Gezien de niet aflatende pogingen van de de politiek om de rechtstaat af te laten brokkelen voor eigen gewin[5] en de positie die de Raad voor de Rechtspraak inneemt, moet rechtsbescherming de zevende kerntaak van de Raad voor de Rechtspraak worden.

 

Citeertitel: J.M. Veldhuis, Digitalisering rechtspraak is niet het grootste probleemBER 2019-1, p. 25.

=====

[1] Zegt de Rechtspraak de fax eindelijk vaarwel?, debloggendeadvocaat.nl 29 september 2015 en Rechtbank Limburg handhaaft toch de fax!, debloggendeadvocaat.nl 1 oktober 2015.

[2] Interview Frits Bakker, Volkskrant 1 januari 2019, https://www.volkskrant.nl/mensen/-de-minister-zei-eigenlijk-bakker-hou-je-bek-~bd13842f/.

[3] J.M. Veldhuis, De onbereikbare rechter, BER 2018-7, p. 26-27.

[4] De huidige taken zijn: kwaliteit van de rechtspraak, nieuwe wetten en de rechtspraak, wetenschappelijk onderzoek, financiering van de rechtspraak, ondersteuning van de gerechten en internationale samenwerking.

[5] Hoogleraar rechtsfilosofie: ‘Politici brengen rechtsstaat in gevaar’, NRC 14 februari 2017, https://www.nrc.nl/nieuws/2017/02/14/politici-brengen-rechtsstaat-in-gevaar-6674160-a1545915.

Proceskosten: zekerheid

Proceskosten: zekerheid

Procedeer je tegen een buitenlandse partij, dan kan het wel eens lastig worden om de proceskosten te incasseren. In sommige gevallen kan je van de wederpartij zekerheid voor de proceskosten vorderen. In dit blog leg ik uit in welke gevallen dat wel en niet kan.

Zekerheid voor proceskosten

In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat in artikel 224 Rv een regeling die zekerheid voor proceskosten mogelijk maakt. In lid 1 van staat enigszins cryptisch wie hiervan gebruik kunnen maken:

“Allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding alhier, zijn verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden.”

In begrijpelijk Nederlands staat er: de gedaagde partij kan zekerheid te krijgen voor het geval de rechter de vordering van de buitenlandse eiser afwijst.

Deze regeling geldt dus niet voor de eisende partij die zekerheid voor de proceskosten wil van een in het buitenland woonachtige/gevestigde gedaagde.

Doel

Het doel van deze regeling is te voorkomen dat een gedaagde hoge kosten moet maken om de proceskostenveroordeling te incasseren.

Vordering

De rechter mag niet uit zichzelf beslissen dat de eisende partij zekerheid moet stellen. De gedaagde partij moet dit dus vorderen. Dit kan bij dagvaarding (nieuwe procedure) of door het instellen van een incidentele vordering in de lopende procedure. Dit laatste is het meest praktisch.

Geen link met Nederland

Voorwaarde voor toewijzing van de vordering tot het stellen van zekerheid is dat het centrum van de sociale en economische activiteiten van de buitenlandse eiser buiten Nederland moet liggen.[1]

De vordering tot het stellen van zekerheid voor proceskosten slaagt dus niet als de buitenlandse eiser ook een vestiging heeft in Nederland. De vordering wordt ook afgewezen als de buitenlandse eiser weliswaar geen Nederlandse vestiging heeft, maar wel haar statutaire zetel in Nederland heeft.[2]

Het komt voor dat een eiser regelmatig van adres verandert en dat het Nederlandse adres waar hij ingeschreven staat bovendien niet steeds zijn feitelijke verblijfplaats is. Het is voorstelbaar dat dit problemen geeft bij het incasseren van de proceskosten. Toch is dit geen reden deze eiser te verplichten tot het stellen van zekerheid:

“Voor de toepasselijkheid van artikel 224 Rv is derhalve onvoldoende dat degene van wie zekerheid wordt gevorderd wel in Nederland verblijft, maar zijn verblijfplaats niet (steeds) bekend is en/of niet overeenkomt met het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven. Nu [geïntimeerde] niet heeft gesteld, noch is gebleken, dat [appellant] zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in een ander land dan Nederland heeft, dient de incidentele vordering van [geïntimeerde] te worden afgewezen.” [3]

Geen link, maar toch geen zekerheid

Ofschoon er geen link is met Nederland hoeft de buitenlandse eiser toch geen zekerheid te stellen voor proceskosten als[4]:

  • aannemelijk is dat verhaal van de proceskosten in Nederland mogelijk is;
  • het vonnis (met de proceskostenveroordeling), ten uitvoer kan worden gelegd in het land waar de buitenlandse eiser woont of gevestigd is;
  • een verdrag of EG-verordening bepaalt dat geen zekerheid hoeft te worden gegeven;
  • het stellen van zekerheid ertoe leidt dat de buitenlandse eiser zich niet kan wenden tot de rechter (geldgebrek).

Vonnis

Wijst de rechter de vordering toe, dan stelt de rechter in het vonnis het bedrag, waarvoor de eiser zekerheid moet stellen, vast. Verder zal de rechter – als dat is gevorderd – bepalen binnen welke termijn de buitenlandse eiser moet voldoen aan het vonnis. De zekerheid bestaat meestal uit een bankgarantie.

Toch niet betalen?

Weigert de buitenlandse eiser om zekerheid te stellen, dan kan je het vonnis laten betekenen en de eiser een termijn geven om aan het vonnis te voldoen. Blijft de buitenlandse eiser weigeren, dan de rechter hem niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de procedure die de buitenlandse eiser begon, eindigt zonder inhoudelijke behandeling.[5]

Hoger beroep en cassatie

Ook in hoger beroep en cassatie kan men zekerheidstelling voor proceskosten vorderen. Dit kan alleen van de oorspronkelijk eiser (de buitenlandse eiser uit de eerste procedure). Van de oorspronkelijk gedaagde of verweerder kan je dus dit niet vorderen.[6]

Meer over proceskosten

Misschien vind je mijn andere blogs over proceskosten ook interessant. De andere drie delen zijn:

=====

[1] Parlementaire geschiedenis, Herziening Rv, p. 393.

[2] Hoge Raad 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3239.

[3] Hof ’s-Hertogenbosch 8 januari 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BY8193.

[4] Artikel 224 lid 2 Rv.

[5] Rechtbank Noord-Holland 9 januari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:115.

[6] Artikel 353 lid 2 Rv (hoger beroep) en artikel 414 Rv (cassatie).

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

‘De advocaat wordt op zijn woord geloofd’, is een veelgebruikte uitdrukking. Betekent dit dat een advocaat altijd gelijk heeft? En wie heeft er gelijk als twee ruziënde procespartijen allebei een advocaat hebben?

 

Strekking

De strekking van de uitdrukking ‘een advocaat wordt op zijn woord geloofd’, is beperkt. Het geldt alleen in procedures bij de (burgerlijke, bestuurs- en straf-) rechter.[1] En dan enkel als het gaat om de vraag of de advocaat een volmacht heeft van zijn cliënt om in die procedure op te treden.

Dit betekent concreet dat een advocaat geen schriftelijke volmacht van zijn cliënt aan de rechter hoeft te geven, terwijl andere gemachtigden dat wel moeten doen. In procedures bij de kantonrechter geldt dat deurwaarders ook op hun woord worden geloofd.[2]

Het zegt dus niets over de juistheid van de stellingen die een advocaat inneemt in de procedure.

Ook advocaten gebruiken de uitdrukking soms verkeerd; zie voorbeeld 1 en voorbeeld 2.

 

Rol rechter

Dit betekent niet dat de rechter de advocaat nooit mag vragen om een schriftelijke volmacht te overleggen. De rechter moet dan wel een concrete aanwijzing hebben dat er mogelijk geen volmacht is.

Een voorbeeld: blijkt uit de processtukken dat eisers Janssens B.V. ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding ontbonden was, dan kan de B.V. de advocaat geen opdracht tot de procedure hebben gegeven.

Concludeert de rechter dat de advocaat geen volmacht heeft, dan kan dat de advocaat worden veroordeeld in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 245 Rv en heet een ‘eigen beursje’. Lees mijn blog Het eigen beursje voor advocaten nader bezien voor meer informatie over en voorbeelden over dit onderwerp.

 

Gedragsrecht

Begint een advocaat onbevoegd een procedure namens zijn cliënt, dan handelt die advocaat niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dit betekent dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

In een tuchtzaak, die leidde tot de uitspraak van 20 maart 2017, oordeelde de Raad van Discipline dat dit een ernstig verwijt is. Omdat dit de eerste tuchtrechtelijke veroordeling van de advocaat was, kwam hij weg met een waarschuwing (de lichtste straf).

 

=====

[1] Artikel 80 lid 3 Rv (burgerlijke rechter), artikel 8:24 lid 3 Awb (bestuursrechter) en artikel 279 lid 1 Sv (strafrechter).

[2] Artikel 80 lid 3 Rv.

 

Enig benul

De onbereikbare rechter

[COLUMN] Rechtspraak is enkel voor de rijken. De afgelopen jaren hebben de VVD-bewindslieden op – wat nu heet – het ministerie van Justitie en Veiligheid (‘VenJ’) de toegang tot de rechter onbetaalbaar gemaakt voor de gewone man. Fred Teeven wilde zelfs kostendekkende griffierechten invoeren en de huidige minister van rechtsbescherming lijkt er alles aan te doen om de rechtsbescherming verder uit te hollen door de sociale advocatuur de nek om te draaien.[1]

Sinds de inwerkingtreding van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (‘Wgbz’) op 1 november 2010 zijn de griffierechten fors gestegen, met name voor zaken in eerste aanleg met een financieel belang tussen € 500 en € 5.000.[2] Hiertegenover staat een daling van 20% van het aantal zaken met een belang tussen de € 500 en € 5.000.

De door de Rechtspraak in het leven geroepen Coördinatiegroep Incassozaken concludeert in haar rapport[3] dat de griffierechten in de categorieën zaken tot € 5.000 onaanvaardbaar hoog zijn.[4] Dit past niet bij de aan de Wgbz gestelde randvoorwaarde dat de toegang tot de rechter voor rechtzoekenden gewaarborgd moet zijn.[5]

Door de te hoge griffierechten en het succes van het goedkopere, maar heftig bekritiseerde, alternatief e-Court[6] liep het aantal zaken en daarmee de opbrengsten voor de Rechtspraak sterk terug. De Coördinatiegroep wil daarom de regels voor onbetwiste incassovorderingen aanpassen om te komen tot een snelle, laagdrempelige en goedkope digitale incassoprocedure.

De huidige kantonprocedure voor veelvoorkomende incassovorderingen, zoals vorderingen van telefoonaanbieders, ziektekostenverzekeraars en nutsbedrijven (de ‘repeatplayers’) voldoet niet: het is te duur (te hoge griffierechten) en niet laagdrempelig. Zo is de dagvaarding onbegrijpelijk voor gedaagden en – dit bedenk ik niet zelf – ‘voor de bij de repeatplayers in dienst zijnde juristen’.[7] Dit laatste zegt iets over de kwaliteit van deze juristen en dit mag geen aanleiding zijn om te concluderen dat de kantonprocedure c.q. dagvaarding niet laagdrempelig is en daarom grondig zou moeten worden herzien.

De Rechtspraak wordt gefinancierd op basis van het aantal gevoerde procedures. Het is algemeen bekend dat financiële situatie van de Rechtspraak extreem beroerd is.[8] Burgers zijn gebaat bij een goede toegang tot de rechter en de Rechtspraak is gebaat bij meer procedures. Daarbij wijst de praktijk uit dat dat een verhoging van de griffierechten leidt tot een daling van het aantal procedures vice versa. Het interessantste deel van het onderzoeksrapport gaat dan ook over de manieren waarop de griffierechten kunnen worden verlaagd.

Minister Sander Dekker schetste eerder dit jaar een aantal scenario’s, maar gaf meteen al aan dat hij geen onmiddellijke aanleiding ziet om de griffierechten te wijzigen. Het, volgens de Coördinatiegroep, meest interessante voorstel van de Minister verhoogt het aantal categorieën van griffierechten van drie naar zeven en verlaagt het griffierecht voor vorderingen tot € 1.500 en verhoogt de griffierechten voor hogere vorderingen. Voor vorderingen met een belang van € 1.500 tot € 2.500 wordt het griffierecht dus verhoogd. De KBvG geeft aan dat veel vorderingen in deze categorie sociale huurzaken met huurachterstanden zijn en die huurders zullen deze verhoogde griffierechten via de proceskostenveroordeling voor hun kiezen krijgen.[9] Dit verslechtert de toegang tot de rechter en dus voldoet dit plan niet.

Interessanter is de suggestie van de KBvG voor een nieuwe aanpak van de griffierechten. Bij de vaststelling van het griffierecht moet niet worden gekeken naar de hoedanigheid (natuurlijk persoon of niet-natuurlijk persoon) van de eisende partij, maar naar de hoedanigheid van de gedaagde partij.[10] Daarnaast geldt in verstekzaken het laagste griffierecht (momenteel € 79) ongeachte de hoogte van de vordering. Het is nog niet bekend of dit financieel haalbaar is voor de Minister, aldus het rapport.[11] Dit laatste raakt de kern van het probleem. De VVD-bewindslieden bij VenJ keken en kijken alleen maar naar de financiële kant van de Rechtspraak en zijn het belang van een goed functionerende rechtsstaat uit het oog verloren. Zo ook onze Minister van rechtsbescherming. Dit is een fundamenteel probleem en het is mede aan de politiek om te zorgen dat deze oogkleppen worden afgelegd.

Tweede Kamerleden Chris van Dam (CDA) en Maarten Groothuizen (D66) braken onlangs in een opiniestuk een lans voor eerlijker griffierechten voor kleinere ondernemers, maar zolang deze regeringspartijen menen dat minister Dekker “bezig is het stelsel van rechtsbijstand te herzien en te verbeteren” [12] heb ik weinig hoop op een corrigerende invloed van deze regeringspartijen en een betere toegang tot de rechter lijkt vooralsnog ver weg.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, De onbereikbare rechter, BER 2018-7, p. 26-27.

=====

[1] Voor meer informatie zie het Dossier gefinancierde rechtsbijstand op advocatenorde.nl en Meer werkdruk, minder geld: de sociale advocatuur wankelt, Nieuwsuur.nl 24 augustus 2018.

[2] WODC, Evaluatie Wet griffierechten burgerlijke zaken, Cahier 2017-9, p. 166.

[3] R.G. de Lange-Tegelaar e.a., Incassozaken, Rapport van de coördinatiegroep incassozaken 14 september 2018.

[4] R.G. de Lange-Tegelaar e.a., Incassozaken, conclusie 8, p. 27.

[5] WODC, Evaluatie Wet griffierechten burgerlijke zaken, Cahier 2017-9, p. 160.

[6] K. Kuipers, Th. Muntz en T. Staal, Vonnis te koop, De Groene Amsterdammer 2018-3, A. Moerman, Alle vonnissen e-Court in strijd met arrest incassokosten, schuldinfo.nl, 10 februari 2018 en J.M. Veldhuis, e-Court: hetze of gebrekkig alternatief?, BER 2018-3, p. 27-28.

[7] R.G. de Lange-Tegelaar e.a., Incassozaken, p. 16.

[8] Nog hogere tekorten rechtspraak, NRC.nl 20 augustus 2018.

[9] R.G. de Lange-Tegelaar e.a., Incassozaken, p. 21.

[10] Onduidelijk is wat de KBvG wil als sprake is van meerdere gedaagden met verschillende hoedanigheden. Is dan het hogere griffierecht voor niet-natuurlijke personen verschuldigd of het lagere griffierecht voor natuurlijke personen?

[11] R.G. de Lange-Tegelaar e.a., Incassozaken, p. 22.

[12] Chr. Van Dam en M. Groothuizen, Eerlijkere griffierechten zijn vooral van belang voor de kleinere ondernemers, Het Financieele Dagblad 16 oktober 2018, p. 25.

Publicatie van uitspraken

Griffierechten 2019

De griffierechten in burgerlijke zaken worden jaarlijks geïndexeerd. De indexatie is gekoppeld aan de consumentenprijsindex en deze is in de periode 31 juli 2017 tot en met 31 juli 2018 gestegen met 2,13%. Dit betekent dat de griffierechten per 1 januari 2019 zullen stijgen.

De hoogte van het te betalen griffierecht is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de aard van de zaak, de hoogte van de vordering en of je als natuurlijke persoon of als bedrijf procedeert.

Overzicht griffierechten 2019

Hieronder een overzicht van de griffierechten voor burgerlijke zaken per 1 januari 2019:

Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek Griffierecht voor niet-natuurlijke personen Griffierecht voor natuurlijke personen Griffierecht voor onvermogenden
Griffierechten voor kantonzaken bij de rechtbank
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

– van onbepaalde waarde of

– met een beloop van niet meer dan € 500

€ 121 € 81 € 81
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 500 en niet meer dan € 12.500 € 486 € 231 € 81
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500 € 972 € 486 € 81
Griffierechten voor andere zaken dan kantonzaken bij de rechtbank
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek van onbepaalde waarde € 639 € 297 € 81
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van niet meer dan € 100.000 € 1.992 € 914 € 81
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100.000 € 4.030 € 1.599 € 81
Griffierechten bij de Gerechtshoven
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

– van onbepaalde waarde of

– met een beloop van niet meer € 12.500

€ 741 € 324 € 324
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500 en niet meer dan € 100.000 € 2.020 € 741 € 324
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100.000 € 5.382 € 1.684 € 324
Griffierechten bij de Hoge Raad
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

– van onbepaalde waarde of

– met een beloop van niet meer € 12.500

€ 811 € 336 € 336
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500 en niet meer dan € 100.000 € 2.692 € 811 € 336
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100.000 € 6.731 € 2.020 € 336

bron: Staatscourant 22 november 2019, nr. 65542

Overgangsrecht

Niet iedereen is per 1 januari 2019 de nieuwe griffierechten verschuldigd. In de hierna te bespreken gevallen ben je de lagere tarieven van 2018 verschuldigd.

Alle procedures

Voor eisers en verzoekers die het griffierecht voor 1 januari 2019 verschuldigd zijn geworden.

Dagvaardingsprocedure

In dagvaardingsprocedures is het tarief van 2018 verschuldigd als (i) de dagvaarding is betekend in 2018 en (ii) als in de dagvaarding een rechtsgeldige mededeling als bedoeld in artikel 111 lid 2 sub k Rv is gedaan. Dit geldt voor procedures in eerste aanleg en voor procedures in hoger beroep.

Verzoekschriftprocedure

In verzoekschriftprocedures is bepalend de dag waarop waarop de rechtbank de oproeping aan de belanghebbende heeft gedateerd en het verzoekschrift moet een rechtsgeldige mededeling als bedoeld in artikel 276 lid 2 Rv bevatten. Ligt deze datum voor 1 januari 2019 dan gelden de oude tarieven.

Vorderingsprocedure onder KEI

In de vorderingsprocedure van het Programma KEI moet een onderscheid worden gemaakt aan de hand van de manier waarop de verweerder is opgeroepen.

Is begonnen met de indiening van een procesinleiding bij de rechtbank, dan zal de griffier een oproepingsbericht opstellen en de datum van het oproepingsbericht is bepalend.

Wordt gekozen voor het zelf opstellen van de procesinleiding met oproepingsbericht en worden deze vervolgens direct betekend aan de verweerder, dan is de datum van betekening beslissend.

In beide gevallen gelden de oude tarieven als de bedoelde datum ligt vóór 1 januari 2019. Zo niet, dan gelden de nieuwe tarieven.

Week van de Rechtspraak 2018

Week van de Rechtspraak

De Week van de Rechtspraak vindt ieder jaar vindt in september plaats en dit jaar duurt de Week van de Rechtspraak van 24 tot en met 28 september.

 

Doel

Het doel van de Week van de Rechtspraak is het onder de aandacht brengen van het belang van de rechtspraak in Nederland.

 

Activiteiten

Ook tijdens de zesde Week van de Rechtspraak openen meerdere rechtbank en gerechtshoven hun deuren voor het publiek en organiseren activiteiten. In Utrecht kan je het uit 1893 stammende Van Lokhorstgebouw bezoeken. Op woensdag 26 september organiseert men in Haarlem een rechtspraakwandeling en dezelfde dag organiseert het Haagse gerechtshof de bijeenkomst ‘Meet the judge’ voor ondernemers in het MKB en een bijeenkomst ‘Meet the judge’ voor ouderen. Een laatste vermeldenswaardige activiteit is de interactieve middag over ‘De rechtspraak toen en nu‘ in ’s-Hertogenbosch op dinsdag 25 september. Kortom, voor ieder wat wils.

Hieronder de volledige lijst met activiteiten gerangschikt per rechtbank/gerechtshof:

  • Centrale Raad van Beroep
  • Rechtbank Gelderland
  • Rechtbank Limburg
  • Rechtbank Midden-Nederland
  • Rechtbank Noord-Holland
  • Rechtbank Noord-Nederland
  • Rechtbank Oost-Brabant / Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
  • Rechtbank Overijssel
  • Rechtbank Rotterdam
  • Rechtbank Zeeland-West-Brabant
  • Gerechtshof Den Haag

Daarnaast bezoeken rechters en raadsheren (rechter bij een gerechtshof) middelbare scholen. Zij gaan met leerlingen het gesprek aan over het recht, de rechtspraak en het werk van de rechter.

Ben je niet in de gelegenheid om een activiteit te bezoeken, maar wil je wel weten hoe je lokale rechtbank er van binnen uitziet? Ga dan virtueel rondneuzen.

 

Dag van de Rechtspraak

Een vast onderdeel van de Week voor de Rechtspraak is de Dag van de Rechtspraak. De Dag van de Rechtspraak wordt georganiseerd voor rechters, raadsheren, bestuurders en opinie- en beleidsmakers van binnen en buiten de Rechtspraak.

Tijdens de dag van de Rechtspraak wordt de jaarlijkse Rechtspraaklezing gehouden door een vooraanstaand jurist. Vorig jaar was dit John Thomas de Lord Chief Justice of England and Wales. Daarnaast kunnen bezoekers een aantal workshops volgen.

Dit jaar gaat de Dag van de Rechtspraak helaas niet door vanwege de slechte financiële situatie van de Rechtspraak. De Rechtspraak heeft dit jaar namelijk een tekort heeft van maar liefst € 40 miljoen en daarmee is dit een begrijpelijk en verstandig besluit.

Publicatie van uitspraken

De Rotterdamse regelrechter

Sinds deze maand kent de rechtbank Rotterdam een echte Rotterdamse regelrechter; een experiment waaraan partijen vrijwillig kunnen deelnemen.

Experimenteren

De afgelopen jaren ontplooide De Rechtspraak de nodige initiatieven op het gebied van alternatieve procedures. Bijna altijd vanuit de gedachte dat het goedkoper en laagdrempeliger moest dan een gewone gerechtelijke procedure. Voorbeelden hiervan zijn de Spreekuurrechteren de eKantonrechter.

Deze experimenten vinden meestal plaats bij de kantonrechter.[1] De reden hiervan is dat in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een artikel staat dat regelt dat partijen hun geschil gezamenlijk aan de kantonrechter van hun keuze kunnen voorleggen. In dat geval bepaalt de kantonrechter hoe de procedure zal verlopen.[2] Dit artikel biedt dus de mogelijkheid om alternatieve procedures te ontwikkelen en uit te proberen.

Voorwaarde is wel dat de procespartijen akkoord moeten gaan met het volgen van deze nieuwe procedure. Gaat één van partijen niet akkoord, dan moet de reguliere dagvaardingsprocedure worden gevolgd.

De procedure bij de regelrechter

De procedure begint met het indienen van het formulier “Zaak voor de regelrechter”. Dit formulier kunnen partijen (of hun gemachtigden) gezamenlijk indienen, maar dat hoeft niet.

Gezamenlijk verzoek

Dienen partijen het formulier gezamenlijk in, dan beslist de regelrechter of de zaak geschikt is voor de regelrechter. Als de regelrechter vindt dat de zaak geschikt is, dan worden partijen uitgenodigd voor een goed gesprek met de rechter. Partijen mogen zich laten bijstaan door een advocaat of gemachtigde, maar dit hoeft niet. Vindt de regelrechter de zaak niet geschikt, dan bericht hij dit aan partijen en legt hij uit waarom hij dat vindt.

Eenzijdig verzoek

Stuurt één van de partijen het formulier aan de regelrechter, dan beoordeelt de regelrechter of de zaak zich leent voor dit experiment. Meent de regelrechter dat dit niet het geval is, dan wordt de aanvrager daarover geïnformeerd.

Doorstaat de aanvraag de toets der kritiek, dan zal de rechtbank bij de andere partij informeren of die bereid is mee te werken aan een procedure bij de regelrechter. Stemt deze partij in, dan zullen partijen bij de rechter hun geschil gaan bespreken. Stemt deze partij niet in, dan komt er geen gesprek bij de rechter en zullen partijen worden gewezen om de mogelijkheid via de normale procedure aan de kantonrechter voor te leggen.

Het gesprek

Als alle partijen instemmen met behandeling van hun geschil door de regelrechter, dan volgt op korte termijn een gezamenlijk gesprek met de rechter. Het doel van dit gesprek is om te kijken of er een oplossing (schikking) kan worden bereikt. Als dat het geval is, dan worden de gemaakte afspraken vastgelegd in een proces-verbaal dat beide partijen ondertekenen.

Komt er geen minnelijke schikking tot stand, dan kan de kantonrechter mondeling uitspraak doen. Deze mondelinge uitspraak wordt daarna vastgelegd in een proces-verbaal. Daarmee is de procedure ten einde.

Een derde optie is dat er geen schikking tot stand komt en de regelrechter geen mondelinge uitspraak doet. In dat geval krijgen partijen op de zitting, maar in ieder geval binnen één week, te horen hoe de procedure zal worden voortgezet. Het is mogelijk dat de regelrechter aanvullende informatie of aanvullende stukken van één of beide partijen wil ontvangen.

Proceskosten

Uitzonderingen daargelaten, zal de rechter de proceskosten van partijen in het vonnis compenseren. Dit betekent dat de verliezende partij niet de proceskosten van de winnende partij hoeft te betalen. De reden hiervan is dat beide partijen vrijwillig hebben meegewerkt aan de experimentele procedure.

Termijnen

Op Twitter vroegen meerdere mensen zich af hoe het zit met lopende termijnen, zoals een verjaringstermijn, die in een normale procedure worden gestuit door de betekening van de dagvaarding.

 

 

De procedure is aanhangig op de datum dat het gezamenlijk verzoek op de griffie is ontvangen.

Is sprake van een eenzijdig verzoek, dan is de procedure aanhangig op de datum waarop de griffie het bericht van de wederpartij dat deze instemt met procedure bij de Rotterdamse regelrechter.

Hoger beroep

Hoger beroep is alleen mogelijk als partijen zich dat recht hebben voorbehouden.[3] Op het formulier waarmee de zaak wordt aangebracht, moeten partijen aangeven of ze de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan als er geen schikking wordt bereikt.

Zelfs als partijen hebben besloten dat ze de mogelijkheid van hoger beroep openhouden, dan betekent dat niet dat ze altijd in hoger beroep kunnen gaan. Ook hier geldt, net als bij de gewone dagvaardingsprocedure, de appelgrens. Dit betekent dat hoger beroep alleen mogelijk is als de vordering die aan de regelrechter is voorgelegd, hoger is dan €1.750. Meer over de appelgrens lees je in mijn blog “De appelgrens: wanneer kan je in hoger beroep?”.

Kosten

Het griffierecht bedraagt de helft van het laagste tarief bij de kantonrechter, tenminste als een consument bij de procedure betrokken is. In dat geval betaalt iedere partij een griffierecht van € 39,50 (tarief 2018).

Zijn beide partijen bedrijven, dan betalen ze allebei de helft van het normale tarief. Hoeveel is dit is, is afhankelijk is van de hoogte van de vordering.

Looptijd

Dit experiment loopt van september 2018 tot vooralsnog uiterlijk december 2019. Het kan dus zijn dat de stekker er eerder wordt uitgetrokken of dat eerder wordt besloten om de Rotterdamse Regelrechter tot het vaste arsenaal procedures van de Rotterdamse rechtbank te laten horen.

 

=====

[1] Ook in hoger beroep wordt geëxperimenteerd; zie de second opinionprocedurevan het gerechtshof Den Haag.

[2] Artikel 96 Rv.

[3] Artikel 333 Rv.

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

KEI: pilot handelszaken niet landelijk uitgerold

Zojuist maakte de Rechtspraak bekend dat de KEI-pilot digitaal procederen in handelsvorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging niet landelijk zal worden uitgerold.

Sinds 1 september 2017 loopt er bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland een pilot die inhoudt dat partijen in handelsvorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging (lees: zaken van meer dan € 25.000) verplicht digitaal moeten procederen. Na afloop van de pilot zou dit landelijk worden ingevoerd. Nadat de landelijke invoering begin dit jaar al op de lange baan werd geschoven, is er nu een nieuwe tegenslag voor de Rechtspraak: de landelijke invoering komt er namelijk helemaal niet!

 

Niet verantwoord

De reden is dat de Raad voor de Rechtspraak de landelijke uitrol niet verantwoord vindt. Onder andere de onbetrouwbaarheid van het systeem, het feit dat het gebruikte systeem niet wordt doorontwikkeld door leverancier Oracle hebben tot deze conclusie geleid.

Er is nog een omstandigheid, maar die begrijp ik niet. Frits Bakker, de scheidend voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, schrijft in zijn brief van 27 juni 2018 aan minister Sander Dekker:

“Daarbij werkt de Raad aan een nieuwe doelarchitectuur voor de digitalisering en zou civiel HV (Handelsvorderingen, JV) op afzienbare tijd naar die nieuwe architectuur moeten worden gemigreerd.”

 

Pilot blijft

Bij de rechtbank Midden-Nederland en de rechtbank Gelderland blijft digitaal procederen verplicht. Dit betekent dat voorlopig twee regimes van toepassing zijn: het traditionele burgerlijke rechtsvordering en rechtsvordering onder KEI.

 

Hoe nu verder?

Uit extern onderzoek bleek dat het een zooitje was bij KEI. Er was geen sturing, men was niet bereid te veranderen en samen te werken binnen de Rechtspraak en vanaf de start van Programma KEI is niet voldaan aan een aantal basiscondities. De afgelopen periode zijn hierover nieuwe afspraken gemaakt en is een nieuwe structuur opgezet en deze nieuwe structuur gaat men nu implementeren.

Komend najaar worden, zo verwacht de Raad voor de Rechtspraak, besluiten genomen over de doelen van de digitalisering, de manier waarop die moeten worden bereikt en de kosten die daarmee gemoeid zijn. Waarschijnlijk wordt dan ook meer bekend over hoe de Rechtspraak de ongelijkheid tussen de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland (digitaal procederen) en de overige gerechten (op papier procederen) ongedaan wil maken. Het streven is om deze ongelijkheid zo snel mogelijk op te heffen, maar het is onbekend hoe lang dat gaat duren.

 

Mantra

Frits Bakker realiseert zich dat dit een grote teleurstelling is voor alle bij de digitalisering betrokken partijen, maar herhaalt zijn mantra nog maar eens:

“Van stoppen met digitalisering is echter geen sprake.”

 

Op welke manier en op welke termijn is vooralsnog onduidelijk. Het ziet er in ieder geval naar uit dat er nog de nodige hoofdstukken zullen worden toegevoegd aan dit drama in veel bedrijven.

 

Publicatie van uitspraken

e-Court: verzoek prejudiciële vragen afgewezen

E-Court verzoekt om een verzoek tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis (exequatur) te verlenen en verzoekt daarbij ook om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. In een nogal curieuze zaak wijst de rechtbank Overijssel beide verzoeken af.

 

e-Court

Over e-Court is dit jaar al veel te doen geweest en voor het tijdschrift Beslag, executie en rechtsvordering in de praktijk wijdde ik een column aan die ophef.

De handelwijze van e-Court kon naar het oordeel van de Rechtspraak niet door de beugel en men was voornemens om prejudiciële vragen te stellen. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van de rechter aan de Hoge Raad. Dit kon toen niet, omdat e-Court al haar zaken had ingetrokken.

 

Curieus

Recent heeft e-Court dan toch een verzoek ingediend om een exequatur te verlenen op een arbitraal vonnis en daarbij verzocht zij ook om prejudiciële vragen te stellen. Omdat de Rechtspraak dit ook van plan was, leek dit laatste een formaliteit. Maar niets bleek minder waar. De rechtbank komt namelijk tot de conclusie dat niet is gebleken dat de arbiter onpartijdig en onafhankelijk is.

 

Wat was het geval?

Een arbiter van e-Court had in twee zaken een van zorgverzekeraar CZ een oordeel geveld. Het arbitrale vonnis was door e-Court aan de rechtbank Overijssel toegestuurd met het verzoek om een exequatur te verlenen en om prejudiciële vragen te stellen.

Gedaagde in één van de zaken was de oprichtster van e-Court, die nu directrice is van ITEC Services B.V., de administrateur van e-Court. Zij vertegenwoordigde, samen met de advocaat, e-Court op de mondelinge behandeling. De gedaagde van de andere arbitragezaak was niet aanwezig.

Tijdens de mondelinge behandeling erkende de oprichtster dat zij gedaagde was in het ene arbitrale geschil. Over het andere geschil kon zij geen mededeling doen. Wel werd namens e-Court aangevoerd dat vaker verzoeken bij de rechtbank Overijssel zijn ingediend in zaken waarbij deze twee dames gedaagden waren in de arbitrale procedure.

Dit vond de rechter opmerkelijk en was aanleiding om onderzoek te doen in de Basisregistratie Personen. Ongetwijfeld leidde dit onderzoek tot op zijn minst tot gefronste wenkbrauwen bij de rechter: de gedaagde in de andere zaak bleek namelijk de moeder te zijn van de oprichtster van e-Court!

Het is niet zo netjes van e-Court om dit te verzwijgen als de rechter daarnaar vraagt.

De nauwe band tussen e-Court en haar oprichtster en administrateur is voor de rechter aanleiding om te onderzoeken of de arbiter die de arbitrale vonnissen heeft gewezen onafhankelijk en onpartijdig is. Is dit niet het geval, dan kan het verlof tot tenuitvoerlegging (de exequatur) worden geweigerd.[1]

Arbiters zijn gebonden aan de gedragsregels van e-Court en hierin staat onder andere:

Geschilbeslechters van e-Court zijn aan de volgende gedragscode gebonden.

  1. Onafhankelijkheid en Onpartijdigheid

1.1 Geschilbeslechters accepteren geen zaken waarin hun onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid onderwerp van discussie kan zijn. (…)

1.2 Risico’s rond onafhankelijkheid en onpartijdigheid doen zich bijvoorbeeld voor indien:

  1. geschilbeslechters in een familierelatie staan tot een van de procespartijen of hun vertegenwoordigers;
  2. een van de procespartijen of hun vertegenwoordigers tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van Geschilbeslechters behoren;
  3. geschilbeslechters korter dan één (1) jaar geleden werkzaam zijn geweest bij een van de procespartijen, of deze als cliënt hebben geadviseerd of bijgestaan;
  4. partijen of hun vertegenwoordigers te dicht in relatie staan tot een levenspartner of directe familieleden van Geschilbeslechters;
  5. er andere omstandigheden zijn waardoor de schijn van partijdigheid wordt of kan worden gewekt.

De arbiter heeft weliswaar in het arbitraal vonnis overwogen dat het proces heeft plaatsgevonden tegenover een deskundige en onpartijdige arbiter. Maar de arbiter heeft niet geconstateerd dat één van de gedaagden de directeur is van de administrateur van e-Court en dat de ander haar moeder is. Ook blijkt niet uit het arbitraal vonnis dat de arbiter heeft overwogen of hij voldoende onafhankelijk en/of onpartijdig kon optreden in deze zaken.

Hier doet zich de situatie voor die staat in artikel 1.2 onderdeel d van de Gedragscode. De directrice van ITEC Services is nauw verbonden aan e-Court, de organisatie die de arbiter heeft benoemd, en haar moeder valt naar het oordeel van de rechter ook onder die beschrijving. Gelet hierop had de arbiter op grond van artikel 1.1 van de Gedragscode de zaak niet moeten accepteren dan wel hierover in ieder geval een inzichtelijke afweging moeten maken. Dat heeft de arbiter nagelaten.

Op grond hiervan oordeelt de rechter de arbiter niet onpartijdig of onafhankelijk is en dat hij deze zaak niet in behandeling had mogen nemen. De rechter wijst hierom het verzoek tot tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen af.

 

Geen prejudiciële vragen

De rechter wijst ook het verzoek af om prejudiciële vragen te stellen af en hij overweegt hierover:

De voorzieningenrechter hecht er aan te vermelden dat het bij het stellen van vragen aan de Hoge Raad zoals bedoeld in artikel 392 lid 2 Rv zou moeten gaan om een zaak waarbij de gedaagde partijen niet op enige manier zijn verbonden aan de verzoekende partij (hier: e-Court), zodat op een deugdelijke manier hoor en wederhoor kan plaatsvinden van alle betrokken belanghebbenden in deze verzoekschriftprocedure. Dit mede gelet op het feit dat e-Court in deze procedure op basis van haar procesreglement optreedt als privatieve lasthebber van beide arbitrale procespartijen. Eventueel te stellen prejudiciële vragen zullen met name betrekking hebben op de vraag wat onder summierlijk onderzoek moet worden verstaan in het kader van consumentrechtelijke bescherming.

 

De hele uitspraak van de rechtbank Overijssel lees je hier.

 

=====

[1] HR 18 februari 1994, NJ 1994/765.

 

Publicatie van uitspraken

Beperkte verhinderdata in kantonzaken

Op 6 juni jl. twitterde ik over het beperkte aantal verhinderdata dat je mag opgeven bij de Amsterdamse kantonrechter:

Reacties

Deze tweet maakte aardig wat reacties los, waaronder de volgende:

 

 

 

Oplossingen

Gelukkig denkt de Nederlandse Orde van Advocaten mee:

Een praktischer oplossing wordt ook geopperd:

 

Snellere rechtspraak

Ook de rechtbank Amsterdam reageerde:

 

Je kan je überhaupt afvragen of de snelheid er lekker inzit als je verhinderdata voor vijf maanden moet opgeven. Maar dat neemt niet weg dat uit de reactie van de rechtbank Amsterdam volgt dat de procespartijen voor de snellere rechtspraak moeten zorgen. De grootste vertraging zit veelal in de lange termijn waarop uitspraak wordt gedaan. Het is helaas niet ongebruikelijk dat de eerste datum waarop uitspraak zal worden gedaan, wordt gepland op zes maanden. Om de uitspraak vervolgens wederom één of meerdere keren met vier of zes weken aan te houden. Het argument van de rechtbank Amsterdam snijdt dus geen hout.

 

Advocatenblad

Dit alles bleef niet onopgemerkt bij de redactie van het Advocatenblad. Vandaag verscheen hierover onderstaand nieuwsbericht op de website van het Advocatenblad.

 

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Klik hier om het nieuwsbericht te downloaden

 

De rechtbank Amsterdam heeft ook gereageerd richting het Advocatenblad, zoals je in het artikel kan lezen. De opmerking dat het beperkte aantal verhinderdagdelen enkel geldt voor Wwz-zaken (Wet werk en zekerheid), lijkt me niet juist. De procedure waar ik over twitterde is een incassozaak en heeft niets van doen met de Wet werk en zekerheid.

Ook is mij bekend dat de rechtbank Overijssel een standaard tekst gebruikt in alle civiele zaken, dus zowel kantonzaken als zaken bij de sector civiel, waarin iedere partij voor de komende drie maanden maximaal 20 verhinderdata (of 40 verhinderdagdelen) mag opgeven.

Pas beleid aan

Er zijn advocaten en gemachtigden die onnodige verhinderdata opgeven, maar naar mijn overtuiging zijn die in de minderheid. Door dit nieuwe beleid scheer de Rechtspraak iedereen over één kam en wordt iedere advocaat en gemachtigde aangemerkt als zijnde onbetrouwbaar. Het beleid zou mijns inziens moeten zijn dat partijen hun verhinderdata opgeven en dat verhinderdata pas worden gepasseerd als blijkt dat er geen dag en tijdstip kan worden gepland. Maar natuurlijk wel nadat partijen hebben kunnen reageren op het voornemen om verhinderdata te passeren.

 

Laat je horen!

Moet de Rechtspraak haar beleid aanpassen of is het nieuwe beleid een goede zaak?

Discussieer mee en laat je reactie hieronder achter.

Proceskosten: zekerheid

Proceskosten: salaris van de advocaat

Als een rechter een vonnis uitspreekt, dan wordt de verliezer in het merendeel van de gevallen veroordeeld in de proceskosten. De verliezer moet dan de proceskosten van de ander betalen. De proceskosten bestaan uit meerdere posten. Hierbij moet je denken aan de kosten van het betekenen van de dagvaarding, eventuele beslagkosten, het salaris van de advocaat van de wederpartij en de nakosten. In dit blog ga ik in op het salaris van de advocaat.

Salaris van de advocaat

In Nederland worden, behalve in intellectuele eigendomszaken, niet de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten bij de verliezende partij in rekening gebracht. Men begroot het salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief. Het liquidatietarief is afhankelijk van de verrichte proceshandelingen en het belang van de zaak (de hoogte van de vordering). Het liquidatietarief is een aanbeveling, maar in de praktijk volgen alle rechtbanken en gerechtshoven deze aanbeveling.

Voorbeeld

Dit klinkt misschien nogal abstract, daarom een voorbeeld om de berekening te verduidelijken.

Eiser vordert bij de rechtbank betaling van een bedrag € 75.000. In de procedure heeft de winnende eiser een dagvaarding laten betekenen en heeft hij met z’n advocaat een comparitie van partijen bijgewoond. De rechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

De dagvaarding en het bijwonen van de comparitie tellen beiden als één punt; dus in totaal twee punten. Het belang van de zaak is € 75.000 en daarbij hoort een liquidatietarief van € 1.074 per punt. De verliezende gedaagde zal dus worden veroordeeld tot betaling van € 2.148 aan salaris van de advocaat.

Niet kostendekkend

Het is goed om je te realiseren dat het toegewezen salaris van de advocaat in de meeste gevallen niet de daadwerkelijke advocaatkosten dekt. Je moet de proceskostenveroordeling daarom zien als een tegemoetkoming in de advocaatkosten.

Overzicht

Een volledig overzicht van de waardering van werkzaamheden en de liquidatietarieven vind je op de website van de Rechtspraak.

Meer over proceskosten

Misschien vind je mijn andere blogs over proceskosten ook interessant. De andere delen zijn:

Enig benul

[Column] e-Court: hetze of gebrekkig alternatief?

Online geschillenbeslechter e-Court was de afgelopen periode veelvuldig in het nieuws. Alle reden dus om in het nieuwste nummer van het Tijdschrift voor beslag, executie & rechtsvordering in de praktijk (BER) met een kritische blik te kijken naar de ontwikkelingen en meningen rondom e-Court. Voert de Rechtspraak een hetze tegen e-Court of is e-Court een gebrekkig alternatief voor een procedure bij de kantonrechter?

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Klik hier om de column te downloaden

 

Citeertitel: J.M. Veldhuis, e-Court: hetze of gebrekkig alternatief?, BER 2018-3, p. 27-28.

 

UPDATE 15 juni 2018

In juni 2018 deed e-Court weer van zich spreken en ik blogde er over: e-Court: verzoek prejudiciële vragen afgewezen.

 

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

KEI: de mondelinge uitspraak

Ondanks de pas op de plaats van het Programma KEI gaan we op termijn allemaal digitaal procederen. Voor digitale procedures geldt een nieuw burgerlijk procesrecht en daarin staat dat de rechter mondeling een einduitspraak kan doen tijdens of na de mondelinge behandeling.

Waarom?

Op verzoek van de gerechten is de mogelijk om mondeling uitspraak te doen verruimd. Voorheen kon enkel in kort geding en in verzoekschriftzaken een mondelinge einduitspraak worden gedaan en in dagvaardingszaken kon alleen een mondelinge tussenuitspraak worden gedaan. Onder KEI is het ook mogelijk om een mondelinge einduitspraak te doen in civiele vorderingszaken.[1]

Dit past ook in het doel van de mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling moet het hart van de nieuwe basisprocedure worden, met als uitgangspunt dat na de mondelinge behandeling alle benodigde informatie over een zaak op tafel ligt en de rechter uitspraak kan doen.[2]

Wanneer

Niet alle zaken zijn geschikt om een mondelinge einduitspraak te doen. De wet zegt niet in welke gevallen een mondelinge uitspraak mag worden gedaan, maar uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat een mondelinge uitspraak bedoeld is voor relatief, eenvoudige, feitelijke zaken, waarbij betrokkenen gebaat zijn bij het snel verkrijgen van duidelijkheid.[3]

Voorwaarden

De rechter mag niet altijd mondeling uitspraak doen. De formele voorwaarden waaraan moet voldaan, staan in artikel 30p van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering (‘Rv nieuw’).

De eerste en belangrijkste voorwaarde is dat alle partijen op de mondelinge behandeling aanwezig moeten zijn. Ontbreekt één partij, dan mag de rechter niet mondeling uitspraak doen.

Daarnaast moet de rechter proces-verbaal opmaken van de mondelinge uitspraak. In dit proces-verbaal mogen alleen de beslissing en de gronden van die beslissing staan. Het procesverloop, de feiten en de standpunten van partijen worden niet in dit proces-verbaal opgenomen. Als de rechter een mondelinge einduitspraak heeft gedaan, dan mag hij alleen het proces-verbaal verstrekken. Het is niet toegestaan om ook nog een schriftelijke beslissing (vonnis of arrest) op te stellen.[4]

De rechter ondertekent het proces-verbaal en zorgt ervoor dat het binnen twee weken na de mondelinge behandeling aan partijen wordt toegestuurd. De partij die tot tenuitvoerlegging van de uitspraak kan overgaan, krijgt een in executoriale vorm opgemaakt exemplaar van het proces-verbaal.

De praktijk

De wettelijke voorwaarden lijken helder, maar dat betekent niet dat ze ook worden toegepast in de praktijk, zo blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof Den Haag.[5]

In hoger beroep was niet geklaagd over het doen van een mondelinge uitspraak en dat dit niet volgens de regels was gedaan, maar het Haagse hof koos ervoor om er in enkele overwegingen ten overvloede (‘obiter dictum’) aandacht aan te besteden.

Als eerste vroeg het gerechtshof zich af of het nieuwe procesrecht wel van toepassing was in deze zaak en dus of een mondelinge uitspraak überhaupt wel mogelijk was. De procedure bij de rechtbank was namelijk begonnen voordat het nieuwe procesrecht was ingevoerd op 1 september 2017.

Vervolgens stelt het hof vast dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat alle procespartijen op de mondelinge behandeling aanwezig waren of vertegenwoordigd waren.

Er was wel een proces-verbaal opgemaakt, maar daarin waren de mondelinge uitspraak en de gronden daarvan niet opgenomen. Ook was het proces-verbaal niet binnen 14 dagen aan procespartijen toegestuurd.

Verder verstrekte de rechter een uitgeschreven uitspraak aan partijen. Dit mag niet, omdat hij al een mondelinge uitspraak had gedaan.[6]

Omdat over al deze punten niet was geklaagd, verbond het gerechtshof hier geen gevolgen aan. Wel is duidelijk dat de rechter in eerste aanleg z’n dag niet had; hij deed werkelijk niets goed met betrekking tot de mondelinge uitspraak.

=====

[1] Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p. 29.

[2] Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p. 70.

[3] Kamerstukken II 2014/15, 34138, nr. 3, p. 10.

[4] Artikel 30q Rv nieuw en Kamerstukken II 2014/15, 34138, nr. 3, p. 11.

[5] Gerechtshof Den Haag 28 maart 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:577.

[6] Zie voetnoot 4.

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

KEI: geen reset, maar pas op de plaats

Deze week schreef Raad voor de Rechtspraak dat Programma KEI moet worden gereset (lees hier). Minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) is het hier niet mee eens; hij wil geen rest, maar wil een pas op de plaats maken met de digitalisering van de rechtspraak.

Erg geschrokken

De Minister zegt erg geschrokken te zijn van de inhoud van de brief van de Raad voor de Rechtspraak. Hij is nog niet overtuigd van het in die brief geschetste plan van aanpak:

“Daarom vind ik het vooralsnog onverantwoord om op de nu voorgestane wijze door te gaan met het proces van digitalisering bij de rechtspraak. Ik kan er niet mee instemmen dat middelen worden besteed aan een digitaliseringsproces dat in de basis nog zoveel onzekerheden kent.”

Dit neemt niet weg dat de minister meent dat de digitalisering van de rechtspraak onontkoombaar is. Maar voordat hiermee wordt verdergegaan moeten eerst alle neuzen dezelfde kant op staan, de juiste mensen op de juiste plek zitten en de moet duidelijk worden wie welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft.

Aanspreken verantwoordelijken

De minister vraagt zich af of de juiste mensen op de juiste plek zitten, maar er zijn geen maatregelen aangekondigd om de verantwoordelijke(n) aan te spreken op dit dramatisch verlopen IT-project. Een project dat in plaats van 8 miljoen euro in ieder geval 220 miljoen euro kost en waarvan het vervolg onduidelijk is en geen enkele verantwoordelijke neemt zijn verantwoordelijkheid en niemand wordt afgerekend op deze resultaten. Dit is op z’n zachtst gezet opvallend te noemen.

Hieronder lees je de hele brief van de minister.

 

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Klik hier om de brief te downloaden

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

KEI: drama in veel bedrijven

Vandaag werd bekend dat de Rechtspraak de koers van het Programma kwaliteit en innovatie (‘KEI’) weer wijzigt. Zelf spreekt de Rechtspraak over het resetten van KEI.[1]

 

Extern onderzoek

Begin januari lekte uit dat de verdere invoering van KEI op de lange baan werd geschoven. De reden was dat alles complexer bleek te zijn dan voorzien en de het uitstel zal worden gebruikt “om de aanpak van de digitalisering tegen het licht te houden”.

De eerste stap is inmiddels gezet en op 5 april jl. werd een ‘quick scan review KEI’ gepresenteerd. De resultaten van dit externe onderzoek zijn ontluisterend te noemen. Zo is er geen sturing, is men niet bereid te veranderen en samen te werken binnen de Rechtspraak en vanaf de start van Programma KEI is niet voldaan aan een aantal basiscondities. Kortom, het Programma KEI was vanaf het begin af aan gedoemd te mislukken. Je zou verwachten dat de overheid zou hebben geleerd van eerdere IT-drama’s, maar dat blijkt niet het geval en dat is zeer kwalijk.

Voor een uitgebreider overzicht van gebreken verwijs ik naar de websites van de Rechtspraak en het Advocatenblad.

Saillant detail is dat de Raad van State in januari 2014 al adviseerde om de vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht en de digitalisering los te koppelen.[2] Dit vond men bij de Rechtspraak toen niet nodig.

 

Wat verandert er?

De grote vraag is wat er nou precies gaat veranderen en voor wie. Dit komt niet duidelijk naar voren in de wollige brief van de Rechtspraak aan minister Dekker van Rechtsbescherming.

Mede op basis van het onderzoeksrapport is besloten dat “KEI wordt gereset”. De Rechtspraak had geen controle meer en om de controle terug te krijgen, wordt gestopt met het digitaliseren van de werkprocessen binnen de Rechtspraak. De reset moet leiden tot een nieuwe aanpak die inhoudt dat werkprocessen eerst worden verbeterd, vereenvoudigd en op elkaar worden afgestemd en pas daarna worden deze nieuwe werkprocessen gedigitaliseerd.

 

Advocaten en juristen

Voor advocaten en juristen verandert er vooralsnog weinig. Het digitaliseren van juridische procedures gaat op termijn wel door (processtukken uploaden via een portal en digitaal communiceren met de gerechten). Al is nog niet bekend in welk volgorde en wanneer dit gaat plaatsvinden.

Momenteel loopt er een pilot voor handelsvorderingen (vorderingen van meer dan € 25.000) bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Komende zomer wordt een besluit genomen over de landelijk invoering van het digitaal procederen in handelsvorderingen. De Rechtspraak verwacht dat dit uiteindelijk wel landelijk zal worden ingevoerd.

 

Burgers

Burgers konden zelf digitaal procederen bij de eKantonrechter, maar dat kan nu niet meer. Er was zeer weinig animo voor deze digitale procedure en het past ook niet in het voornemen om te vereenvoudigen. Lees voor meer informatie mijn blog de eKantonrechter vertrekt met stille trom.

 

Veel bedrijven

Het Programma KEI ontwikkelt zich langzamerhand in een drama met veel bedrijven en ik betwijfel dat dit het laatste bedrijf is. Komende zomer wordt besloten of het digitaal procederen in handelsvorderingen landelijk wordt ingevoerd en dan wordt duidelijk of een volgend bedrijf aan dit drama wordt toegevoegd. Kortom, wordt vervolgd.

 

UPDATE 14 april 2018: Minister Dekker heeft gereageerd op de brief van de Raad voor de Rechtspraak.

 

=====

[1] Brief van de Raad voor de Rechtspraak aan minister Dekker (Rechtsbescherming) d.d. 10 april 2018.

[2] Brief Raad van State d.d. 14 januari 2014.

 

Publicatie van uitspraken

De eKantonrechter vertrekt met stille trom

Wat is de eKantonrechter?

De eKantonrechter is een procedure bij de kantonrechter die – behalve de mondelinge behandeling – geheel digitaal verloopt. Het gaat om eenvoudige kantonzaken en de reden dat voor de kantonrechter is gekozen, is dat dan geen verplichte vertegenwoordiging door een advocaat nodig is. Een beperking van deze procedure is dat de comparitie plaatsvindt in Den Bosch of in Rotterdam.

Het is een verzoekschriftprocedure en dat betekent dat er geen dagvaarding hoeft te worden opgesteld en je bent dus geen kosten kwijt aan een deurwaarder. Partijen kunnen gezamenlijk een verzoek indienen om hun geschil te laten beslechten door de eKantonrechter. Hoe de procedure verloopt, lees je in mijn blog eKantonrechter: procederen met je DigiD.

 

De cijfers

Recent verstrekte de Rechtspraak gegevens over het aantal eKantonzaken dat is gevoerd sinds de invoering in 2014 (zie tabel).


Deze aantallen tonen aan dat dit project een mislukking is. De afgelopen jaren zijn er slechts 14 procedures gevoerd, waarvan 13 in 2014 en 2015, geen enkele in 2016 en slechts één in 2017. Bij de rechtbank Oost-Brabant is het helemaal knudde; daar zijn alleen in het eerste jaar (2014) zaken aangebracht bij de eKantonrechter en daarna niets meer. Bij de rechtbank Rotterdam is gemiddeld één zaak per jaar aangebracht. Al met al teleurstellende cijfers.

 

Over and out

Gezien de cijfers heeft de eKantonrechter geen bestaansrecht en in dit blog wilde ik bepleiten dat de Rechtspraak de eKantonrechter maar beter kan afschaffen.

Inmiddels ben ik ingehaald door de realiteit, want vandaag (10 april 2018) werd namelijk bekend dat de eKantonrechter per direct wordt beëindigd.[1] Dit lijkt me een verstandig besluit.

 

Update 11 april 2018: vandaag deelde de Rechtspraak mee dat het tegenvallende aantal zaken de reden is om te stoppen met de eKantonrechter.

 

Second opinionprocedure

De brief van de Rechtspraak zegt niets over de second opinion procedure van het gerechtshof Den Haag en ook de afdeling persvoorlichting kon me hierover niets vertellen. Recent betoogde ik dat die procedure niet levensvatbaar is en dat de Rechtspraak die procedure moet schrappen. Of dit ook gaat gebeuren, is nog niet bekend.

 

=====

[1] Brief van de Rechtspraak aan minister Dekker (Rechtsbescherming) d.d. 10 april 2018, p. 5.

 

 

Publicatie van uitspraken

De second opinion procedure: een update

De second opinion procedure startte in mei 2013 als pilot bij het gerechtshof Den Haag. Inmiddels is de pilot afgelopen en is het een vast onderdeel van het aanbod van het Haagse hof. Kort gezegd houdt deze procedure in dat het vonnis in eerste aanleg door het Haagse hof wordt herbeoordeeld op basis van de stukken in eerste aanleg.

 

Analyse in 2016

Vorig jaar analyseerde ik in een artikel voor het tijdschrift BER de second opinion procedure op zowel procesrechtelijk vlak als cijfermatig.[1] Mijn conclusie was dat het, vanuit procesrechtelijk oogpunt, een vreemde eend in de bijt is. De Rechtspraak faciliteert deze procedure, maar het is geen volwaardige procedure.

In eerste instantie hield de Rechtspraak opvallend genoeg geen cijfers bij over de second opinion procedure. De beschikbare cijfers zagen op de periode 2014-2016. In 2014 werden zes verzoeken tot toelating tot de second opinion procedure ingediend, in 2015 waren dat er vijf en in 2016 steeg het aantal verzoeken tot 12. Een stijging van maar liefst 240% ten opzichte van het voorgaande jaar.

De vraag is of de second opinion procedure deze groei kan vasthouden en dus alle reden voor een analyse van de second opinion procedure in 2017 en het eerste kwartaal van 2018.

 

2017

In  2017 is slechts vier maal toegang tot de procedure verzocht en in alle vier de gevallen is toegang verleend. Dit is een afname van 66,7% ten opzicht van 2016. Daarmee ligt het aantal aanvragen tot toelating weer op het niveau van 2014.

Desgevraagd deelde het gerechtshof Den Haag mee dat in de vier in 2017 toegelaten zaken in drie gevallen een eindarrest en in één zaak is op 3 oktober 2017 een tussenarrest is gewezen. Twee uitspraken zijn gepubliceerd: één eindarrest[2] en het tussenarrest.[3]

In het tussenarrest wordt afgeweken van de regel dat de zaak moet worden verwezen naar de reguliere appelprocedure, als er behoefte is aan nader feitenonderzoek, nadere inlichtingen of verder partijdebat.[4] In plaats van de zaak te verwijzen, gelast het gerechtshof dat de betrokken werknemer alsnog gehoord wordt als getuige. Het Haagse hof weigerde in 2016 om twee zaken door te verwijzen naar de reguliere procedure; kennelijk deed men de zaak liever zelf af.[5] Dit is geen goede ontwikkeling. Het is zowel strijdig met de grondgedachte van de second opinion procedure, namelijk enkel en alleen het beoordelen van het procesdossier in eerste aanleg. Daarnaast doorkruist het gerechtshof eenzijdig de door partijen gemaakte contractuele afspraak dat enkel het procesdossier in eerste aanleg zal worden beoordeeld.

 

2018

Op 6 maart 2018 is een arrest gepubliceerd op rechtspraak.nl. In die kwestie was op 9 januari 2018 toegang verzocht tot de second opinion procedure en het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd. Daarnaast was er, volgens het gerechtshof Den Haag, op 20 maart 2018 nog één aanvraag tot toelating tot de second opinion procedure in behandeling.

 

Oorzaken

De explosieve stijging in 2016 – 12 verzoeken tot toelating – lijkt een incident te zijn geweest. In 2017 werden immers maar vier aanvragen ingediend. Dit is het laagste aantal sinds 2014. In het eerste kwartaal van 2018 waren er twee verzoeken tot toelating.

Naar de oorzaak van de aanzienlijke daling in 2017 is het gissen. Opvallend is wel dat in alle zaken uit 2016, 2017 en 2018 die op rechtspraak.nl zijn gepubliceerd, het initiatief niet bij partijen (of hun advocaten) lag. Het initiatief lag bij de raadsheren; zij stelden telkens voor om de procedure te verwijzen naar de second opinion procedure. Het kan zijn dat een aantal raadsheren die pro second opinion procedure zijn, zijn vertrokken bij het gerechtshof Den Haag. Het zou ook kunnen dat het aantal zaken waarin het gerechtshof Den Haag oppert om te over te stappen naar de second opinion procedure ongeveer gelijk is gebleven, maar dat procespartijen de voorkeur geven aan de reguliere appelprocedure.

Uiteraard heb ik het gerechtshof Den Haag gevraagd naar de oorzaak van de daling in 2017. Mocht ik antwoord krijgen op die vraag, dan laat ik het jullie uiteraard weten.

 

Toekomst?

Partijen zelf hebben de afgelopen vijf jaar, voor zover bekend, nog nooit om toelating tot de second opinion procedure verzocht. Het was steeds het gerechtshof die het initiatief nam. Daarbij komt dat in drie van de 16 gepubliceerde zaken (18,75%) in 2016 en 2017 ten onrechte niet is doorverwezen naar de reguliere appelprocedure. Het aantal geschikte zaken ligt dus lager dan het aantal toelatingen tot de second opinion procedure.

Mocht 2018 geen (grote) stijging laten zien van het aantal verzoeken tot toelating, dan zou de Rechtspraak serieus moeten overwegen om de second opinion procedure te schrappen.

 

=====

[1] J.M. VeldhuisDe second opinion procedure: een analyse, BER 2017, afl. 3, p. 24-29.

[2] Hof Den Haag 28 november 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3268.

[3] Hof Den Haag 3 oktober 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2744.

[4] Considerans, artikel 2.7 en artikel 3.6 Second opinion reglement.

[5] Hof Den Haag 16 februari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:263 en Hof Den Haag 25 oktober 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3102. Deze arresten bespreek ik in mijn artikel in het tijdschrift BER.

Enig benul

[Column] Het jaar 2018: verwacht er niet teveel van

2017 was een veelbewogen jaar. Ten eerste vanwege de noodzakelijke naamswijziging van Ministerie van Veiligheid en Justitie in Ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarnaast bleek dat Fred Teeven toch mensen bij elkaar kan brengen en dat tegenwoordig volop doet.[1] Vlak voor het einde van het jaar bleek dat Peter R. de Vries de advocatuur is ingestapt. Weliswaar niet als advocaat, maar toch.[2] En 2018? Dat zou wel eens een teleurstelling kunnen worden op twee belangrijke onderdelen.

Download column

KEI

Van belang was de start per 1 september 2017 van het verplicht digitaal procederen in vorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging (fase civiel 1.0) bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. Inmiddels heb ik ook een oproepingsbericht met procesinleiding mogen opstellen (artikel 113 Rv nieuw). De opzet voelt onlogisch en onnatuurlijk aan. Het uploaden van stukken daarentegen is een vooruitgang ten opzichte van het toesturen van de originele dagvaarding en een kopie daarvan, vergezeld met een B-formulier dat je online invult en vervolgens uitprint. Wel is het onnodige werkverschaffing dat elke productie apart moet worden gescand en geüpload.

Half december berichtte het Advocatenblad dat de fase civiel 1.0 per 1 april 2018 landelijk zou worden ingevoerd[3], maar inmiddels doen hardnekkige geruchten de ronde dat de landelijke invoering met maar liefst een jaar is vertraagd. De achterstanden bij de gerechten zullen niet snel kleiner worden, aangezien het nodige ondersteunende personeel al is ontslagen c.q. herplaatst in verband met de invoering van KEI.[4] Wel is verdere uitdunning van het personeelsbestand stopgezet als gevolg van de vertraging in de implementatie.[5]

De bouw van het IT-systeem voor de volgende fases van KEI (civiel 2.0 t/m civiel 5.0) wordt waarschijnlijk op een andere manier aangepakt. Dit om de ellenlange vertragingen van civiel 1.0 te voorkomen.[6]

Modernisering beslagverboden

In mijn vorige column riep ik op om het Voorontwerp van de Wet modernisering beslagverbod roerende zaken nieuw leven in te blazen. Het is te gek voor woorden dat schuldenaren worden beschermd door een regeling uit 1838, terwijl men het erover eens is dat deze regeling niet voldoet aan de maatstaven die de huidige maatschappij stelt aan een menswaardig bestaansminimum.[7], [8]

Jasper van Dijk (SP) stelde Kamervragen over dit onderwerp en deze zijn inmiddels beantwoord.[9] De reden dat er tot op heden nog steeds geen actie is ondernomen, is dat uit de reacties op de internetconsultatie bleek dat er verschillend wordt gedacht over de uitwerking van het voorstel. Ja, u leest het goed. Niet iedereen die reageerde zat op één lijn. Kennelijk is dan het beleid om een voorstel weg te stoppen in een la op het ministerie. Dat mensen door de verouderde regeling onder het een menswaardig bestaansminimum komen, is dan kennelijk toch niet van belang.

Verder zou in 2015 en 2016 bij de inzet van de beschikbare wetgevingscapaciteit prioriteit zijn gegeven aan de totstandkoming van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Dat in 2017 niets is gebeurd, zou te maken hebben met de kabinetsformatie. Dit overtuigt niet. Het was bijvoorbeeld wel mogelijk om een uitgebreid advies over de modernisering van het burgerlijk bewijsrecht op te tuigen. Als de politieke wil er echt zou zijn, dan waren er de afgelopen drie jaar echt wel stappen gemaakt.

Het streven is om dit jaar een wetsvoorstel over een ‘brede herziening’ van het beslag- en executierecht ter consultatie te starten. Of de modernisering van de beslagverboden roerende zaken hiervan onderdeel gaan uitmaken, wordt momenteel bezien.[10] Het is dus nog maar zeer de vraag of een wetsvoorstel modernisering beslagverboden roerende zaken in 2018 het levenslicht zal zien.

Kortom, verwacht niet teveel van 2018.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, Het jaar 2018: verwacht er niet teveel van, BER 2018-1, p. 31-32.

Download column

=====

[1] ‘Fred Teeven nog steeds bestuurder, maar nu op de bus’, NOS.nl 24 november 2017.

[2] ‘Peter R. de Vries begint advocatenkantoor’, Advocatenblad.nl 20 december 2017.

[3] ‘Landelijk digitaal procederen vanaf 1 april’, Advocatenblad.nl 13 december 2017.

[4] Kamerstukken II 2016/17, 29279, nr. 383 en Kamerstukken II 2017/18, 34775 VI, 17, p. 118.

[5] Kamerstukken II 2017/18, 34775 VI, 17, p. 123.

[6] Kamerstukken II 2017/18, 34775 VI, 17, p. 37 en 117.

[7] J.M. Veldhuis, ‘Modernisering beslagverboden: een utopie?’, BER 2017-5, p. 33-34.

[8] Memorie van toelichting bij het voorontwerp van Wet modernisering beslagverboden roerende zaken d.d. 16 december 2014, p. 2.

[9] Aanhangsel Handelingen II 2017/18, 604.

[10] Idem.

De advocaat wordt op zijn woord geloofd

BREKEND! Invoering KEI op de lange baan geschoven!

De geruchten over KEI deden al langer de ronde, maar vandaag maakte de Rechtspraak (intern) bekend dat de landelijke invoering van KEI voorlopig op de lange baan wordt geschoven. Deze tijd wordt gebruikt “om de aanpak van de digitalisering tegen het licht te houden”.

Het blijkt allemaal complexer te zijn dan voorzien en de vertraging zal ook weer meer kosten met zich meebrengen en de verwachte besparingen zullen logischerwijs pas later gerealiseerd worden. Onduidelijk is wat de gevolgen zijn voor het personeel dat in het traject zit waarin ze wordt begeleid naar ander werk.

De pilotfase civiel 1.0 (vorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging) startte op 1 september jl. bij twee rechtbanken. De landelijke uitrol hiervan zal op z’n vroegst eind 2018 plaatsvinden, maar dit is afhankelijk van de resultaten van de evaluatie van de pilotfase civiel 1.0.

UPDATE 13.30 UUR

De Rechtspraak heeft inmiddels ook een bericht geplaatst over de vertraging en heeft bij vervroeging de voortgangsrapportage openbaar gemaakt.

Publicatie van uitspraken

Griffierechten 2018: wat kost de toegang tot de rechter?

De griffierechten in burgerlijke zaken worden jaarlijks geïndexeerd. De indexatie is gekoppeld aan de consumentenprijsindex en deze is in de periode 31 juli 2016 tot en met 31 juli 2017 gestegen met 1,34%. Dit betekent dat de griffierechten per 1 januari 2018 zullen stijgen.

De hoogte van het te betalen griffierecht is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de aard van de zaak, de hoogte van de vordering en of je als natuurlijke persoon of als bedrijf procedeert.

Overzicht griffierechten 2018

Hieronder een overzicht van de griffierechten voor burgerlijke zaken per 1 januari 2018:

Downloaden (PDF, Onbekend)

bron: Staatscourant 12 december 2017, nr. 71078.
Overgangsrecht

Niet iedereen is per 1 januari 2018 de nieuwe griffierechten verschuldigd. In de hierna te bespreken gevallen ben je de lagere tarieven van 2017 verschuldigd.

Alle procedures

Voor eisers en verzoekers die het griffierecht voor 1 januari 2018 verschuldigd zijn geworden.

Dagvaardingsprocedure

In dagvaardingsprocedures is het tarief van 2017 verschuldigd als (i) de dagvaarding is betekend in 2017 en (ii) als in de dagvaarding een rechtsgeldige mededeling als bedoeld in artikel 111 lid 2 sub k Rv is gedaan. Dit geldt voor procedures in eerste aanleg en voor procedures in hoger beroep.

Verzoekschriftprocedure

In verzoekschriftprocedures is bepalend de dag waarop waarop de rechtbank de oproeping aan de belanghebbende heeft gedateerd en het verzoekschrift moet een rechtsgeldige mededeling als bedoeld in artikel 276 lid 2 Rv bevatten. Ligt deze datum voor 1 januari 2018 dan gelden de oude tarieven;

Vorderingsprocedure onder KEI

In de vorderingsprocedure van het Programma KEI moet een onderscheid worden gemaakt aan de hand van de manier waarop de verweerder is opgeroepen.

Is begonnen met de indiening van een procesinleiding bij de rechtbank (art. 111 Rv nieuw), dan zal de griffier een oproepingsbericht opstellen en de datum van het oproepingsbericht is bepalend.

Wordt gekozen voor het zelf opstellen van de procesinleiding met oproepingsbericht en worden deze vervolgens direct betekend aan de verweerder (art. 112 Rv nieuw), dan is de datum van betekening beslissend.

In beide gevallen gelden de oude tarieven als de bedoelde datum ligt vóór 1 januari 2018. Zo niet, dan gelden de nieuwe tarieven.

Publicatie van uitspraken

Algemene voorwaarden opvragen voortaan gratis!

In een eerder blog constateerde ik dat er bij de elf Nederlandse rechtbanken geen eenduidig tarief wordt gehanteerd en ook blijkt er geen eenduidige handelwijze te zijn.

Het lijkt me veel praktischer en handiger om één uniforme landelijke regeling te hebben over het opvragen van algemene voorwaarden bij de Nederlandse rechtbanken.

Dit legde ik voor aan de Rechtspraak en het het landelijk overleg van civiele en kantonrechters (het LOVCK&T (=toezicht)) achtte dit ook ongewenst en er is besloten om de kosten voor het opvragen van de algemene voorwaarden landelijk vast te stellen op nihil. Op Rechtspraak.nl is dit ook al aangepast.

Het is mooi dat het opvragen gratis wordt bij alle rechtbanken. Rest nog de te volgen procedure om algemene voorwaarden op te vragen. Op dit moment is nog onduidelijk is of de Rechtspraak de aanvraagprocedure ook gaat uniformeren. Wordt vervolgd…

Verkorte procedure bij rechtbank Amsterdam

Virtueel rondneuzen bij de Rechtspraak

Sinds vandaag is het mogelijk om digitaal rond te neuzen in rechtbanken, gerechtshoven, de Centrale Raad van beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven.

De zittingszalen zijn niet te bezichtigen, maar de ontvangsthal en wachtruimtes wel. Op verschillende locaties staat een informatiebalkje waar je op kan klikken voor meer informatie (zie foto hieronder). Op deze manier kunnen bezoekers van de gerechtsgebouwen en paleizen van justitie zich alvast oriënteren.

Hierdoor kan men zich beter voorbereiden op wat toch vaak een spannende dag is, aldus de Rechtspraak. Daarnaast is het natuurlijk ook leuk om eens rond te kijken bij het moderne gerechtshof Amsterdam of het klassieke paleis van justitie in Leeuwarden.

rechtbank koffie rechtspraak

Foto: in het gerechtsgebouw te Utrecht zijn de koffie en thee uit de koffieautomaat gratis.

 

Omdat de website van de Rechtspraak niet de meest gebruiksvriendelijke website is, hieronder een overzicht van de gebouwen waar je digitaal kan rondkijken.

 

 

 

 

Dit zijn niet alle gebouwen. De gerechtsgebouwen in Gouda en Leiden (beiden rechtbank Den Haag), Apeldoorn en Nijmegen (beiden rechtbank Gelderland) en Enschede (rechtbank Overijssel) kunnen niet virtueel worden bezocht. Het ligt ook niet in planning dat dit alsnog gaat gebeuren. De reden hiervan is dat deze locaties maar weinig bezoekers kennen.

%d bloggers liken dit: